De docent moet geen beperking of (zelf)censuur voelen in zijn les. Dat is de strekking van een statement dat alle Rotterdamse scholen vorige week gezamenlijk uitbrachten om hun leraren te steunen. Alles moet dus bespreekbaar zijn in de klas. Maar hoe pak je dat aan?
In het licht van de moord op een docent in Frankrijk na het tonen van een spotprent met de profeet Mohamed, de bedreiging van docenten in Rotterdam en Leiden en de algehele polarisatie in de samenleving, wordt duidelijk dat docenten soms in een benarde positie zitten. Ze voelen zich geregeld ongemakkelijk of zelfs onveilig bij gepolariseerde onderwerpen. Lees de brieven van HR-docenten Renske en Dave op onze site nog maar eens na.
Onder de titel ‘Het onderwijs moet een veilige plek zijn om in alle vrijheid van elkaar te kunnen leren’ kwamen de Rotterdamse scholen en besturen, van primair tot en met wetenschappelijk onderwijs, vorige week met een statement naar buiten dat stelt: ‘Docenten hebben, in de context van het pedagogisch-didactisch ontwerp van hun opleiding, de vrijheid hun lessen naar eigen inzicht in te richten. Zonder censuur. Niet om te provoceren. Niet om een politiek statement te maken. Maar wel om jonge mensen te leren de complexe wereld van nu te duiden.’
‘Statement is een goede eerste stap’
Collegevoorzitter Ron Bormans vindt het statement een mooie eerste stap: ‘Het is uniek dat we het allemaal met elkaar hierover eens zijn, alle scholen en besturen onderschrijven deze verklaring en ook de gemeente en burgemeester Aboutaleb scharen zich erachter’, zegt hij.
De vraag ligt voor de hand of docenten er daadwerkelijk iets mee opschieten. ‘Je verandert niet de wereld met zo’n statement maar je geeft docenten wel een mogelijkheid om de leiding van de school aan te spreken’, zegt de collegevoorzitter. ‘Ik hoop op een psychologisch effect, dat docenten weten dat hun scholen en hun besturen achter ze staan. Zelf ben ik persoonlijk hierop aanspreekbaar voor HR-collega’s.’
‘Ik hoop op een psychologisch effect, dat docenten weten dat hun scholen en hun besturen achter ze staan.’
Docent Dave van Limborgh, die eerder in zijn ingezonden stuk op Profielen sprak over ‘op eieren lopen’, is wel blij met het statement: ‘Ik kon me er goed in vinden, het geeft vertrouwen en laat zien dat begrepen wordt wat zich op de ‘werkvloer’ afspeelt’, zegt hij. ‘Als we staan voor een veilige en open cultuur waarin alles besproken kan worden dan moet je daar als onderwijsinstelling ook volledig achter staan en verdienen docenten onvoorwaardelijke steun.’ Zijn collega Renske, eveneens schrijver van een opiniestuk, is het met hem eens: ‘Het statement van de Rotterdamse scholen deed me goed. We zijn als docenten kwetsbaar.’
Ruimte voor dialoog over elk onderwerp
In het statement wordt het onderwijs een kraamkamer van de democratie genoemd, ‘waar ruimte is voor verschil én dialogen over welk onderwerp dan ook. (…) We hoeven het niet met elkaar eens te zijn, het kan en zal schuren maar (dreigen met) geweld mag daar nooit het gevolg van zijn’. Jonnick Kirwan, vierdejaars docent maatschappijleer in opleiding, loopt stage in het mbo. Hij voelt zich wel senang bij ‘welk onderwerp dan ook’, ook als het over gepolariseerde onderwerpen gaat.
Gesprekken voeren in de klas gaat hem goed af, iets dat hij wijdt aan zijn vooropleiding in pedagogiek en pedagogische wetenschappen. ‘Daar heb ik wel veel luistervaardigheid meegekregen, doorvragen en samenvatten dat soort basistechnieken, steeds checken wat iemand bedoelt. Ik laat merken dat ik hoor wat iemand zegt en probeer het knip-en-plakwerk voor de leerling te doen, zodat het een helder verhaal wordt.’
Hij ervaart geen censuur of zelfcensuur. ‘Ik schroom niet om moeilijke vragen te stellen. Leerlingen snappen dat je soms stelliger bent of een prikkelende vraag stelt om het gesprek verder te laten gaan. Ik leg veel contact en ben niet bang om iets te vertellen vanuit mezelf; als je jezelf durft te laten zien kun je best ver gaan.’ Er kan dan veel gezegd worden. ‘Je moet er wel alert op zijn of iemand niet actief bijdraagt aan een onveilig klimaat in de klas.’
‘Ik geef mijn eigen ideeën erover pas aan het einde en probeer dan het balletje naar de leerlingen terug te gooien’
Twee weken geleden besteedde hij een les aan de moordaanslag op docent Samuel Paty in Frankrijk. ‘Ik heb de context geschetst en de achtergrond gegeven van de aanslag op Charlie Hebdo in 2015. Ik heb de leerlingen een stelling voorgelegd en gevraagd wat het bij hen opriep. Het is niet mijn taak om op te leggen wat ík vind, dus ik geef mijn eigen ideeën erover pas aan het einde en probeer dan het balletje naar de leerlingen terug te gooien. Ik laat de spotprenten zelf overigens niet zien, want ik vind dat niet zinnig. Maar als ik ze wel relevant zou vinden moet ik ze gewoon kunnen gebruiken. Dat bespreek ik dan en dat snappen ze wel.’
Natuurlijk zijn er momenten dat het schuurt met de vele opinies in de klas, weet ook docent Renske. ‘Zaak is dan om als gespreksleider op te treden en niemand het gevoel te geven dat zijn of haar mening er niet toe doet of minder belangrijk is. Zeker als het niet past binnen het politiek correcte plaatje.’
Duidelijk wordt: lesgeven is een vak
Bormans benadrukt dat alles mogen bespreken iets anders in dan alles móeten bespreken: ‘De verklaring zegt ook dat je dit pedagogisch-didactisch goed moet inbedden. Als er iets duidelijk wordt in deze moderne tijd, is het dat lesgeven een vak is. Met name het creëren van het juiste pedagogisch-didactische klimaat vereist vaardigheden.’
Rachid Jemaoui, docentenopleider maatschappijleer, beaamt dat. Hij benadrukt dat kennisoverdracht en vorming niet kunnen plaatsvinden zonder een goede relatie tussen docent en student, een veilig klimaat in de klas. ‘Ik merk bij moslimstudenten dat ze het gevoel hebben dat er naar hen wordt gekeken alsof ze tweederangsburgers zijn. Hun persoonlijke identiteit wordt dag in dag uit aangevallen. Bedenk bij het tonen van zo’n cartoon dat jij daar als docent onbewust aan bijdraagt.’
‘Iets verdedigen “omdat het nu eenmaal mag volgens de wet” doet afbreuk aan de discussie.’
Hij ziet vrijheid van meningsuiting als een makkelijke stok om de hond te slaan in de discussie over gepolariseerde onderwerpen. ‘Iets verdedigen “omdat het nu eenmaal mag volgens de wet” doet afbreuk aan de discussie. Gaan we er rechtszaken van maken of gaan we in harmonie met elkaar om? Je kunt wel vinden dat vrijheid van meningsuiting het hoogste goed is, maar rechten zijn geen doel op zich, maar een middel. En laten we niet doen alsof fatsoen er niet toe doet, ook al staat het niet in de wet.’
Wat zit er achter boosheid?
In de tijd van de aanslagen op Charlie Hebdo ging Jemaoui in gesprek met leerlingen die boos waren over de verplichte minuut stilte. ‘In die gesprekken kom je erachter dat ze alle geweld afkeuren maar zich wel afvragen: wanneer gaan we een keer een minuut stil zijn voor mijn pijn? Achter die boosheid zit twintig jaar islamofobie en moslimhaat. Constante framing van een groep tot vermeende eenheid die zich als collectief voor misstanden van een individu moeten verantwoorden en uitspreken. Onderadvisering (een te laag schooladvies, red.), etnisch profileren, afwijzing voor een stageplek. En alsof dat allemaal niet genoeg is wordt de meest heilig persoon, de Profeet, in hun ogen beledigd. Je kunt eraan voorbijgaan en zeggen: “Nee je moet nu gewoon stil zijn”, maar je kunt ook in een gesprek het gevoel erachter onderzoeken.’
Veiligheid en inclusiviteit in de klas kun je bereiken, denkt hij, door te werken volgens de vijf dimensies van inclusief onderwijs/inclusieve excellentie. Die leren aankomende docenten-maatschappijleer in het vak ‘pluriforme samenleving en inclusief lesgeven’. Samengevat gaat het over je bewust zijn van je eigen positie en wereldbeeld en dat van de ander, kritisch kijken naar hoe inclusief het curriculum is (denk bijvoorbeeld aan culturele en lokale geschiedenis), inclusieve pedagogiek en een inclusieve leeromgeving.
‘Als je die vijf dimensies in acht neemt ben je inclusief les aan het geven’, legt Jemaoui uit. ‘Je moet uitgaan van gedeelde waarden en normen. Stel dat een student zegt “Dit doet me pijn”, dan ga ik het niet toch maar doordrukken omdat ik dat nu eenmaal wil. Woorden en symbolen geven betekenis en kunnen zorgen dat de ene student zich minder of benadeeld voelt. Daarom is het belangrijk, dat je kennis hebt van de heilige huisjes van anderen.’
Docenten ondersteunen met training
Bormans ziet genoeg docenten die het gesprek uitstekend kunnen voeren, zegt hij, maar hij weet ook dat het niet bij iedereen vanzelf gaat. Daarom moet het niet bij woorden en statements blijven, maar moeten docenten ook ondersteund worden met training en scholing, zodat ze zich zelfverzekerd voelen op dit gebied.
Docent Dave van Limborgh vraagt zich af of het aanbieden van scholing afdoende is. ‘Ik ben van mening dat het hier niet gaat om een didactisch vraagstuk over hoe en op welke wijze je als docent een onderwerp bespreekbaar maakt. Het gaat hier om het “wat”. Sommige onderwerpen liggen nu eenmaal gevoelig en kunnen heftige emoties losmaken. De uitdaging ligt bij het bespreekbaar maken van de gedachten en overtuigingen die ten grondslag liggen aan de emoties die sommige onderwerpen oproepen. Daarnaast blijkt het ook voor docenten lastig te zijn om de dynamiek buiten het klaslokaal, die het bespreken van bepaalde onderwerpen teweegbrengt, te reguleren.’
‘De lijst van gevoelige onderwerpen groeit, en de lijst van meekijkers ook.’
Bormans beaamt dat wat in de klas gebeurt soms buiten de klas een eigen leven gaat leiden, en dat gevoelige onderwerpen bij elk vak kunnen opduiken: ‘We schrijven ook in het statement: “De lijst van gevoelige onderwerpen groeit, en de lijst van meekijkers ook”. Het gaat niet alleen over cartoons, het gaat ook over de angst om afgeserveerd te worden als linkse rakker. In de biologieles moet het menselijk lichaam getoond kunnen worden, in de geschiedenisles moet je de vrijheid hebben om genuanceerd te kunnen spreken over communisme en in de natuurkundeles moet je het kunnen hebben over kernenergie.’
Renske bespreekt de kwestie van de meekijkers vooraf met haar studenten: ‘De afspraak die ik met mijn studenten maak aan het begin van het jaar is dat “what happens in the classroom, stays in the classroom“. En dat je na een felle discussie, gezamenlijk een kopje koffie drinkt.’
Niet alleen een taak voor maatschappijleer
De fout die vaak gemaakt wordt volgens docent in opleiding Jonnick Kirwan is is dat docenten onderwerpen als racisme, ras en discriminatie allemaal enge onderwerpen vinden die ze liefst behandelen in één les waarbij ze de theorie geven en het gesprek misschien proberen te vermijden. ‘Maar het zijn grote onderwerpen in de samenleving en in je klas je moet ze vaker aankaarten. Het is net als afvallen: je kunt je voornemen over zes maanden op vrijdagavond 20 kilometer te gaan hardlopen, maar beter is het om op elk moment dat het kan een paar kilometer te maken.’
Dat kan in elk vak en je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen, denkt hij. ‘Het gaat om praten en luisteren en moeilijke gesprekken aangaan. Ik denk dat je zo vroeg mogelijk bij kinderen moet beginnen om hen vaardigheden bij te brengen. Ik ben het niet eens met collega’s die zeggen: “Mijn vak is Frans dus ik doe er verder niks aan”. In elk vak is ruimte voor discussie. Er wordt veel geklaagd en vervolgens wordt er naar het uurtje maatschappijleer gekeken waarin al die problemen moeten worden opgelost, terwijl het vak een ondergeschoven kindje is.’
‘Er wordt veel geklaagd en vervolgens wordt er naar het uurtje maatschappijleer gekeken waarin al die problemen moeten worden opgelost, terwijl het vak een ondergeschoven kindje is.’
Docenten maatschappijleer hebben een zware taak en verantwoordelijkheid, vindt ook Rachid Jemaoui. ‘Helaas wordt het vak maatschappijleer vaak geschoffeerd; het wordt erbij gedaan door andere docenten die een paar uur over hebben. Er zijn veel te weinig lesuren voor, gelet op de verantwoordelijkheid. Als de politiek dit echt belangrijk vindt moet men hier werk van maken en het belang van het vak koppelen aan de wensen van docenten maatschappijleer. Dus alleen vakdocenten voor de klas en meer uren. Zelfs bij studenten van de lerarenopleiding maatschappijleer ontbreekt soms de basiskennis als ze hier komen, ze hebben heel veel achterstand.’
Het is ook wat de Vereniging van Leraren Maatschappijleer in een brief aankaartte bij het kabinet en de Tweede Kamer. Het vak maatschappijleer heeft een marginale positie en de kennis van Nederlandse leerlingen op dit gebied, steekt mager af bij die van leerlingen in andere landen. ‘De dood van Samuel Paty, de daaropvolgende aanslagen in Frankrijk en gebeurtenissen met Nederlandse leraren tonen aan dat er veel onwetendheid over democratie en rechtsstaat heerst, onwetendheid die, zo toont internationaal onderzoek aan, bij Nederlandse leerlingen relatief groot is. Het is daarom hoogtijd om nu echt werk te maken van het versterken van het maatschappijleeronderwijs’, schrijft de VvLM op haar site.
‘Deze thematiek raakt iedereen’
Ook Anouck Wolf van bureau Critical Mass (zie kader) vindt dat alle docenten hier een verantwoordelijkheid in hebben. Als docent ben je de bewaker van de veiligheid voor de hele groep, legt ze uit. ‘Denk ook aan situaties waarin het woord homo te pas en te onpas wordt geroepen of subtielere vormen van discriminatie. Doe niet alsof je het niet hoort. Alle docenten van alle vakken zouden dit moeten doen. Ook als wiskundedocent ben je aan het begrenzen en uitnodigen. Veel docenten zijn ook mentor. Deze thematiek raakt iedereen.’
‘We moeten allemaal de norm etaleren, ook een leraar wiskunde’, beaamt Bormans. ‘Hij hoeft niet diep op maatschappelijke thema’s in te gaan maar niets zeggen als er bijvoorbeeld een foute grap wordt gemaakt, daarmee geef je het signaal dat het wel kan. Niet corrigeren is opvoedkundig een totaal fout signaal.’
Begrenzen en uitnodigen zijn cruciaal
Anouck Wolf is projectleider onderwijs bij bureau Critical Mass, dat trainingen heeft verzorgd voor studenten van de lerarenopleidingen en docenten van de lerarenopleiding van de HR. De training is ontwikkeld met de doelstelling om meer handvatten te geven om moeilijke onderwerpen te bespreken en het wij-zij-denken tegen te gaan.
In de training kunnen de docenten oefenen met gereedschap om de discussie in de klas op een opbouwende manier te voeren. ‘Het is belangrijk om leerlingen te begrenzen en toch in verbinding te blijven’, legt Wolf uit. ‘Stel dat een leerling roept “Als je die cartoons laat zien, kun je verwachten dat je vermoord wordt”. Er is helemaal niks mis mee om te zeggen: “Ik schrik hier heel erg van, want iemand vermoorden is nooit oké. Al helemaal niet voor het hebben van een mening. Maar ik wil wel heel graag weten wat je met deze uitspraak bedoelt.” Dan geef je grenzen aan, maar niet op een manier van “Dat wil ik hier niet horen, daar is het gat van de deur”. Soms gaat het om een puberale uiting, vaker over een uiting ingegeven vanuit pijn.’
Dat moment in een discussie kun je volgens Wolf aangrijpen om te onderzoeken waar de opmerking vandaan komt. Dat gebeurt door de stap die ze bij Critical Mass ‘uitnodigen’ noemen, en dat moet ook het liefst specifiek gebeuren, legt Wolf uit: ‘Ik hoor je dit zeggen, vertel eens waar die opmerking vandaan komt? Wat bedoel je ermee? Een andere belangrijke stap is om anderen te vragen hoe ze er over denken: Wie heeft er een andere mening? Probeer perspectieven naast elkaar te zetten en leerlingen onderling te laten praten. Betrek hierbij de middengroep. We hebben de neiging aandacht te geven aan de extremen of degene die het hardst roept.’
Critical Mass werkt met het polarisatiemodel van Brandsma, dat ook dat draait om het wegblijven van wij-zij-denken. ‘Mensen hebben de neiging om bruggen te gaan bouwen tussen twee extreme meningen maar dat is niet efficiënt, soms ben je dan juist de beide polen aan het voeden. Proberen de extremen te overtuigen gaat niet werken. Je bent al heel ver als je zaadjes kunt planten dat het ook anders kan zijn of leerlingen ervan bewust kunt maken dat die meningen ook naast elkaar kunnen bestaan.’
Een goed middel om een gepolariseerd gesprek om te buigen heet in het genoemde polarisatiemodel een ‘gamechanger’: ‘Verander bijvoorbeeld een onderwerp, bijvoorbeeld van: “Zwarte Piet, ja of nee?”, naar: ‘hoe kunnen we het sinterklaasfeest een leuk kinderfeest voor iedereen maken?” Dat soort middelen in je repertoire hebben als docent, is nuttig. ‘Daarnaast zijn er ook situaties die je goed kunt voorbereiden: bedenk wat je kunt gaan verwachten, weet hoe je er zelf in staat en wat bijvoorbeeld de opvattingen in de klas (kunnen) zijn over het onderwerp, zodat je goed beslagen ten ijs komt.’
‘Het is tenslotte belangrijk om als school of docententeam te weten waar je voor staat en dat docenten gesteund worden. Dat betekent dat je als docenten onderling bespreekt hoe je erin staat en dat deze visie uitgedragen wordt door het schoolmanagement. Ook docenten verschillen van mening. Kijk wat je van elkaar kunt leren. Waar komen die verschillen vandaan? Leer begrijpen waarom iets pijnlijk is of kan zijn voor een ander. De basis is je bewust zijn van hoe je zelf ergens in staat en open te staan voor andere geluiden en de stem van de minderheid.’
Illustratie: Demian Janssen
De centrale medezeggenschapsraad heeft ook een steunbetuiging uitgestuurd voor alle docenten, wij staan achter hen en zijn het met de statement eens die door de scholen in Rotterdam is gemaakt.
Het is 2020 en we zijn jaren teruggeworpen op gebieden als homo-emancipatie, vrouwenemancipatie, vrijheid van meningsuiting etc. etc. Wat mij betreft een ongelukkig idee om mensen uit zo totaal verschillende culturen hier in Nederland te laten wonen. Zij ongelukkig, wij ongelukkig.
Deze reactie is in strijd met onze richtlijnen en wordt niet gepubliceerd.
Een mooi en belangrijk stuk. Goede tips en heel goed om te zien hoe docenten en studenten hiermee bezig zijn. Verantwoordelijk burger zijn is iets wat je actief doet en bijhoudt. In iedere vorm van onderwijs behoort dat een herkenbare plaats te hebben en omgaan met dergelijke ethische vraagstukken behoort onderdeel te zijn van het instrumentarium van docenten. Het maakt het beroep van docent zo waardevol en mooi.