Ga direct naar inhoud
Profielen | Profielen translated
20 april 2024

Zwart logo Profielen

Onafhankelijk nieuws van de Hogeschool Rotterdam

Creatieve ondernemers boost voor de wijk?

Gepubliceerd: 23 February 2017 • Leestijd: 4 minuten en 16 seconden • Longread Dit artikel is meer dan een jaar oud.

Creatieve ondernemers aantrekken om achterstandswijken een economische boost te geven. Werkt dat? Nauwelijks, concludeert hoofddocent Jeannette Nijkamp. Zij promoveerde op dit onderwerp.

Illustratie van het woord Boost

In 2005 werd het gebied rondom de Tarwewijk op Zuid aangewezen als de eerste ‘kansenzone’ van Rotterdam. Doel was de oude stadswijken te herstructureren door het aanpakken van probleempanden en het stimuleren van ondernemerschap. Dat laatste gebeurde bijvoorbeeld in de Maassilo en in Freehouse, allebei gelegen in de Afrikaanderwijk. De Maassilo is een oude graansilo uit 1910 bij Maashaven. Daarin werd in 2008 de Creative Factory gevestigd, een verzamelpand voor zo’n zeventig creatieve ondernemers in muziek, evenementen, mode, ontwerp, media en business services. De projecten die Freehouse in datzelfde jaar opstartte – de markt van morgen, het wijkatelier en de wijkkeuken – brachten kunstenaars, ondernemers en lokale bewoners met creatieve talenten bij elkaar.

Beide initiatieven hadden als doel om een bijdrage te leveren aan de economische ontwikkeling van de wijk. Is dat gelukt?

‘Nee, dat is heel moeilijk gebleken. De meeste ondernemers in de Creative Factory hadden nauwelijks personeel in dienst. Ook bleken ze geen andere bedrijven naar de omgeving van de Creative Factory te trekken. Hun aanwezigheid heeft dus geen banen opgeleverd in de wijk. Verder is de Creative Factory een gesloten gebouw met weinig interactie met de buurt: de klanten van de ondernemers wonen er niet, de ondernemers zelf ook niet en op een enkeling na gingen die er ook niet wonen. Na het werk gingen ze rechtstreeks door naar Noord of ergens anders naartoe. Er waren rond de Factory geen uitgaansgelegenheden die de ondernemers aantrekkelijk vonden, hooguit bezochten ze de plaatselijke supermarkt. De ondernemers zorgden dus ook niet voor meer levendigheid in de wijk.

‘Ook voor Freehouse was het lastig om banen te genereren. Zeker in de wijkkeuken kwamen er wel opdrachten, maar voor een vaste baan of een bestaan als zzp’er was er daarin voor de wijkbewoners te weinig continuïteit. Degenen die in de wijkkeuken en het wijkatelier werkten, kregen een vrijwilligersvergoeding. Dat waren meestal vrouwen met een bijstandsuitkering. Het was wel mogelijk om hen te betalen als zzp’er, maar op het moment dat ze ondernemer zouden worden, zouden ze hun uitkering en eventuele toeslagen kwijtraken. Dat was een te groot risico, zeker voor vrouwen met kinderen of gezondheidsproblemen. Freehouse is wel met de gemeente in gesprek geweest over een aanvullende uitkering, maar het is niet gelukt dit te regelen. Er zijn gemeentes die flexibeler omgaan met de regelgeving en bereid zijn de verplichtingen uit de Participatiewet – de sollicitatieplicht, de tegenprestaties en het verplicht volgen van een re-integratietraject – te versoepelen, maar in Rotterdam was die bereidheid er niet. Overigens heeft Freehouse, in tegenstelling tot de Creative Factory, wel sociale effecten voor de direct betrokken wijkbewoners gehad.’

Lukt het in andere steden wel, om door middel van creatief ondernemerschap een wijk economisch op te tillen?

‘Uit mijn onderzoek blijkt dat het wijkniveau niet het goede schaalniveau is, want de meeste ondernemers hebben een afzetgebied buiten de wijk, soms zelfs landelijk. Je moet de effecten minimaal op het niveau van de stad bekijken, maar ook op dat niveau is Rotterdam geen succesverhaal. Op plaatsen waar nog geen creatief ondernemerschap is een verzamelgebouw neerzetten zonder aansluiting bij de wijk, dat werkt niet. Het effect is groter in een stad als Amsterdam, waar van oudsher al veel creatieve ondernemers en kunstenaars wonen en werken. En het meest succesvol is Londen. De Chocolate Factory in Londen (een verzamelplaats van creatieve ondernemers, red.) heeft substantieel bijgedragen aan de sociaaleconomische ontwikkeling van wijkbewoners.’

 Waarom werkt het daar wel? Kunnen we daar in Nederland wat van leren?

‘De Chocolate Factory biedt structureel opleidingen en stageplaatsen aan voor bewoners uit de omringende achterstandswijken. Dat draagt op een duurzame manier bij aan hun ontwikkeling. Bovendien is het belangrijk dat een initiatief aansluit bij de belangstelling uit de wijk en dat is bij de Chocolate Factory ook het geval. Als je dat ondersteunt met training en stage, dan is het effect het grootst.’

De Hogeschool Rotterdam en het Albeda College waren partners van de Creative Factory. Zij waren toch ook bezig met stageplaatsen?

‘Klopt. De hogeschool was zeker bezig met stageplaatsen en projecten, maar richtte zich niet specifiek op studenten uit Zuid. Het waren vooral studenten uit Noord en van buiten Rotterdam die hiervan profiteerden. Het Albeda College koos wel stagiairs uit de buurt, vooral voor de receptie. Dat waren leerlingen die moeilijk aan een stageplaats konden komen. Dit had wel impact op de wijkbewoners, omdat het hun kansen op de arbeidsmarkt vergrootte.’

Waarom heeft de hogeschool zich uit de Creative Factory teruggetrokken?

‘Vier organisaties sponsorden de Creative Factory financieel: de Hogeschool Rotterdam, woningcorporatie Vestia, Rabobank en Pact op Zuid, maar hun betrokkenheid veranderde door economische en politieke ontwikkelingen. De gemeente, en daarmee ook Pact op Zuid, bezuinigde vanwege de economische crisis en kreeg andere prioriteiten. Woningcorporaties werden na allerlei schandalen gedwongen zich meer op hun kerntaken te richten, banken werden door de financiële crisis terughoudender bij het doen van maatschappelijke investeringen en er was een koerswijziging bij de Hogeschool Rotterdam, waardoor deze zich meer ging richten op kwaliteitsverbetering van het onderwijs dan op verbinding met de stad Rotterdam.’

Zonder de focus op het onderwijs te verliezen, wat kan de hogeschool doen om bij te dragen aan de ontwikkeling van achterstandswijken?

‘Ik denk dat het goed zou zijn om de opleidingsoverstijgende minoren+ meer leven in te blazen. Maatschappelijke vraagstukken aanpakken vereist samenwerking tussen verschillende opleidingen, maar in de praktijk blijft dit onderwijs in de marge. Eén opleiding is eigenaar van een minor+ en daar gaan de financiën naartoe. Er is niet veel bereidheid bij onderwijsmanagers en directeuren om een minor+ of zelfs een keuzevak met een aantal opleidingen op te zetten of een docent uit te lenen. Zij willen liever dat studenten minoren van het eigen instituut volgen, omdat het geld oplevert. Het gaat gewoon over geld.

‘Maar er zijn ook succesverhalen. Zo leveren studenten van de hogeschool op dit moment via de projecten Mentoren op Zuid en Nieuw in 010 een bijdrage aan het coachen en begeleiden van respectievelijk scholieren en zwangere vrouwen op Zuid. Dat werkt goed voor de studenten én voor de wijkbewoners.’

Tekst: Dorine van Namen

 

Jeannette Nijkamp studeerde sociologie en informatica. Zij werkt als hoofddocent voor de kenniscentra Creating 010 en Zorginnovatie van Hogeschool Rotterdam. Haar onderzoeks- en onderwijsactiviteiten zijn vooral gericht op het stimuleren van samenwerking tussen de creatieve industrie en de zorg- en welzijnssector.
Dit artikel wordt je aangeboden door Profielen, het nieuwsmedium van de Hogeschool Rotterdam. Like what you see? Like ons dan op Facebook en blijf via je eigen tijdlijn op de hoogte van het laatste nieuws. Liever een nieuwsbrief? Meld je hier aan voor een wekelijkse update.

Recente artikelen

Reacties

Laat een reactie achter

2 Responses to Creatieve ondernemers boost voor de wijk?

  1. Mooi artikel !!
    met als een van de vragen:
    Zonder de focus op het onderwijs te verliezen, wat kan de hogeschool doen om bij te dragen aan de ontwikkeling van achterstandswijken?

    Vanuit ander perspectief: Wat biedt de praktijk ons prachtige kansen om actueel, toekomstgericht en inspirerend onderwijs te kunnen realiseren door met studenten, docenten en onderzoekers van verschillende opleidingen en Kenniscentra te werken aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van achterstandswijken en vele andere ingewikkelde praktijkvraagstukken? Is dit niet juist focus op beroepsonderwijs?

  2. Hogeschool Rotterdam zoekt met het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie (EMI) aansluiting bij maatschappelijke thema’s op Zuid. Het expertisecentrum werkt aan het oplossen van complexe maatschappelijke vraagstukken, ‘wicked problems’, op het gebied van wonen, werken, zorg & welzijn en onderwijs.

    Kenmerkend voor het werkproces is interactie, verbinding, vernieuwing, al doende leren en kennis delen. Dit levert nieuwe kennis en kunde op voor Zuid en duurzame onderwijsvernieuwing voor de HR. Studenten biedt het een zelfbewuste entree op de arbeidsmarkt. Per programma werken studenten, docenten en onderzoekers gezamenlijk in Communities of Practice (CoP’s)aan oplossingen voor complexe vraagstukken uit de praktijk. Voorbeelden daarvan zijn Mentoren op Zuid en Nieuw in 010.

Spelregels

De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.

  1. Comments worden door de redactie gemodereerd. 's Avonds en in het weekend gebeurt dat niet standaard, en kan het dus langer duren voor je opmerking online komt.
  2. Houd het netjes, beschaafd, vriendelijk en respectvol. Niet vloeken of schelden.
  3. Dwaal niet af van het onderwerp (blijf ‘on topic’).
  4. Wees kort, duidelijk en maak een punt.
  5. Gebruik argumenten, geen uitroepen.
  6. Geen commerciële boodschappen.
  7. Niet op de persoon spelen.
  8. Niet discrimineren, aanzetten tot haat of oproepen tot geweld (ook niet voor de grap).
  9. Van bezoekers die een reactie achterlaten op de site wordt automatisch het IP-adres opgeslagen.
  10. De redactie geeft reacties die dreigende taal bevatten door aan de veiligheidscoördinator van de Hogeschool Rotterdam.

Lees hier alle details over onze spelregels.

Aanbevolen door de redactie

Back to Top