Ga direct naar inhoud
Profielen | Profielen translated
25 april 2024

Zwart logo Profielen

Onafhankelijk nieuws van de Hogeschool Rotterdam

Ron Bormans, het entree-interview

Gepubliceerd: 10 January 2013 • Leestijd: 10 minuten en 40 seconden • Het Grote Interview Dit artikel is meer dan een jaar oud.

Sinds september is hij voorzitter van het college van bestuur: Ron Bormans: Wie is hij? En wat heeft hij voor de hogeschool in petto? ‘Mijn visie is eigenlijk nogal simpel: We waren hier toch om onderwijs te geven?’

Hoe bent u in het hoger onderwijs  terechtgekomen?
‘Toevallig. Daar ligt geen masterplan aan ten grondslag. Ik studeerde bestuurskunde in Nijmegen toen mijn toenmalige hoogleraar Roel in ’t Veld directeur-generaal werd bij het ministerie van Onderwijs. Hij wilde graag dat ik daar kwam werken. Ik kon een baantje krijgen voor twintig uur in de week op een tijdelijk contract bij Ferdinand Mertens, de latere inspecteur-generaal  van het onderwijs. Dat was halverwege de jaren tachtig, toen de banen niet voor het oprapen lagen en de jeugdwerkeloosheid hoog was. Ik was als een kind zo blij. De start van mijn huwelijk met het hoger onderwijs was dus gearrangeerd, een verstandshuwelijk. Maar m’n relatie met het hbo is inmiddels een echte liefdesrelatie geworden.  In elk geval wat mij betreft. Al klinkt dat  misschien wat pathetisch.’

Ron BormansRon BormansHeeft u zelf lesgegeven?
‘Op de Erasmus Universiteit heb ik een paar jaar twee keer per week een leergang gedraaid. Op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen was ik af en toe invaller en gaf ik een training leiderschap. Ik kan niet bogen op een heel grote ervaring voor de klas, maar heb er genoeg van meegekregen om veel affiniteit te hebben met het primaire proces. Het is makkelijk om het in deze bestuurskamer te hebben over disciplinevraagstukken als je niet zelf voor een groep staat waar onvoldoende banken staan, de beamer het niet doet en studenten te laat binnenkomen. Het is hard werken om drie kwartier een groep van twintig jonge mensen met energie bezig te houden. Maar je krijgt er natuurlijk ook veel voor terug. Het is een vak waar ik heel veel respect voor heb.’

U werkt hier nu een paar maanden. Wat voor een hogeschool trof u aan? 
‘Deze hogeschool heeft zich goed geworteld in Rotterdam en dat vind ik heel waardevol. Het is mooi om te zien dat veel van onze mensen trots zijn op de Hogeschool Rotterdam. Maar ik heb ook het idee dat we wel wat van de kern zijn afgeraakt: de kwaliteit van het bacheloronderwijs. Alles wat we doen, moet de kwaliteit  van de bacheloropleiding ten goede komen: projecten, private activiteiten (onderwijs dat door bedrijven wordt gefinancierd, red.), onderzoek  en diensten. Dat lijkt een open deur maar ik vind dat we het daar met elkaar toch weleens wat vaker over mogen hebben. Want we doen het niet goed genoeg. Veertig procent van de  bacheloropleidingen scoorde in de laatste Keuzegids onvoldoende. De roostering is bij een aantal instituten niet op orde, het rendement is laag, de overhead te hoog. De kwaliteit van de dienstverlening is niet altijd even goed.
‘Ik hoor weleens dat we het vergeleken met de Randstedelijke hogescholen niet slecht doen, maar dat vind ik te gemakkelijk. We moeten ons op landelijk niveau vergelijken, dat is veel uitdagender. Er zijn opleidingen die het landelijk gezien goed doen en hoog scoren. Maar we hebben een te groot aantal opleidingen dat het in de landelijke context niet goed genoeg doet. Ik denk omdat de focus onvoldoende gericht is op de kwaliteit van de bachelor en op studenttevredenheid.’

Wat is dat eigenlijk studenttevredenheid? Waarover moeten studenten tevreden zijn? 
‘Het moet over de kern gaan. Over het onderwijs. Dat moet goed zijn en daarover moeten studenten tevreden zijn. Kleinschalige leeromgevingen, betrokken docenten, roosters moeten tijdig bekend zijn en de cijferadministratie op orde. Dan hoef je het niet de hele tijd te hebben over ons zorgsysteem, over studieloopbaancoaches. Voelen studenten zich thuis? Uitgedaagd? Gehoord? Studenten moeten veel serieuzer genomen worden. Ik merk bij deze hogeschool dat dat wel beleden wordt, maar niet geïnternaliseerd is. Laat studenten meepraten. Dan kan je ze ook medeverantwoordelijk maken. Als je rekening houdt met hun wensen, mag je ook meer van studenten verwachten, kan je ook zeggen: “Oké, ik ga het anders doen, en nu jij.” Als je aan het touwtje van studenttevredenheid gaat trekken, gaat rendement vanzelf mee. Andersom is dat niet het geval.’

Waaruit concludeert u dat het bacheloronderwijs en de studenttevredenheid te weinig prioriteit hadden? 
‘Dat merk ik aan gesprekken met leidinggevenden. Ik vraag hen: Waar ben je mee bezig? Waar lig je wakker van? Waar maak je je druk over? Ik lees en hoor te weinig over het belang van de bachelor en de manier waarop ze voor de kwaliteit van de bachelor zorgen. Ik denk overigens dat dat bewustzijn bij docenten groter is.
‘Het heeft er ook mee te maken dat hogescholen te veel een kennisinstelling willen zijn. Maar om een goeie hogeschool te zijn, moet je eerst een  goeie school zijn. Moet je bijvoorbeeld je roostering op orde hebben. Ik krijg dan de reactie: “Dat is toch vanzelfsprekend!” Nou, zeg ik op mijn beurt: “Doe het dan gewoon.” Laat je iets gelegen liggen aan de resultaten van de Keuzegids, aan studenttevredenheid, neem dat serieus. En durf het gesprek aan te gaan met studenten. Ik stond net in de lift. Die studenten vertellen je alles wat je weten wilt. Elk bedrijf zou het een godsgeschenk vinden als de klant dagelijks met ‘m in de lift staat. Zij huren daar duurbetaalde adviesbureaus voor in en wij zien de mensen voor wie we werken de hele dag om ons heen. Maak daar gebruik van!’

Welke maatregelen gaat u nemen om  de bacheloropleidingen te versterken? 
‘Om te beginnen moet er meer geld naar het onderwijs. De overhead is te hoog. In de begroting van 2013 kun je dat al terugzien. Het innovatiefonds (een fonds om ‘strategische ambities van de hogeschool te realiseren’, red.), is met 2 miljoen teruggebracht. Ook wordt er in 2013 met 2,6 miljoen bezuinigd op de centrale diensten, zodat er meer geld naar de instituten gaat.
‘Daarnaast wil ik een iets terugtredend bestuur en meer eigen verantwoordelijkheid bij leidinggevenden en vooral medewerkers zelf. Ik zie hier veel centrale doelstellingen en behoorlijk veel centrale stuurinstrumenten, terwijl ik wil dat de directies veel meer dan in het verleden hun eigen verantwoordelijkheden gaan nemen. Ik wil een andere stijl van werken zien. Ik ga aan de instituutsdirecties vragen: Neem je onze doelstellingen serieus of niet? Dan ben jij verantwoordelijk om daar samen met jouw mensen aan te werken. Ik wil de directies tussen hun mensen zien staan en samen problemen zien oplossen. Centraal moeten we veel beter gaan definiëren waar we ons over opwinden en stellen we natuurlijk wel minimumnormen, bijvoorbeeld voor de contacttijd. Hoe kun je nou een school zijn als je in het eerste jaar minder dan twaalf uur lesgeeft? Dat kan toch helemaal niet? Dat vind ik gek. Wat dat betreft ben ik best ouderwets.’

Welk centraal instrument kan er wel uit? 
‘Als het gaat om rendement, dus het aantal studenten dat binnen vijf jaar een diploma haalt, wordt hier centraal gestuurd op het aantal studieloopbaangesprekken. Nou, dat ga ik niet meer doen. Ik vind dat deze hogeschool nog eens goed naar haar rendementsbeleid moet kijken. Zo niet, dan gaan we daarin omkomen. De Hogeschool Rotterdam zegt: We zitten in een stad met een relatief laag opleidingsniveau en we willen daar vanuit onze maatschappelijke betrokkenheid iets aan doen. Dan zijn er twee  scenario’s: De lat gaat omhoog en dan lopen de rendementen terug. Of je bent niet in staat die lat hoger te leggen. Dat laatste is geen optie.’

Gaat u niet streven naar rendementsverhoging? 
‘Niet per se. Het zwaartepunt komt te liggen bij kwaliteit en studenttevredenheid. Als we daar de lat hoger leggen, dan is het onvermijdelijk dat we meer inspanning gaan vragen van studenten en docenten. En dat zullen ze samen moeten doen. Dat betekent niet automatisch dat het rendement omhoog gaat.
‘Om de kwaliteit te verhogen moeten we daarnaast ook selectiever worden. Nu hebben we een situatie waarin we voor de poort veel warmte uitstralen maar waar studenten, zodra ze binnen zijn, een vrij harde omgeving aantreffen. Niet omdat wij onaardig zijn, maar omdat die lat omhoog is gegaan. Selectie aan de poort is dan net te gemakkelijk. Ik denk dat selectiviteit te organiseren is terwijl je in z’n totaliteit toegankelijk blijft. Ik denk dan vooral aan die grote brede opleidingen waar nu veel mensen naartoe gaan die niet precies weten wat ze willen. Door daar net wat selectiever te zijn, dwing je hen om beter na te denken of de opleiding wel bij hen past.’

 Meer maatwerk dus ? 
‘Ja, we hebben net cijfers gezien over mbo’ers die hier studeren. Hoe verwanter de opleiding is, hoe makkelijker de overstap. De overgang van werktuigbouwkunde mbo naar werktuigbouwkunde hbo is een succes, hetzelfde geldt voor de grafische opleidingen. Van elektrotechniek naar werktuigbouwkunde is het succes al  heel wat kleiner. De overstap van mbo naar hbo verpleegkunde is niet succesvol, maar dat heeft waarschijnlijk te maken met het niet matchen van verwachtingen. De economische opleidingen laten getallen zien die alle kanten uitschieten.
‘Mbo’ers die de ambitie hebben een overstap te maken waarvan wij weten dat de kans van slagen niet groot is, moeten we goed in de ogen kijken en vragen: “Zou je dit nou wel doen, want 85 procent van je collega’s redt het niet.” Misschien  moeten we de startgesprekken die we nu met alle nieuwe studenten voeren, selectiever gaan inzetten.
‘Ik ben er niet tegen dat we ook formeel wat meer gaan selecteren bij een aantal grote opleidingen. Door die opleidingen selectiever te maken, dwing je studenten, zoals ik al zei, beter na te denken over hun keuze en zorg je ervoor dat ze daar niet massaal uitvallen.’

Daarmee slaat de hogeschool dan wel een heel andere weg in. 
‘Deels. Ik vind het belangrijk om duidelijk te zijn tegen studenten: “Als jij met die vooropleiding die studie wilt gaan volgen, is de kans groot dat je het niet redt. Ben jij toch gemotiveerd om dat te doen, dan ben je bij ons van harte welkom.” Ik wil prikkelen op motivatie. Daarmee ontstaat misschien een hogeschool die over een aantal jaren wat meer fonkelt. En die wat minder opleidingen met een min in de Keuzegids heeft.’

Alle energie naar de voltijd bachelor zegt u. Wat betekent dat voor het deeltijdonderwijs?
‘Ik vind dat we daarin veel selectiever moeten zijn en ook hier voor kwaliteit moeten gaan. Vijftig, zestig procent van het deeltijdonderwijs heeft een studentenaantal waarvoor je de boel niet kunt draaien. En daardoor is het deeltijdonderwijs niet echt optimaal georganiseerd. Dan moet je keuzes maken en mijn keus is een organisatie die een breed aanbod heeft aan voltijd bacheloropleidingen. Wat dat concreet per deeltijdopleiding gaat betekenen, kan ik nog  niet zeggen.’

En voor het commerciële onderwijs? 
‘Met het commerciële onderwijs, dat we tot vorig jaar via de Transfergroep aanboden en dat nu per instituut is georganiseerd, houden we op. De Hogeschool Rotterdam is een publieke instelling.  Zaken doen en de publieke zaak dienen zijn twee verschillende dingen. Privaat gefinancierde masters vind ik overigens deel uitmaken van de publieke taak, net als een aantal nascholingscursussen. Ook bij de lectoren is er een derde geldstroom. Maar het puur commerciële deel, dat van  leads, deals maken, account- en salesmanagers, moeten we niet willen. We zijn geen NCOI, geen Schouten & Nelissen. Bij een aantal instituten betekent dit dat we er gewoon mee ophouden. Op termijn zullen er mensen weg moeten ja, maar daar gaan we dan goed voor zorgen. We voeren al gesprekken met partijen die het misschien interessant vinden om deze taken over te nemen. De Transfergroep heeft altijd een goede naam gehad en een goede staat van dienst.’

U zegt: hogescholen willen misschien te veel kennisinstelling zijn. Wat betekent dat voor IOI, het onderzoeksinstituut waarin alle lectoren bij elkaar zijn gebracht? 
‘Lectoren en onderzoek moeten het niveau van het onderwijs omhoog krijgen. Ik wil onderzoek niet naast het onderwijs zetten, maar ten dienste van het onderwijs. Het gebeurt steeds vaker dat de accreditatieorganisatie die de kwaliteit  van onze opleidingen beoordeelt, een onvoldoende geeft voor de ‘standaard 3’ (niveau en kwaliteit van toetsing, red.) omdat het reflectief vermogen van onze jonge mensen niet op orde is. De fysiotherapeut moet zijn/haar behandelingen kunnen overdenken om te bepalen wat wel en wat niet goed heeft gewerkt. Hetzelfde geldt voor docenten of voor welke andere beroepsgroep dan ook. Die vaardigheden moeten het programma inkomen, anders wordt onderzoek doen niets meer dan een module. Daar worden studenten niet slimmer van. Er zijn lectoraten die de studenten leren nadenken over hun eigen handelen in de praktijk en lectoraten waarbij ik dat helemaal niet zie.’

Overweegt u om het onderzoeksinstituut op te heffen? 
‘Nee, zover ben ik nog niet. Maar ik wil nog weleens goed kijken naar de organisatie ervan. Door het apart te zetten, creëer je een sfeer van zelfstandigheid. Terwijl ik de boodschap wil afgeven dat onderzoek dienstbaar moet zijn aan het onderwijs. De lector kan en moet wat mij betreft de inhoudelijk leider worden van het hbo, maar dat wordt hij nooit in isolement. Dat wordt hij alleen als hij in het hart van de machinerie zit.’

Al met al betekent dit dat de Hogeschool Rotterdam een heel andere koers gaat varen. 
‘Ja en nee. Ik merk dat het accent dat ik wil aanbrengen aansluit bij opvattingen van mijn collega’s in het college van bestuur. Ik hoop dat dat ook voor de rest van de organisatie zo zal zijn, dat we elkaar kunnen omarmen. We gaan als  college ook intensiever het gesprek zoeken met studenten en medewerkers, via oude en nieuwe media. Maar als de confrontatie nodig is, dan zal  ik die niet schuwen. Ik ben bereid te onderhandelen over de manier waarop, maar in de kern staat dit verhaal, concentreren op de kerntaak, voor mij vast. Ik heb besloten op dat punt geen compromissen te sluiten.’

Bent u een bestuurder die uitgaat van controle of van vertrouwen? 
‘Dat is een moeilijke. Ik vind dat ik meer zou moeten uitgaan van vertrouwen, maar mijn  eerste reflex is controle. Ik bouw vertrouwen op vanuit controle.
‘Ik kan er slecht tegen als mensen maar wat zeggen. Dat vind ik verschrikkelijk. Ik respecteer mensen die met gezag en zelfkritisch over hun eigen vak praten. Daar geniet ik van. Maar als ik merk dat iemand een beetje onzin verkoopt, dan komt die reflex naar voren van control.
‘Ik vind tegenspraak heel belangrijk, maar dat is  wat anders dan dat ik ervan hou. Vaak vind ik tegenspraak irritant en reageer ik niet altijd volgens het boekje. Integendeel. Maar ik ben me er heel goed van bewust dat je fouten gaat maken als die tegenspraak er niet is. Dat geldt overigens voor ieder mens, in welke positie dan ook.’

Kunt u de doelstellingen voor de komende jaren concreet maken? 
‘De studenttevredenheid moet stevig omhoog. En voor de medewerkerstevredenheid geldt hetzelfde. Die is nu met een 6,6 op een tienpuntsschaal te laag. Er zijn instituten waar medewerkers tevreden zijn en instituten waar medewerkers behoorlijk ontevreden zijn. Daar zit dan iets. Als docenten ontevreden zijn, dan merken de studenten dat. Dat kan niet anders. Over rendement durf ik niet zo concreet te zijn. Het niveau van het onderwijs is omhoog aan het kruipen. De lat van de visitatiecommissies ligt hoger. Dat kan niet zonder rendementseffect. We moeten proberen dat effect zo klein mogelijk te houden. Als we over vier jaar zeggen dat de kwaliteit van het onderwijs omhoog is gegaan, dat we standaard 3 van de accreditering op orde hebben, dat we stappen zetten in de studenttevredenheid en dat we het diplomarendement houden op het niveau waar het nu met zo’n 65 procent staat, dan mogen we heel tevreden zijn. En dat wordt heel, heel, heel hard werken. Voor ons allemaal.’

Olmo Linthorst en Dorine van Namen

Wie is Ron Bormans?

Nu al een echte Rotterdammer: de eerste kennismaking met Ron Bormans

Recente artikelen

Recente reacties

Reacties

Laat een reactie achter

One Response to Ron Bormans, het entree-interview

  1. ‘Mijn visie is eigenlijk nogal simpel: We waren hier toch om onderwijs te geven?’

    Dat moet hij toch zeker weten als bestuursvoorzitter….

Spelregels

De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.

  1. Comments worden door de redactie gemodereerd. 's Avonds en in het weekend gebeurt dat niet standaard, en kan het dus langer duren voor je opmerking online komt.
  2. Houd het netjes, beschaafd, vriendelijk en respectvol. Niet vloeken of schelden.
  3. Dwaal niet af van het onderwerp (blijf ‘on topic’).
  4. Wees kort, duidelijk en maak een punt.
  5. Gebruik argumenten, geen uitroepen.
  6. Geen commerciële boodschappen.
  7. Niet op de persoon spelen.
  8. Niet discrimineren, aanzetten tot haat of oproepen tot geweld (ook niet voor de grap).
  9. Van bezoekers die een reactie achterlaten op de site wordt automatisch het IP-adres opgeslagen.
  10. De redactie geeft reacties die dreigende taal bevatten door aan de veiligheidscoördinator van de Hogeschool Rotterdam.

Lees hier alle details over onze spelregels.

Aanbevolen door de redactie

Back to Top