‘Het onderwijs verwacht van alle leerlingen hetzelfde, terwijl de startsituaties verschillen’
‘Taal is zo ontzettend belangrijk’, vindt pedagoog en lector Martine van der Pluijm. ‘Dat begint al op de plek waar je wieg staat en met de manier waarop je ouders met je communiceren. Een ongelijke start is later lastig in te halen.’
‘Sommige kinderen groeien op in een omgeving waar hun ouders veel ervaringen geven en tegen ze praten alsof het volwassenen zijn. De wereld van die kinderen is groot. Zij kennen na een paar jaar een ontelbare hoeveelheid woorden en begrippen. Voor andere kinderen is die wereld veel kleiner en wordt weinig gesproken. Ze krijgen bijna geen vragen en worden vooral gecorrigeerd in plaats van aangemoedigd. Dat soort verschillen hebben vooral te maken met de sociaaleconomische situatie en het opleidingsniveau van de ouders. Ze kunnen in de eerste paar jaar al leiden tot enorme verschillen en tot wat we taalachterstand noemen.’
‘Een heel naar woord overigens, want het suggereert dat als een vierjarige niet voldoende kennis van de wereld en taal meebrengt op het niveau dat in het schoolsysteem als startpunt geldt, dat je dan al een achterstand zou hebben. Dan moet je veel oefenen en herhalen om zo snel mogelijk toch die kennis op te doen die andere kinderen als vanzelf meekrijgen. Dat is niet eerlijk.
‘Het onderwijs verwacht van alle leerlingen hetzelfde, terwijl de startsituaties heel verschillend kunnen zijn.’
‘Dat geldt ook voor kinderen die een andere thuistaal hebben dan het Nederlands. Alsof tegen je wordt gezegd: “Dat wat jij meebrengt, is niet goed en jouw eigen taal doet er niet toe.” In beide gevallen gaat het over kansenongelijkheid. Het onderwijs verwacht van alle leerlingen hetzelfde, terwijl de startsituaties heel verschillend kunnen zijn. Met die verschillen wordt veel te weinig rekening gehouden. Terwijl we weten dat het aansluiten bij de voorkennis van kinderen en de verbinding tussen school en thuis heel belangrijk is.
‘We weten bijvoorbeeld dat het inzetten van een thuistaal ook helpt bij het verwerven van een andere taal. We kunnen de school in de breedste zin tot een taalrijke omgeving maken. Zo vind ik het bijvoorbeeld een gemiste kans dat leerlingen op veel basisscholen onderling niet ook in hun eigen thuistaal mogen praten maar dat alles in het Nederlands moet. Als ze elkaar daardoor een lastige som kunnen uitleggen, dan is dat toch juist heel fijn? Dan is taal een middel en geen doel. Dat leidt tot meer gelijke kansen.
‘Het schoolsysteem en ik, dat was echt een mismatch.’
‘Als pedagoog en als lector verdiep ik me hierin en onderzoek ik hoe we samen die taalrijke omgeving kunnen creëren. Mijn motivatie heeft ook een persoonlijke kant. Ik was zelf ook ooit wat ze “laaggeletterd” noemen. Het schoolsysteem en ik, dat was echt een mismatch. Ik vond het helemaal niet leuk, het kwam me niet aanwaaien, ook niet vanuit huis. Met als gevolg dat ik laagopgeleid was en het leven leidde dat daarbij hoorde.
‘Op mijn 21e was ik het zat om alsmaar te worden geconfronteerd met wat ik allemaal niet kon. Dat maakte me onzeker en daardoor kreeg ik faalangst. Toen ging de knop om. Via mbo en hbo ben ik naar de universiteit gegaan waar ik uiteindelijk promotieonderzoek ben gaan doen. Ik kon meer dan mijn omgeving dacht. Nu zeg ik niet dat iedereen kan zo moet gaan stapelen naar een hoge opleiding, zeker niet. Maar ik weet wel dat er veel meer in kinderen zit, waar scholen iets mee kunnen. Het benoemen wat kinderen wél kunnen dat sterkt hen. En vanuit dat zelfvertrouwen kunnen ze groeien. Het helpt als je als leraar goed zicht hebt op de uitgangssituatie van het kind en de grote verschillen die er zijn tussen gezinnen waarin kinderen opgroeien.
‘We weten dat kinderen thuis heel veel leren en hoe belangrijk ouders zijn voor de taalontwikkeling van hun kind.’
‘Al twaalf jaar houd ik me bezig met de samenwerking tussen thuis en school. “Thuis in Taal”, zo heet een aanpak die ik heb ontwikkeld met onderzoek. We weten dat kinderen thuis heel veel leren en hoe belangrijk ouders zijn voor de taalontwikkeling van hun kind. Door de samenwerking op te zoeken, kunnen we gezinnen beter leren kennen en andersom ook de kennis van thuis de school in halen. Ik licht nu de kinderen van laagopgeleide ouders eruit, want dáár vinden we de meeste ongelijkheid. Maar in feite is de samenwerking met alle ouders van groot belang.
‘Sinds begin dit jaar ben ik ook lector aan de hogeschool. Ons lectoraat ‘Samenwerken aan een Taalrijke Omgeving voor Jonge Kinderen’ is gestart op initiatief van BOOR, PCBO Rotterdam-Zuid en Hogeschool Rotterdam in samenwerking met andere Rotterdamse schoolbesturen, hogescholen en de Erasmus Universiteit. Samen proberen we de praktijk op basisscholen in Rotterdam Zuid goed in beeld te krijgen en oplossingen te ontwikkelen. Manieren om een taalrijke omgeving te bieden waar scholen en kinderen écht iets aan hebben in de strijd tegen kansenongelijkheid.’
Tekst en foto: Sanne van der Most
Je zou toch zeggen dat de meeste kinderen/studenten gewoon correct Nederlands kunne spreken(??). Waarom wordt hier niet iets aan gedaan? Of gaan we dalijk weer zeuren dat nederland te streng is op taal en studenten hier de dupe door zijn bij afstuderen, bijvoorbeeld?
@Jasper.
*kunnen
*dadelijk
*Nederland
*(dupe) van (zijn)
Graag gedaan.
@ Marco.
Kunne = typefout
Dalijk is gewoon correct: https://www.encyclo.nl/begrip/dalijk
Nederland = Nederlands, tenzij je ‘correct >Nederland< kunnen spreken(??)' wel de goeiste nederlands vind?
'hier de dupe door zijn' is gewoon correct NerderlandS. Tenzij je 'hier de dupe VAN zijn' beter vind..
Geen dank.
Is ‘dalijk’ niet iets Brabants en/of Limburgs? Dat is ook wel een beetje een achterstand toch? Niet gemeen bedoeld hoor. Ik heb daar zelf ook nog altijd last van.
@Jasper., ‘dalijk’ is correct op dezelfde manier dat ‘effe’ correct is. Puur omdat er een betekenis aan gehangen kan worden maakt het niet minder spreektaal. Je eigen bron specificeert ook dat het “straattaal” en “slang” is.
Marco’s correctie op “Nederland” ging over het woord “nederland” in je laatste zin en niet “Nederlands” in je eerste.
De ironie blijft wel staan hoor, ook met slechts een typfout. In een professionele omgeving wordt je geacht er op te letten dat je geen fouten maakt, en dat je geen spreektaal/straattaal in je geschreven werk gebruikt. Je kan een hele discussie daar onder hangen over de fluïditeit van taal en de verandering van spelling maar je moet ook niet verbaast zijn als je er op afgerekend wordt, of dat in commentaar over de kwaliteit van taal iemand je op je eigen fouten wijst.
Verbaasd, Heikamp, niet verbaast (in dit geval is het nl. stiekem een voltooid deelwoord).