Cyriel over taal: Fok deze huis
21 November 2024Het stond er echt, op een gevel van een oud huis in een Rotterdamse volkswijk: Fok deze huis. Ik las het al 25 jaar geleden en moest er wel om lachen. Kwajongensonzin, onbeholpen, niks om je druk om te maken. Maar dat doe ik inmiddels wel.
‘Deze’ in plaats van ‘dit’: het was gewoon een begrijpelijke fout van een jongere wiens moedertaal waarschijnlijk niet Nederlands was. Niets om over naar huis te schrijven. Maar anno 2024 neem ik toch de pen op om dit verschijnsel te beschrijven, want nu hoor je politici, journalisten, docenten en vele andere hoogopgeleide mensen steeds vaker rommelen met het woordgeslacht en dan met name de onzijdige woorden (het-woorden).
Een oogst van de afgelopen week: – ‘Het overlegplatform werkt nog niet naar behoren; iedereen is het er wel over eens dat we die drastisch moeten hervormen.’ – ‘Schrijf jij het maar op, want jouw handschrift is beter dan die van mij.’ – ‘Van dat koudefront zijn we voorlopig nog niet af, want die blijft hangen boven de Noordzee.’ – ‘Het grondvlak is eigenlijk net iets te klein, dus die moeten we nog aanpassen.’
Het doet een beetje pijn aan mijn oren, maar de sprekers, allemaal hoogopgeleid en opgevoed door Nederlandstalige ouders, valt het kennelijk niet meer op. Ze zijn het woordgeslacht een beetje kwijt. Ik probeer te begrijpen wat er aan de hand is en heb wel een vermoeden.
Toen ik Duits leerde op school moest ik rijtjes leren als ‘-schaft, -ung, -ei, -keit, -heit’. Rijtjes waarmee het woordgeslacht werd ingestampt (het genoemde rijtje was voor woorden die altijd vrouwelijk zijn). Het woordgeslacht is een van de moeilijkste aspecten van het leren van een vreemde taal.
Of een woord een de-woord is (mannelijk/vrouwelijk) of een het-woord is, moet je als nieuwe Nederlander gewoon uit je hoofd leren, want er zijn geen ijzeren regels voor. Het is een vrijwel ondoenlijke opgave en daarom zullen nieuwe Nederlanders het nooit helemaal goed doen.
Ik ken ook nog steeds de Duitse woordgeslachten niet door en door, hoewel ik vaak Duits spreek. Ik heb dus alle begrip voor de worsteling met het verwijswoord ‘dat’. Daar komt nog wat bij: woordgeslachten hebben eigenlijk geen functie meer; in feite zou er niks verloren gaan, als we van alle woorden gewoon de-woorden maken. Probleem opgelost.
Dat die hoogopgeleide Nederlands opgevoede mensen de laatste tien jaar het woord ‘dat’ lijken te verliezen, hangt samen met de verandering van het Nederlands onder invloed van immigratie. Elke immigratiegolf verandert een taal; de vormen en regels die moeilijk zijn én geen praktisch nut hebben (lees: niets toevoegen aan de betekenis van taaluitingen en uitdrukkingsvaardigheid van de sprekers) moeten er dan als eerste aan geloven. Die verdwijnen.
Om nog even terug te komen op het Duits: de (inmiddels ouderwetse) genitief wordt daar nu verdrongen door de datief met het voorzetsel ‘von’. Dus het is niet meer ‘Das Fahrrad meines Vaters’ maar: ‘Das Fahrrad von meinem Vater’. De Duitsers zeggen wel: ‘Der Dativ ist dem Genitiv sein Tod’.
En misschien sterft bij ons op termijn het verwijswoord ‘dat’ wel uit. En wie weet sneuvelen over pakweg twintig jaar alle het-woorden. Lang leve deze fenomeen.
Beeld: Demian Janssen
Laat een reactie achter
Spelregels
De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.
Lees hier alle details over onze spelregels.
Back to Top