‘Ik wil graag benadrukken dat we het goed doen. En het cijfer 58 doet volgens mij geen recht aan de kwaliteit van de opleiding, en van de docenten’, stelt Verberne die erop wijst dat de Keuzegids vooral ook een vergelijking maakt tussen de verschillende logopedieopleidingen in het hele land. Verberne: ‘Kennelijk doen onze collega’s in het land het beter’.

Deskundige docenten

Over de NSE-uitkomsten, waar de Keuzegids voor een deel haar oordeel op baseert, mag de opleiding niet klagen, vindt de onderwijsmanager. Zo geven de studenten de ‘deskundigheid van docenten’ een 4,1 (op een schaal van 5). Een hoge score maar een jaar geleden was ie nog hoger: 4,2. Bij meerdere NSE-onderwerpen is logopedie met 0,1 gezakt.

De lage Keuzegidsscore heeft de opleiding onder andere ‘te danken’ aan een hoog uitvalpercentage in het eerste jaar. In het beoordeelde jaar was dat 27 procent, terwijl dat de jaren ervoor rond de 17 procent lag. Verberne: ‘En afgelopen jaar lag het op 14 procent.’

Sneller studeren

Aan het onderwijs in de propedeusefase is het afgelopen jaar wel wat gedaan om het rendement weer op te krikken. Het is ‘intensiever’ gemaakt, vertelt de onderwijsmanager. ‘We proberen de student sneller actief, sneller aan het studeren te krijgen. De inhoud is hetzelfde, maar het is minder vrijblijvend. Voorheen werden opdrachten besproken, maar niemand zei er wat van als je ‘m niet gemaakt had. Nu moeten studenten hun opdrachten publiceren op N@Tschool. Ook zijn er nu deeltoetsen na vier weken. Die tellen niet mee, maar de uitslag wordt wel besproken met de slc.’

Er zijn nog steeds zaken die beter kunnen. Verberne: ‘Wij vragen studenten regelmatig wat er beter kan, en daar doen we dan ook iets mee, maar het schort aan de terugkoppeling: we vertellen de studenten niet wat we gedaan hebben. Die communicatie moet beter.’

 Ook zijn er zaken die beter zouden moeten, maar waar de opleiding niet veel grip op heeft. De onderwijsmanager vertelt dat studenten aangeven dat er op school niet altijd voldoende studieplekken zijn om te kunnen studeren. Verberne: ‘Dat vind ik moeilijk want dat is gewoon wat we hebben. Er wordt wel over gesproken en nagedacht hoe we samen met andere IvG-opleidingen meer studieplekken kunnen realiseren.’

Centrale roostering

Een van de matig beoordeelde faciliteiten is de ‘communicatie over roosterwijzigingen’ (een 2,6 in de NSE, was vorig jaar 2,7). Het is iets waar de opleiding, vanwege de centrale roostering, in de ogen van Verberne niet heel veel aan kan doen.

Jos van Nierop