Blog Menno: Taal maakt nog meer kapot dan geweld
Blog van MennoGepubliceerd: 2 days ago
Over de voertaal in het hoger onderwijs kun je eindeloos hinken op twee gedachten. Engels maakt het lekker internationaal en inclusief, maar de keerzijde is dat het Nederlands achteruitgaat en mensen zich soms amper behoorlijk uit kunnen drukken. Jelle van Baardewijk loodst ons door dit dilemma heen.
In de medezeggenschapsraad zijn drie studentleden verkozen die geen Nederlands spreken. Moeten de andere zeventien leden zich nu aanpassen en overstappen op het Engels opdat deze drie leden de vergaderingen kunnen volgen? Dit is een typisch dilemma. Aan de ene kant is de Hogeschool Rotterdam een internationale organisatie die openheid en inclusiviteit nastreeft. Aan de andere kant zijn wij ook een lokale organisatie die de landstaal dient te cultiveren. Bovendien is het voor de meerderheid van de leden zowel makkelijker als genuanceerder om in het Nederlands te kunnen communiceren.
De medezeggenschapsraad is zich natuurlijk van dit dilemma bewust en is met een tussenoplossing gekomen. Dankzij vertaalwerk en een tolk kunnen de leden die onze taal niet machtig zijn nu toch meedoen. Een mooie oplossing. Dat kost weliswaar tijd en geld, maar de waarden van inclusiviteit en nationaliteit worden zo gewaarborgd.
Critici lijken niet overtuigd te zijn van de taak van het hoger onderwijs om de landstaal te cultiveren.
In de wandelgangen worden deze kosten nog weleens als onnodige uitgaven gezien. Critici lijken niet overtuigd te zijn van de taak van het hoger onderwijs om de landstaal te cultiveren. Daarin staan zij niet alleen. Op Nederlandse universiteiten is het Nederlands in tien jaar tijd een tweederangs taal geworden. Op zeventig procent van de universitaire masters wordt inmiddels in het Engels onderwezen. Onderzoek verschijnt nauwelijks nog in Nederlandstalige bladen. Op hogescholen valt het gelukkig mee, maar voordat deze trend toch ook de Hogeschool Rotterdam in zijn greep krijgt, geef ik graag een aantal argumenten voor het beschermen van het Nederlands als onze eerste taal.
Laat ik vooropstellen: ik heb niks tegen het Engels. Sterker nog, ik ben een liefhebber. Ik lees dagelijks Engelstalige wetenschappelijke literatuur. Engelse poëzie en Amerikaanse films zou ik niet willen missen. Ik ben een voorstander van meertaligheid: Nederlands, Engels en ook Duits zijn zeer belangrijke talen. Ik heb dus niks tegen het Engels, ik heb iets tegen de dominantie van het Engels.
Dit zijn mijn bedenkingen:
Ten eerste: zeker de helft van de studenten spreekt niet goed Engels. Wat zij wel spreken, noem ik globaals, een taaltje van ongeveer 1500 woorden waarmee zij zich goed redden op vakantie in Thailand of in het zakenleven. Je weet wel, die taal waarin steeds weer dat however klinkt en waarin Google Translate helpt om de zinnen mooier te maken. In het woord globaals klinkt een dubbele betekenis door van ‘wereldwijd begrijpelijk’ en ‘oppervlakkig’. Afhankelijk van iemands interesse en vakgebied komen er nog honderden expertisewoorden bij die 1500. Maar toch is ook dat ‘globaals+’ nog niet toereikend om bijvoorbeeld een kwaliteitskrant als The Guardian te kunnen lezen. Daarvoor is dit taaltje te vlak (probeer het maar).
Wat zij wel spreken, noem ik globaals, een taaltje van ongeveer 1500 woorden waarmee zij zich goed redden op vakantie in Thailand of in het zakenleven.
In het globaals kun je niet zorgvuldig nadenken en schrijven. Dat zijn evenwel kernopdrachten van het hoger onderwijs. Bij een gedegen vorming hoort een grondige taalbeheersing. Zonder die taalbeheersing zijn studenten belemmerd in het vermogen om uitdrukking te kunnen geven aan hun mening. Dat vermogen is cruciaal: hoger opgeleid zijn betekent dat je oordeelskracht hebt en over de woorden beschikt om met anderen in gesprek te gaan en hen ook kunt overtuigen.
Gesteld nu dat studenten een goede taalbeheersing hadden in het Nederlands, dan stond ik best open voor meer Engelstalig werk en onderwijs, maar het tegendeel is waar. Ik ben dan ook blij te merken dat onze hogeschool vooroploopt in hernieuwde aandacht voor taalles, zowel Nederlands als Engels (en binnenkort hopelijk ook Duits?).
Ten tweede: als studenten hier een jaar lang komen studeren, zoals de drie nieuwe leden van de medezeggenschapsraad, waarom zouden ze dan niet ook Nederlands leren? Doen ze dat niet, dan blijven ze sociaal gesproken in een internationale bubbel vastzitten en leren zij Nederland niet écht kennen. Wie onze taal niet spreekt, zal verstoken blijven van een dieper begrip van onze leefwijzen en praktijken. Ondanks al onze verschillen, verbindt taal ons.
Ten derde: waarom zouden wij onze gehele taal aanpassen aan een kleine minderheid? We willen een inclusieve organisatie zijn, maar dat betekent niet dat we allemaal een andere taal moeten gaan gebruiken. Inclusief betekent: anderstaligen zijn welkom. We treffen voorzieningen om het hen gemakkelijk te maken, zoals taalcursussen en zelfs een tolk. Het lijkt mij redelijk om hier de grens te trekken.
Ondanks al onze verschillen, verbindt taal ons.
Ten vierde: bestuurstaal is lastig genoeg. Engels zal de vergaderingen niet gemakkelijker laten verlopen. In feite is bestuurstaal al een taal op zich en moet je niet onderschatten hoeveel moeite het vereist om er doorheen te dringen, zeker als student. Engels – of eigenlijk: globaals – maakt bestuurlijke zaken onnodig vager. Dat zou jammer zijn. Kwaliteit van bestuur veronderstelt precies en genuanceerd taalgebruik.
Ten vijfde: de hogeschool heeft een regionale en nationale taak om medewerkers op te leiden die op hoog niveau aan het werk kunnen. Wanneer de organisatie van onze hogeschool niet in het Nederlands werkt, ontstaat er een disconnect met de maatschappij. Onderschat niet hoe groot de maatschappelijke spanningen in dit land al zijn. De opkomst van populistische partijen – en vooral hun elitekritiek – bevestigt een sociologische trend die al langer zichtbaar is.
Nederland valt grofweg uiteen in twee waardenblokken: er zijn mensen die globaal denken en globaals spreken. Die mensen zijn vaak progressief en internationaal georiënteerd en zijn doorgaans erg succesvol door hun hoge opleiding en goede baan. Dan zijn er minstens zoveel mensen die geen hoger onderwijs hebben genoten. Ook in die groep bestaat succes, hoewel minder dan onder hoogopgeleiden. Schematiserend gezegd, houden zij meer van traditie en hebben ze het gevoel dat Nederlanderschap verloren gaat. Ethisch beleid houdt rekening met beide waardenblokken in Nederland – dát is inclusief.
Internationalisering mag niet ten koste gaan van de precieze uitdrukkingsvaardigheid in onze moedertaal.
De uitdaging voor onze hogeschool is om hoogstaand onderwijs te bieden voor een globale wereld waarin nationale identiteit en internationale idealen samengaan. Dat betekent dat we de internationale uitwisseling stimuleren, voor zover dat betekent dat we ook echt inter-nationaal leren denken en handelen. Internationalisering mag niet ten koste gaan van de precieze uitdrukkingsvaardigheid in onze moedertaal. Als beide gewaarborgd zijn, ben ik als voorstander van meertaligheid uiteraard on board.
Spreekt er nu dan helemaal niks voor Engelstalig vergaderen bij de medezeggenschap? Jawel, wat ervoor pleit is dat alle studenten zo oefenen met taal. Het lijkt mij daarom helemaal geen slecht plan om bijeenkomsten achteraf na te spelen in het Engels. Medezeggenschap is te belangrijk om mee te experimenteren, maar je kunt er natuurlijk wel een kopie van maken. Allicht leuk voor tijdens een college human resource management!
Tekst: Jelle van Baardewijk
Illustratie: Demian Janssen
De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.
Lees hier alle details over onze spelregels.
Goede argumenten, maar wat hier wel buiten beschouwing blijft is dat het werkveld waarvoor sommige instituten hun studenten opleiden internationaal en Engelstalig is. Dit is bijvoorbeeld duidelijk het geval bij de kunst- en designopleidingen aan die ik als lector ben verbonden. De toekomstige kunstenaars en ontwerpers kunnen zich, om van hun werk te kunnen leven, niet op Nederlandse opdrachtgevers beperken en moeten daarom in het Engels professioneel kunnen spreken, presenteren en schrijven. Dit is zeker ook het geval voor andere beroepenvelden en opleidingen, bijvoorbeeld in de technologie.
@NL Ben benieuwd of de cijfers jullie ambitie ondersteunen: komen studenten ook daadwerkelijk in Engelstalige omgeving te werken?
Dank je voor dit mooie nuancerende artikel!
Ik wil als lector bij International Business (waar 2 van de 3 nieuwe leden van de medezeggenschapsraad studeren) graag reageren op het tweede punt dit artikel: “Als studenten hier een jaar lang komen studeren, (…) waarom zouden ze dan niet ook Nederlands leren?” Dat doen ze bij IB ook! Buitenlandse studenten hebben verplicht Nederlandse les, hetzij minimaal 1,5 jaar lang als vaste 2e taal (naast Engels), hetzij als verplicht keuzevak gedurende 3 blokken. Ik geef, naast andere vakken, NT2 in beide varianten. De studenten die Nederlands als keuzevak kiezen moeten in kortere tijd bijna hetzelfde niveau behalen als degenen die Nederlands als 2e taal kiezen. Ze zijn meestal enorm gemotiveerd en doen ook veel aan zelfstudie. Veel studenten hebben een bijbaan naast hun studie en zijn zo ook veelal verplicht Nederlands te leren. Dit alles neemt niet weg dat, je zegt het zelf ook, het leren van een taal op academisch niveau (“bestuurstaal”) veel meer tijd kost dan het leren van dagelijkse algemene taal. De studenten in de medezeggenschapsraad hebben die tijd nu niet, dus is het m.i. logisch dat er maatregelen getroffen worden om hen in de MR te faciliteren.
Wat betreft je vraag “of de cijfers onze ambitie ondersteunen en studenten ook daadwerkelijk in Engelstalige omgeving komen te werken?” kan ik bevestigend antwoorden. Ik weet de exacte cijfers niet, maar die informatie is bij IB voorhanden.
@Jelle van Baardewijk: Ja. Zelfs als (oud)studenten meedoen bij de Dutch Design Week of in Het Nieuwe Instituut moeten teksten in het Engels aangeleverd en presentaties in het Engels worden gegeven. Bij commerciële ontwerpopdrachten is de markt globaal en komen opdrachtgevers als sinds decennia ook uit het buitenland. Voor beeldende kunstenaars is het bijna onmogelijk om alléén op nationaal niveau te werken. Ook hier zijn zelfs de binnenlandse curatoren en artistieke directeuren (zoals bij Witte de With/Melly en BAK Utrecht) ‘internationals’ die geen of weinig Nederlands spreken.
Ik zou hier nog een zesde argument aan toe willen voegen: als iemand die beter dan globaal+ Engels spreekt ben ik me iedere keer wanneer ik Nederlands of Engels gebruik er van bewust dat concepten in de ene taal niet letterlijk bestaan in de andere taal. Een eenvoudig voorbeeld: het Engelse “you” heeft in het Nederlands de beleefdheidsvorm “u” en de informele vorm “jij” als equivalenten. De ene taal maakt geen onderscheid, in de andere taal communiceer je je relatie tot die persoon.
Dit kan verder gaan dan een nuance-verschil, zodat een woord of uitdrukking qua betekenis niet te vertalen is, er is misschien een equivalent maar dit equivalent kan heel andere betekenissen hebben. Als taal hetgene is wat onze concepten communiceerbaar moet maken moeten we concluderen dat bepaalde concepten niet in alle talen bestaan en dit verschil is groter als je buiten de eigen taalgroep gaat vergelijken. Er is geen 1 op 1 relatie maar een complex van verwijzingen, cultuur en taal hebben een wisselwerking die relevant is voor nationaal en internationale activiteit.
Dit merk je heel erg wanneer je de taal ‘natuurlijk’ gebruikt door in die taal te denken in plaats van zinnen te vertalen. Ik switch ook graag (see what I did there?) naar een bepaald woord in de andere taal als dit wel te vertalen is maar het ‘vreemde’ woord eenvoudiger te gebruiken is of beter de lading dekt. Dit is heel comfortabel wanneer je praat met mensen die dezelfde taalbeheersing hebben maar funest wanneer je dit doet met mensen die dat niet hebben.
Soms betrap ik mezelf er op dat ik een uitdrukking letterlijk van uit het Engels vertaald heb, terwijl deze uitdrukking an sich niet in het Nederlands bestaat. Ironisch genoeg heeft de uitdrukking “It loses something in the translation” die eigenschap, deze is prima te vertalen maar “Het verliest iets in de vertaling” is geen Nederlandse uitdrukking.
In een Nederlandse samenleving mag je best stellen dat het Nederlands de eerste taalreferentie moet zijn voor hoe we hier met elkaar communiceren. Taalvaardigheid in andere talen is immens belangrijk maar laten we dit als belangrijke toevoeging zien en als toevoeging in investeren, niet als vervanging.
In Nederland spreken we Nederlands, en Engels spreek je daar waar het toegevoegde waarde heeft, en anders niet. Als je niet opleidt voor een internationaal beroep, dan heeft het weinig toegevoegde waarde. Als je daar wel voor opleidt, dan doe je een gedeelte van je opleiding in het Engels, maar het is de vraag of dat 100% moet zijn. Ook economen die vaak een volledig Engelstalige opleiding hebben gehad, overleggen meestal in het Nederlands, waar ze dan soms niet eens op de juiste woorden kunnen komen, omdat ze alleen de Engelse termen kennen. Overigens, dat studenten zich aanmelden voor de CMR terwijl ze geen Nederlands spreken, is best opmerkelijk te noemen.
Ook een reactie op het tweede punt en dan met name het stukje “Als studenten hier een jaar lang komen studeren”
Volgens mij is hier sprake van enige verwarring en bent u in de veronderstelling dat de Engelstalige studenten die zich hebben aangemeld voor de CMR uitwisselingsstudenten zijn, zo lees ik het tenminste.
Dit zijn echter gewoon voltijdstudenten die hun volledige Bachelor bij RBS of WdKA volgen.
@Stephan Z, kan je een reden aangeven waarom een student die geen Nederlands spreekt, zich niet als vertegenwoordiger voor studenten in het CMR verkiesbaar mag stellen? Is de kritieke eigenschap niet “is een student op dit instituut en begaan bij het functioneren van het instituut” en niet “spreekt Nederlands”?
@ S. Heikamp dank voor dit uitstekende 6de argument.
Er zijn nog meer argumenten te vinden tegen de verengelsing van het hoger onderwijs; ik heb er o.a. in deze publicatie een stel uitgewerkt: https://www.jellevanbaardewijk.nl/de-taal-van-een-eerlijke-economie/
@ LL interessant om te weten. Nou als studenten hier jarenlang zijn, dan lijkt het mij al helemaal normaal dat ze Nederlands leren. Prima als ze dat bewust niet doen, maar wel een gemiste kans, ook op de mogelijkheid van serieuze inspraak in ons instituut.
@ Stephan Z, ja ik vind dat ook opmerkelijk. Dank voor je reactie. @ S. Heikamp reageert wat mij betreft te streng. Het vermogen om Nederlands te verstaan lijkt me een impliciete conditie om mee te kunnen draaien in een bestuurspraktijk. Zoals ik heb uitgewerkt lijkt de huidige situatie (tolk, vertalen) een compromis dat werkt; verdere verengelsing kan ik niet billijken. Ons instituut heeft een maatschappelijke rol die prevaleert boven de waarde om ons aan te passen aan een specifieke groep studenten die alleen Engels begrijpt.
@Jelle van Baardewijk,
Bedankt voor de link, ik heb je interessante stuk met plezier gelezen. Ik moest wel even een wenkbrauw optrekken bij de opmerking over Wittgenstein, als ik me mijn Wittgenstein colleges goed kan herinneren begon de beste man in de tegenovergestelde positie als je daar beschrijft :-).
Het punt over het taalgebruik van een tech bedrijf als Google is zeer interessant, ik moest even terugdenken aan de (verder ongeloofelijk politiek gekleurde maar hilarische) film “Vice” die ik vorige week gekeken heb waarbij in een aantal scenes marketing focus groups werden ingezet om politiek taalgebruik aan te passen om de gewenste effecten te bereiken. Dit is weer een gebied waarbij het belangrijk is dat taalgebruik niet haar nuance verliest en we concepten blijven gebruiken, en zoals je schrijft ontwikkelen, die de discussie van de impact van dergelijke veranderingen op onze samenleving en ook onze politiek accuraat weergeven en eerlijk houden. Als we het niet over dezelfde dingen hebben is de discussie per definitie onmogelijk.
Nog een kleine opmerking over dat mijn reactie op Stephan te streng zou zijn: het was een vraag en verder verzoek tot explicitatie. Ik zou het opmerkelijk gevonden hebben als het CMR op het Engels (of Globish) over zou zijn gegaan om deze situatie op te lossen maar zoals je aangeeft is de situatie adequaat opgelost door middel van een tolk. De vraag of deze studenten zich verkiesbaar moeten willen of kunnen stellen is een vraag die aan de oplossing vooraf gaat.
Ik vind het even opmerkelijk dat iemand impliceert dat deze studenten zich niet kiesbaar hadden moeten stellen omdat ze geen Nederlands beheersen, als we daar immers bij voorbaat een blokkade voor opwerpen en als kritieke eis stellen ‘spreekt Nederlands’, hebben we niet de mogelijkheid de oplossing van een tolk als optie ter discussie te stellen. Ik had graag van Stephan gehoord in welke context hij deze ‘opmerkelijkheid’ dus bedoelde en hoe hij dat in zijn perspectief plaatste in de mogelijkheid tot verkiesbaarheid.