Er ligt een ontzettend interessant pedagogisch vraagstuk op tafel. Wat doen ‘we’ met het bsa? Voor de studenten die dit studiejaar zijn gestart met studeren is er geen bindend studieadvies meer, maar een dringend studieadvies. Het ziet ernaar uit dat vanaf volgend studiejaar gewerkt gaat worden met een bindend studieadvies na twee jaar.
Nu heb ik altijd al ambivalente gevoelens gehad over het bindend studieadvies. De ene keer was ik een ferm aanhanger van het radicale idee dat we studenten als volwassenen zouden moeten behandelen. Volwassen mensen sla je niet met een stok om ze harder te laten lopen toch?
Aan de andere kant hoorde ik mezelf tijdens talloze slc-gesprekken de stok met liefde uit de kast pakken. ‘Als ik zo naar je studievoortgang kijk wordt het spannend of je het gaat redden dit jaar … Kies je? Want anders wordt er straks voor je gekozen …’ Ach, en dat werkte dan soms toch om sommige motoren wat harder op stoom te laten komen.
Recent realiseerde ik me dat het eigenlijk heel logisch is dat de ‘stokmethode’ goed werkt. Als je kijkt naar waar de meeste opvoedkundige vraagstukken over gaan is dat de ingewikkelde samenhang tussen het stellen van grenzen (veiligheid) en het bieden van autonomie. Een derde belangrijk element is erkenning (letterlijk: ik zie jou als persoon, jij bent echt). Het bindend studieadvies leunt heel erg op het stellen van kaders, verwachtingen en het aangeven van grenzen: hier ligt de lat! Superveilig dus.
De bsa in nieuwe vorm – het dringende advies – leunt misschien wel veel sterker op het principe van erkenning en autonomie. Wat een heel leuke uitdaging kan zijn voor zowel de studenten als de studieloopbaancoaches. De verantwoordelijkheid voor de studie wordt nog scherper gelegd waar-ie hoort, namelijk bij de student.
Studeren is een dure hobby, maar het is ook de een van de beste investeringen die je in jezelf en jouw toekomst kan doen. Je mag dingen uitproberen, maar op een bepaald moment moet je ook doorzetten. Ergens tussen die twee uitersten zal je als student moeten balanceren. Er wordt niet alleen van jou als student verwacht dat je serieus met de studie aan de slag gaat, maar ook een zekere eerlijkheid naar jezelf of het haalbare kaart is of niet.
Voor coaches wordt het de uitdaging om de gesprekken nog scherper aan te gaan met studenten. De gesprekken zouden het niveau van de feiten en cijfers nog meer moeten gaan ontstijgen. Hup, zwemmen onder die ijsberg!
Waar ik benieuwd naar ben is of ons onderwijs klaar is voor de gevolgen van meer leunen op autonomie en erkenning. Is dit dringende advies een opstap naar meer ruimte en erkenning voor het feit dat ieders route naar het behalen van een diploma of een vervullende werkplek er anders uitziet?
De een zal, door omstandigheden intern of extern, een langer of hobbeliger pad hebben naar de eindstreep. De ander wil wellicht sneller of meer dan waar het standaardcurriculum ruimte voor biedt. Weer een ander komt erachter dat het hbo gewoon niet voor hem of haar is.
Er leiden vele wegen naar Rome. De slc-gesprekken gaan studenten hopelijk ondersteunen bij het vinden van hun weg. En nu dus zonder stok …
De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.
Lees hier alle details over onze spelregels.
Je beschrijft het BSA-dilemma treffend, Myrthe!
Het BSA was inderdaad een stok achter de deur voor velen, en tegelijk een ramp voor al die studenten die niet snel genoeg doorhadden hoe het werkt op het hbo, in het nieuwe leven, in een nieuwe omgeving met nieuwe normen en waarden. Mijn indruk is altijd geweest dat de meeste BSA-slachtoffers tot die categorie behoorden – een enkeling daargelaten die echt verkeerd had gekozen of écht het niveau niet aankon. Wat dus leidde tot uitvalpercentages van 40% of meer!! Het nadeel van een stok is dat die ook angst inboezemt. Met funeste gevolgen voor studenten die toch (nog) niet zo stevig op hun benen staan.
Het afschaffen van het BSA verschuift het ‘probleem’ ineens richting opleidingen. Bij Industrieel Productontwerpen (EAS) hebben we bijvoorbeeld ineens een extra klas studenten in het tweede jaar die allemaal iets tussen de 50 en 10 studiepunten uit het eerste jaar moeten halen. Met elk van hen zijn indringende gesprekken gevoerd: Wil je hier echt wel door? Kun je het aan? Wat ga je komend jaar anders doen? En allemaal hebben ze besloten toch door te gaan. Dat dwingt ons tot creativiteit: Hoe help je studenten hun studiegedrag ingrijpend te veranderen? Hoe zorg je dat achterstand zo snel mogelijk ingehaald kan worden? Wat moet je anders doen in de begeleiding? Hoe stel je lesmateriaal permanent beschikbaar?
De tijd zal leren of het ons gaat lukken om de meesten er weer bij te krijgen. En of we uiteindelijk meer of minder studenten aan een diploma helpen. Maar voorlopig vind ik het een goede zaak dat de bal nu iets meer bij opleidingen ligt om achterstanden tijdig te signaleren en om niet-reguliere studietrajecten beter te leren faciliteren.
Laten we die uitdaging aangaan, collega’s!
Ik vind het best wel spannend. Zo maar wat vragen die in mij opkomen: hoe gaan we dit als docententeams bolwerken? We hebben er niet ineens extra mensen erbij om al die individuele studenten in een passend traject op weg te helpen. In ons vakgebied zijn de mensen over de hele linie zeer schaars en het bedrijfsleven beloond beter dan het onderwijs. De grote vraag is ook: wat moeten we faciliteren. Als we heel letterlijk kijken: alleen de herkansingstoetsen. We hoeven niet per se het onderwijs opnieuw of anders aan te bieden, maar hoe zinvol is dat? Wat gaat dat de student brengen. En als we wel extra onderwijs gaan aanbieden, wie gaat dat betalen? Of worden dat (weer) onbezoldigde overuren? En voor de studenten: Met 10 punten toch doorgaan, is dan het jaar over doen niet veel verstandiger? Of toch voor iets anders kiezen. En dan nog die student die eigenlijk wel weet dat het niets wordt, maar het thuis niet durft te vertellen en dus maar door moddert met een oplopende schuld en geen perpectief. Kortom heel veel vragen en (nog) niet genoeg antwoorden, terwijl de realiteit ons aan het inhalen is.
In de opvoedpraktijk wil je inderdaad een pedagogische stok hebben, zoals Myrthe stelt, maar is het BSA dat wel?
Een stok is alleen voldoende angstaanjagend als je daadwerkelijk de macht en intentie hebt om hem te gebruiken, bijvoorbeeld om ‘straf’ uit te delen aan studenten die de bsa-norm niet halen. Dat soort geweld moet gereguleerd worden in procedures en omkleed met beroepsmogelijkheden. Het als pedagogisch bedoelde middel wordt eenmaal geinstitutionaliseerd al snel een juridische kwestie.
Zou het bijvoorbeeld ook kunnen werken om studenten te zeggen: je hebt net je klasgenoten leren kennen (binding!); als je te weinig punten haalt kom je jammer genoeg in een andere klas terecht….? Aannemende dat opleidingen zelf het recht hebben om klassen samen te stellen, zou dat heel wat beroepszaken kunnen schelen.
Kan iemand nog een andere stok verzinnen?
@Mark Smit: re: “niet-reguliere studietrajecten”: hoeveel procent van de studenten doorloopt een sterk afwijkend traject, dat door de opleiding (en wellicht ook door de excie) gefaciliteerd moet worden?
Ik vraag dat ook vanwege de opmerking van @Tanja Ubert: hoeveel studenten blijven op tien punten steken? Als het er echt maar heel weinig zijn, moet je daar dan je beleid op baseren (zoals een bsa)?
@Olmo, ik denk/vrees dat elke opleiding haar eigen stok gaat creëren als het bsa komt te vervallen. Geoormerkte vakken hanteren, voorwaardelijke starteisen voor modules in de hogeschoolgids laten opnemen….etc.
Mark en Tanja noemen terecht dat de haalbaarheid van het “draaien” van het onderwijs in het geding komt. Dus wellicht voelen opleidingen zich daar ook toe genoodzaakt?
@Olmo:
Bij veel opleidingen zijn ‘sterk afwijkende’ studietrajecten al heel lang de norm. Het gemiddelde P-rendement na 1 jaar op de HR is ongeveer 20-25%. De uitval is gemiddeld zo’n 40% (helaas…!!). Dat betekent dat meer dan de helft van de overgebleven studenten achterstanden moet wegwerken, vaak meerdere vakken die nog ergens in het 2e jaar gedaan moeten worden. Het lukt veruit de meeste studenten niet om in het tweede jaar wel ineens 60 EC te halen, dus in het derde jaar zijn de achterstanden nog groter. De realiteit is dus: niet-regulier is normaal.
Het grootste probleem is daarbij dat bijna alle curricula nog steeds uitgaan van nominaal studerende studenten. Elk vak wordt maar 1x per jaar aangeboden (zowel lessen als toetsen), cursusmateriaal en begeleiding tussendoor niet of nauwelijks beschikbaar, er zijn vakken die je niet mag doen als je iets anders nog niet gehaald hebt, etc.
Je zou kunnen zeggen dat de ‘BSA-ontsnappers’ hun medestudenten eigenlijk helpen door de urgentie van een flexibeler programma overduidelijk te maken. Daar gaan – als het de opleidingen lukt – veel andere studenten voordeel bij hebben!