Ga direct naar inhoud
Profielen | Profielen translated
25 april 2024

Zwart logo Profielen

Onafhankelijk nieuws van de Hogeschool Rotterdam

Illustratie van docent die met studenten een berg klimt

‘Het is niet waar dat ‘betere’ studenten er op eigen kracht wel komen’

Gepubliceerd: 6 September 2016 • Leestijd: 5 minuten en 9 seconden • Longread

Een (honours)student ontwikkelt zich het meest als een docent zich ook ontwikkelt. De docent is de meest bepalende factor voor de kwaliteit van het onderwijs. Dat blijkt uit promotieonderzoek van HR-docent en onderwijskundige Josephine Lappia.

Rond 2010 lieten inspectieonderzoeken naar de kwaliteit van hoger onderwijs steeds vaker zien dat hbo-studenten zich ‘onvoldoende uitgedaagd’ voelden. Het was in die tijd dat Balkenende ‘de zesjescultuur’ op de agenda zette. Hij vond dat we af moesten van de mentaliteit van de middelmatigheid, Nederland moest ‘de beste willen zijn’. In dit klimaat gingen elf hogescholen, ook de HR, onderwijs optuigen voor een groep studenten die een stapje extra wilde zetten, het zogenaamde honoursonderwijs.

Josephine Lappia was daar vanaf het prille begin bij betrokken. Zij is arbeids- en organisatiepsycholoog en onderwijskundige en maakt deel uit van het honoursprogrammateam. Daarnaast is zij parttime docent praktijkonderzoek aan het instituut voor Lerarenopleidingen.

‘We wisten voor wie we dit onderwijs wilden ontwikkelen: voor studenten zonder studieachterstand. Want als je in het middelmatige onderwijssysteem zoals wij dat hebben geen studievertraging had opgelopen, dan was de kans groot dat we een groep te pakken hadden die er een tandje bij wilde en kon zetten.’

‘Vanaf de bovenkant kan je het niveau van het hele onderwijs omhoogtrekken.’

Lappia en haar collega’s wisten ook al snel hoe dit type onderwijs eruit moest gaan zien: uitdagende complexe opdrachten die geworteld waren in de praktijk en door studenten van verschillende opleidingen (multidisciplinair dus) zouden worden uitgevoerd. Ze was geïnspireerd geraakt door mooie verhalen in de krant over ‘lerend bouwen’. Verkrotte woningen waren er in overvloed en om verkoopbare wijken te maken mochten studenten van verschillende opleidingen daar een bijdrage aan leveren. De vraag uit de praktijk was leidend en daarmee werd het studenten snel duidelijk waarom je ook theorie nodig hebt. Dit onderwijsmodel stimuleerde ook de studenten die niet zo gemotiveerd met hun studie bezig waren. Ze gingen overnachten in een wijk om die beter te leren kennen bijvoorbeeld; ook zij gingen dus een stapje harder lopen. ‘Ik vond dit een sterk en krachtig model. Maar ik realiseerde me ook: Ga daar maar aanstaan als docent. Ik was onderwijsadviseur en zou daarbij moeten ondersteunen maar ik had geen idee hoe dat dan moest.’

Onderzoek naar onderwijs op de HR

Over de leeropbrengsten van het hbo-onderwijs was in die tijd sowieso nog weinig bekend. Vanaf 2001 – de tijd dat het hbo lectoraten kreeg – veranderde dat wel, maar toen richtte de kennis die daar ontwikkeld werd zich vooral op het mbo en voortgezet onderwijs (bijvoorbeeld in het lectoraat Versterking Beroepsonderwijs) en niet op het eigen hbo-onderwijs.

Lappia besloot zelf in dit hbo-gat te stappen en ging promotieonderzoek doen naar onderwijs dat de hogeschool aanbood. Haar onderzoek richtte zich op het honoursonderwijs, meer specifiek op de rol van de docent daarin. En nog specifieker: op de samenhang tussen het trainen van docenten en de ontwikkeling van studenten.

Tijd en team

Als we multidisciplinair onderwijs willen aanbieden dat geworteld is in de praktijk, excellent onderwijs, hoe kan je docenten daarbij dan concreet ondersteunen? Dat was de vraag die Lappia zichzelf stelde. Een van de antwoorden was: docenten meer tijd geven.

‘Wij belonen en bekostigen docenten grotendeels voor het uitvoeren van onderwijs, terwijl het bij complexe nieuwe dingen wel heel handig is om vóóraf langer na te denken.’

Ooit studeerde Lappia een jaar theaterwetenschappen. Daar leerde ze dat acteurs maar tien procent van hun tijd bezig zijn met optreden. Negentig procent zit in de voorbereiding. ‘Daar kan het honoursonderwijs wel wat van leren, ja.’ Meer tijd om na te denken over een aantrekkelijk curriculum, de opdrachten die je wilt geven, de manier waarop je (erg) gemotiveerde studenten uitdaagt en de rol van de docent als begeleider maakt het onderwijs beter, is de overtuiging van Lappia.

Een honoursdocent moet niet alleen excellent honoursonderwijs ontwerpen, individuele studenten begeleiden en uiteindelijk kunnen onderzoeken of de beoogde leeropbrengsten zijn gerealiseerd, maar ook groepsprocessen managen, samenwerken met partijen buiten de hogeschool en het een en ander afweten van het onderwijs dat bij andere instituten wordt aangeboden.

‘Om samenhang in het honoursonderwijs te bereiken, propageren wij teamteaching. Een voorbeeld hiervan is het honourskeuzevak voor studenten in jaar 1 en 2 dat dit collegejaar voor het eerst wordt aangeboden. Projectleiders van verschillende instituten hebben hiervoor de handen ineengeslagen.’ Een doorlopende leerlijn voor honoursonderwijs is er overigens nog niet. ‘Dat is een concrete uitdaging voor de nabije toekomst.’

Docent moet zich blijven ontwikkelen

Inmiddels weten we dat een student niet alleen tot het honoursniveau komt door intrinsieke motivatie, zegt Lappia. ‘Studenten die excellente prestaties leveren, hebben een uitdagende leeromgeving nodig en daar moet een docent heel veel voor doen. Het is niet waar dat de ‘betere’ studenten er op eigen kracht wel komen.’ Uit haar onderzoek blijkt dat excellente studenten gebaat zijn bij docenten die zich blijven ontwikkelen. Dit blijkt ook uit ander onderzoek, van Van Veen en Van der Lans: Leerlingen die excellent presteren, zijn gevoeliger voor de beheersing door de docent van vakinhoud, vakdidactiek en omgang met leerlingen. Zij stellen aan deze docentvaardigheden hogere eisen dan leerlingen die minder hoog presteren (Omgaan met excellente leerlingen in reguliere klassen. 2011).

‘Docenten hebben meer tijd nodig om hun onderwijs voor te bereiden.’

Tijdens het onderzoek van Lappia volgde een deel van de honoursdocenten een intern, en een ander deel een extern professionaliseringstraject gericht op honoursonderwijs. Een derde groep nam geen deel aan professionalisering. Het onderzoek van Lappia toont aan dat zowel de interne als de externe vorm van professionalisering significant bijdragen aan de competentieontwikkeling van studenten. Docenten die intern waren geprofessionaliseerd gaven het ‘vernieuwingsgericht kunnen werken’ en ‘interactief leervermogen’ van studenten een boost. Docenten die extern waren geprofessionaliseerd hadden een positieve invloed op het ‘vraaggericht kunnen werken’ en ‘kenniscreatie’ van studenten. Docenten die niet deelnamen aan professionaliseringsactiviteiten, bleken geen enkel effect te hebben op deze vormen van competentieontwikkeling van studenten.

Lappia: ‘Dat was voor de hogeschool aanleiding om het aanbod aan opleidingen en cursussen voor honoursdocenten uit te breiden en te professionaliseren. Op de HR Academie zijn er nu wel tien cursussen die je als docent kunt volgen. De assessorentraining is de belangrijkste voor de beginnende honoursdocent.’

Meer aandacht voor het individu

Meer tijd voor docenten, een teaminspanning om honoursonderwijs vorm te geven en de professionalisering van docenten zijn noodzakelijke voorwaarden voor goed honoursonderwijs. Lappia voegt er nog twee aan toe: de instelling heeft een stabiele beleids- en managementomgeving nodig en er moet meer maatwerk komen. ‘Ik vraag me oprecht af: Waarom wordt studieloopbaancoaching bij bijna alle opleidingen in groepsverband gegeven? Hoe leer je je studenten dan kennen? Hoe weet je wat zij nodig hebben?’

‘Waarom wordt studieloopbaancoaching bij bijna alle opleidingen in groepsverband gegeven?’

Lappia zou zelfs zo ver willen gaan dat de hogeschool 34.000 opleidingsprogramma’s gaat aanbieden. ‘In de ideale wereld zouden wij een aantal studiepaden bedenken en aanbieden. Ik verwacht dat de helft van de studenten zo’n pad waarschijnlijk braaf gaat volgen. De andere helft geef je maximale vrijheid om zijn eigen programma samen te stellen. Dat zorgt ervoor dat het onderwijsmodel achter het honoursonderwijs van marge naar mainstream kan gaan. Op die manier kan je het hele onderwijs vanaf de bovenkant omhoogtrekken. Dát zal onze hogeschool aan de top brengen.’

Tekst: Dorine van Namen
Illustratie:  Jarek van Dalsen

Lappia, J.H. (2015). Intelligent interveniëren. Docentprofessionalisering voor honoursonderwijs (proefschrift Universiteit Twente). Rotterdam: Hogeschool Rotterdam Uitgeverij.

In 2010 begonnen 150 studenten met een van de dertien I-labs (nu minoren+), 119 maakten het af. Daar waren 41 docenten en dertien lectoren bij betrokken. (bron: Profielen)Op dit moment nemen ongeveer 2.100 studenten, 150 docenten en 22 lectoren deel aan onderdelen van het excellentieprogramma. 80 van hen zijn assessor van de honours degree.

In 2015 behaalden 120 studenten een honours degree.

(Bron: Van den Assum & Veenema (2016). De Staat van HR vanaf 2010, p. 14-15.)

Reacties

Laat een reactie achter

One Response to ‘Het is niet waar dat ‘betere’ studenten er op eigen kracht wel komen’

  1. Een aantal goeie punten waar weliswaar veel eerder onderzoek naar gedaan is (al spitst Lappia’s onderzoek zich meer op het honoursonderwijs op hbo-instellingen). Neem bijvoorbeeld het metafoor van Roland Barth (2000) in ‘Learning by Heart’, “the oxygen mask of learning”. Hij stelt dat de docent in de eerste plaats iemand moet zijn die goed kan leren en zich ontwikkelt, voordat de student überhaupt iets kan leren (hence the oxygen mask). En zo is het.

    Meer uren krijgen om lessen voor te bereiden of te ontwikkelen is inderdaad wenselijk en ook moeilijk te realiseren. Goed onderwijs vergt nu eenmaal veel tijd (en dus veel geld). Daartoe heeft de hogeschool ook meer docenten aangenomen, al vraag ik mij nog steeds af waarom ik me dan zo verdomd uitgeput voel na elke werkdag (terwijl er op andere instituten full-time ‘docenten’ zijn die alleen SLB-gesprekken voeren met één klas). En by the way, Als je kijkt naar de ptd’s van meeste collega’s is een opslagfactor van 2,0 meer uitzondering dan regel, terwijl dat juist één van de belangrijkste factoren is ten aanzien van het leereffect op de student.

    Over individuele lesprogramma’s is eveneens veel over geschreven, zie bijvoorbeeld “Learning for the Future” (Gabriel Rshaid). Dat klinkt natuurlijk fantastisch, maar is (volgens mij) nog nergens op grote schaal ingevoerd. Je hoeft trouwens niet per se een geïndividualiseerd lesprogramma in te voeren om een goede opleiding te zijn. Zoals dhr. Bormans al heeft aangegeven is het de docent die het verschil maakt. Als je als opleiding verstard bent, d.w.z. dat een opleiding al jaren niks nieuws heeft gedaan of ontwikkeld, dan zie je dat ook terug in de leerresultaten. “Hoe ziet kwaliteit in de klas er nou uit, en wat doen we eraan?” Die vraag moet eigenlijk elke opleiding en docent in zijn achterhoofd houden.

    Het veranderproces op scholen duurt lang, is moeizaam en vaak pijnlijk. Tegelijkertijd is het zien van resultaten een van de meest belonende ervaringen die je kan meemaken.

Spelregels

De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.

  1. Comments worden door de redactie gemodereerd. 's Avonds en in het weekend gebeurt dat niet standaard, en kan het dus langer duren voor je opmerking online komt.
  2. Houd het netjes, beschaafd, vriendelijk en respectvol. Niet vloeken of schelden.
  3. Dwaal niet af van het onderwerp (blijf ‘on topic’).
  4. Wees kort, duidelijk en maak een punt.
  5. Gebruik argumenten, geen uitroepen.
  6. Geen commerciële boodschappen.
  7. Niet op de persoon spelen.
  8. Niet discrimineren, aanzetten tot haat of oproepen tot geweld (ook niet voor de grap).
  9. Van bezoekers die een reactie achterlaten op de site wordt automatisch het IP-adres opgeslagen.
  10. De redactie geeft reacties die dreigende taal bevatten door aan de veiligheidscoördinator van de Hogeschool Rotterdam.

Lees hier alle details over onze spelregels.

Back to Top