‘Waarom wil je in vredesnaam kunstenaar worden en niet, ik zeg maar wat, bankdirecteur?’
Eduard de Ridder is studentendecaan bij de Willem de Kooning en CMI, muziekliefhebber én reservist. ‘Laat mij maar lekker af en toe in een bos in de bagger liggen met die gasten. Dan ben ik helemaal tevreden.’
‘Ik doe in mijn vrije tijd van alles met muziek. Ik maak acid house, creepy techno, soundscapes en ook heel abstracte dingen. En vroeger heb ik veel in harde metal- en hardcorepunkbands gezeten. Anderhalf jaar geleden ben ik gestopt met mijn laatste band Feast, waar ik al vijftien jaar in speelde. Nu heb ik thuis een leuk hobbystudiootje waar ik een modulaire synthesizer aan het bouwen ben. Het is erg leuk om hiermee bezig te zijn, maar ook een eindeloze money pit; ik blijf nieuwe modules (onderdelen, red.) kopen.
‘Of ik nu in Amsterdam of Kerkrade naar een show ging, ik kwam altijd dezelfde mensen tegen.’
‘In Beverwijk waar ik opgroeide was vroeger een levendige hardcorepunkscene. Dit soort underground scenes hebben me altijd gefascineerd. Van de kledingstijlen tot het sfeertje: ik hou van de verbroedering en dat het zo kleinschalig is dat iedereen elkaar kent. Of ik nu in Amsterdam of Kerkrade naar een show ging, ik kwam altijd dezelfde mensen tegen. Er werd heel veel georganiseerd en ook al speelde je in een of ander shitty bandje, je kon daardoor toch vaak met heel grote Amerikaanse bands spelen.
‘We traden overal op; alle kleine en middelgrote zalen in Nederland heb ik denk ik wel gezien. Met de Rotterdamse band Face Tomorrow hebben we door Tsjechië getourd en logeerden we bij Krishna’s. Dat was een hele belevenis. Voor mijn gevoel was de Berlijnse Muur ook nog maar net gevallen. Er hing echt een sense of unity overal. Het mooiste van alles was om simpelweg met het groepje onderweg te zijn en overal aardige mensen tegen te komen.
‘Met de Rotterdamse band Face Tomorrow hebben we door Tsjechië getourd en logeerden we bij Krishna’s.’
‘Dat de doelgroep van de Willem De Kooning mij aanspreekt als decaan zal geen grote verassing zijn. Mijn vader is beeldend kunstenaar en ik ben dus letterlijk opgegroeid in een atelier. Die vibe trekt mij. Ik vind het erg interessant om te weten waar de intrinsieke interesse bij studenten vandaan komt. Waarom wil je in vredesnaam kunstenaar worden en niet, ik zeg maar wat, een succesvolle bankdirecteur? Wat beweegt jonge mensen om hun eerste grote keuze in hun leven te maken? Dat boeit mij.
‘Ik wil graag een begripvolle decaan zijn en probeer samen met een student ergens naar kijken, in plaats van er hiërarchisch boven te hangen. Ik vind het belangrijk om te levelen met studenten en ervoor te zorgen dat ze zich begrepen en vooral ook serieus genomen voelen. En ik vind het fijn om een houvast te zijn voor degenen die even niet meer weten waar ze het moeten zoeken. Als ik dat kan zijn dan is mijn missie aardig geslaagd.
‘Ze maken soms zulke heftige dingen mee en dan zit je naar zo’n stom schermpje te kijken.’
‘Het allerbelangrijkste in mijn werk is dat ik de studenten kan zien, maar door corona gaat dit helaas niet altijd. Ze maken soms zulke heftige dingen mee en dan zit je naar zo’n stom schermpje te kijken. Erg jammer is dat. Wel is het mooi om te zien dat er op Willem de Kooning ontzettend gedreven slc’ers rondlopen die goed meedenken en bereid zijn heel ver te gaan voor hun studenten. En ook bij studentzaken rennen ze echt de poten uit hun lijf. Zo doet iedereen wat-ie kan.
‘Naast mijn werk als decaan ben ik ook nog reservist. In tegenstelling tot wat veel mensen denken is dat niet een of ander hobbyclubje, maar gewoon een betaalde baan bij defensie met ook best veel verantwoordelijkheden. Het is fantastisch werk en ook altijd mijn jongensdroom geweest. Het is heel fysiek en in die zin volkomen anders dan mijn werk als decaan. Een mooie afwisseling.
‘Het is heel fysiek en in die zin volkomen anders dan mijn werk als decaan.’
‘Onze belangrijkste taak is om – in vredestijd – hulp te verlenen bij grote nationale rampen. Als er bijvoorbeeld een dijkdoorbraak of varkenspest is, kan het zijn dat er een beroep op ons wordt gedaan. Ik vind het een mooi idee dat ik niet langs de zijlijn hoef te staan maar daadwerkelijk kan meehelpen. Bij de taakstelling van defensie hoort ook het verdedigen van de landsgrenzen en eventuele vitale objecten, daarom worden we ook getraind met echte wapens.
‘Ik ben twee jaar waarnemend groepscommandant geweest, inmiddels ben ik weer plaatsvervangend groepscommandant en geef ik veel lessen en trainingen. Vlak voor de zomervakantie heb ik een week op de Bernhardkazerne gezeten om nieuwe militairen op te leiden. Dat is echt een van de mooiste dingen die er zijn. Ik had het net over intrinsieke motivatie, nou, je leert mensen pas echt kennen als je ze – op verantwoorde wijze – fysiek onder druk zet. Ik vind het leuk om mensen te zien groeien en daar zitten juist ook weer veel overeenkomsten in met mijn werk als decaan.
‘Niemand is erop uit om een gewelddadig figuur te zijn; alles is er juist op gericht om dat níét te zijn.’
‘Er wordt wel eens gefronst als mensen horen dat ik reservist ben. Zelfs mijn vader heeft zich weleens afgevraagd wat ik daar nou moet. Maar weet je wat het is? Ik word er ontzettend blij van en krijg er enorm veel energie van. Laat mij maar lekker af en toe in een bos in de bagger liggen met die gasten. Dan ben ik helemaal tevreden. En waarom precies? Ik weet het niet. Het is gewoon mooi. Als je alle vooroordelen over het werken bij defensie opzij zet, dan denk ik dat het gewoon goed bij mij past. Juist voor mensen die heel sociaal bewogen zijn is dit werk heel interessant. Niemand is erop uit om een gewelddadig figuur te zijn; alles is er juist op gericht om dat níét te zijn.’
Tekst: Wietse Pottjewijd
Foto: Eduard de Ridder
Yay, Eduard in de spotlight! En terecht: Hij is een aanwinst voor het decanenteam en voor de Hogeschool.
Bedankt voor dit mooie artikel.