Enkele van de problemen zijn dat veel roosters pas kort voordat een blok start bekend worden, dat ze daarna ook nog eens wijzigen en dat docenten uren inroosteren die ze vervolgens niet gebruiken. Met het benoemen van één manager bedrijfsvoering per instituut, verwacht het college van bestuur de problemen over anderhalf jaar op te hebben gelost. Deze managers komen in de plaats van de huidige hoofden van de bedrijfsbureaus. Manager bedrijfsvoering is een zwaardere functie en daarom gaat het college bij de sollicitatieprocedure gebruik maken van assessments.

Los van het resultaat van deze assessments staat het de directeuren van de instituten tot op zekere hoogte vrij om iemand naar keuze te benoemen. De pgmr plaatst vraagtekens bij deze vrijheid en vreest dat sommige directeuren te makkelijk hun huidige hoofd bedrijfsbureau laten doorschuiven naar de zwaardere functie.

Collegebestuurder Roelof sprak zijn verwachting over een betere organisatie overigens ook uit ten aanzien van een juiste uitvoering van het taaktoedelingsinstrument (TTI) waar opleidingsdirecteuren en docenten aan zijn gebonden. In het TTI worden alle taken van een docent (zoals onderwijs geven, voorbereiding en toetsen) uitgesplitst en omgezet in een tijdswaardering. Uit een recent intern onderzoek blijkt dat er het een en ander schort aan de organisatie rond de TTI.