Blog Menno: Taal maakt nog meer kapot dan geweld
Blog van MennoGepubliceerd: 4 days ago
Toen ik doof werd, veranderde mijn leven enorm. De grootste verandering was dat ik niet meer kon horen en dus ook niet meer makkelijk kon communiceren. Gelukkig zijn er hulpapparaten en schrijftolken.
Communicatie is de grootste hindernis voor dove mensen. En omdat ik laatdoof ben – ik verloor m’n gehoor pas op m’n 26ste – heb ik nooit gebarentaal geleerd. Ik ben in een horende omgeving opgegroeid en heb normaal onderwijs gehad. De blinde en dove schrijfster Hellen Keller verwoordde het goed: ‘Blindness separates people from things; deafness separates people from people.’
Als laatdove kan ik gebruikmaken van schrijftolken. Zij typen voor mij op een laptop of tablet wat er gezegd wordt en ik lees mee van een scherm. Ik heb recht op dertig privé-uren per jaar. Die uren kan ik gebruiken voor feestjes, familie- en doktersbezoeken bezoeken, een cursus of meet-up.
Je kan je voorstellen dat dertig uur eigenlijk niet genoeg is voor een rijk sociaal leven. Ik gebruik de schrijftolken dan ook alleen als ik ze echt nodig heb. De tolkuren die ik voor mijn werk nodig heb, worden gelukkig vanuit het UWV vergoed.
Ik steun in mijn dagelijks leven op spraakafzien (in de volksmond heet dit liplezen) en het begrip van de medemens om rekening met mijn doofheid te houden. Met spraakafzien ‘versta’ ik maar veertig procent van wat er wordt gezegd. En dat alleen als de persoon tegenover mij rustig praat en goed articuleert. Dingen die liplezen moeilijk maken, zijn snel praten, binnensmonds praten, een baard en/of snor, slecht licht, lange zinnen en onverwacht van onderwerp veranderen.
Mensen die ik regelmatig spreek, kan ik beter lezen dan mensen die ik net heb ontmoet.
Als ik iets niet versta, vraag ik altijd of mijn gesprekspartner het wil opschrijven. Of nog makkelijker, gewoon even wil intikken in WhatsApp of een notitie-app.
Een willekeurig praatje maken met iemand die ik niet ken, is een uitdaging én vergt een grote mate van zelfverzekerdheid. Even aan een vreemde meedelen dat ik doof ben, hopen dat het niet afschrikt en daarna overgaan op het gespreksonderwerp waarover ik wil praten, vraagt veel van mij. Daarom heb ik geleerd me iedere dag kwetsbaar op te stellen, zodat ik kan blijven communiceren met de mensen om me heen.
De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.
Lees hier alle details over onze spelregels.
Interessant artikel! Zelf heb ik gehoorverlies en dat is vaak al een barrière, laat staan als je inderdaad doof bent. Heb je leren liplezen door ervaring of heb je er echt een cursus voor gehad? En hoe maak je herkenbaar voor mensen dat je doof bent? Want ik kan me wel voorstellen dat mensen soms tegen je gaan praten en dat ze geen idee hebben dat je doof bent. Verder lees ik dat je nooit gebarentaal heb geleerd, heb je dat inmiddels wel? Er komen zoveel vragen bij mij naar boven, je zou er bijna nog een blog over kunnen schrijven 🙂
Ik heb mezelf onbewust liplezen aangeleerd. Ik was al sinds kind slechthorend en instinctief deed ik aan liplezen. De dag dat ik doof werd, merkte ik dat ik mijn familie gewoon kon verstaan. In mijn moedertaal kan ik heel goed liplezen, in Nederlands maar 40 procent wat gemiddeld ook het meest haalbare is bij mij.
Er zijn cursussen liplezen die in sommige gevallen zelfs vergoed worden uit de basisverzekering.
De enige manier om kenbaar te maken dat ik doof ben, is zeggen dat ik doof ben. Als iemand me van achteren aanspreekt dan weet ik het niet en kan ik ze ook niet informeren. Daarom is doofheid een onzichtbare beperking. Ik moet bijna dagelijks aan mensen vertellen dat ik doof ben. Maar ik maak het me zelf niet te moeilijk. Ik groet bijvoorbeeld niet elke AH-kassière met ‘ik ben doof’.
Ondertussen beheers ik een beetje Nederlands ondersteund met gebaren (NmG) en ik ben van plan dit beter te leren. Dan kan ik makkelijk communiceren met tolken en met mensen die gebarentaal beheersen. Maar in mijn dagelijks leven met horenden zal het niet heel veel toevoegen als zij geen gebaren kunnen.