Na drie maanden in een onderverhuurde, exorbitant dure kamer – Rutte, nog bedankt voor deze neoliberale markt – te hebben gewoond, keer ik weder naar mijn ouderlijk huis. Mijn ouders waren natuurlijk hartstikke blij met mijn terugkomst.
Ze waren zelfs zo enthousiast dat ze op de dag van de verhuizing speciaal afzagen van verlof en als de wiedeweerga naar hun werk gingen om mij in geen geval tot last te zijn. Een subtiele opvoedingsles over zelfstandigheid(?): verhuizen is een puinhoop, vooral als je er alleen voorstaat, en zeker als je er middenin zit.
Hoewel mijn schouders en knieën (trappen!) door mijn ouders zwaar op de proef werden gesteld – mijn thuis opvouwen, in karton verpakken, trap af naar de auto meezeulen, trap op want autosleutels vergeten, trap weer af en bij aankomst weer uitpakken – liet deze gelegenheid me inzien dat ik meer gehecht was geraakt aan mijn bezittingen dan ooit. Pak je mijn platenspeler en mijn recalcitrante planten (waarom groeien ze niet in de hoogte?!) van me af, dan heb je ook een deel van mijn identiteit ontnomen. Het lijken essentiële onderdelen van mij die nooit weg mogen.
De aanblik van mijn lege, oude en nieuwe kamer vernauwde mijn gedachten naar een tweesprong: welke bezittingen laat ik hier achter en wat neem ik mee om iets (nieuws) op te bouwen? Een muur van mijn ouderlijke kamer is al jaren gereserveerd voor een boekenkast en inmiddels verworden tot een rariteitenkabinet, met bijvoorbeeld de gehele reeks Fantasia van Geronimo Stilton tot aan de Bijbel (om in de fantasiewereld te blijven) want mijn mantra stelt: boeken wegdoen is geen optie. Dichter bij een rituele boekenverbranding kom je niet. Maar wat dacht ik van mijn stapels nakijkwerk van mijn leerlingen? Alle tienen eruit hengelen, inlijsten en de rest het nakijken geven …
Bij ieder bezitsobject voel ik me dus verplicht mijzelf de moeilijke vraag te stellen: continuïteit of discontinuïteit? Bewaren of verlaten? Antwoorden krijg ik niet tot nauwelijks terug, dus voel ik me genoodzaakt om op een hardleerse manier afscheid te nemen van bijvoorbeeld talloze, ooit gedragen kledingstukken. De kringloop voelt in die zin nog als een middenweg; continuïteit in een ander jasje.
Volgens de wetenschap is ‘identiteit’ een fluïde concept, met andere woorden een concept dat alweer reikhalzend uitkijkt naar een aanstaande verhuizing, en krijg ik dus de eer ergens anders mijn identiteit uit te rollen. Voordat ik dat ga doen, begroet ik eerst nog even mijn ouders. Ze komen net terug van werk!
Laat een reactie achter
Spelregels
De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.
Lees hier alle details over onze spelregels.
Back to Top