Iedere opleiding heeft zijn eigen taalkwesties

Ja, bij de lerarenopleiding Nederlands of de Ad crossmediale communicatie, daar is taal vanzelfsprekend belangrijk. Maar bij rondvraag blijkt dat taal er bij elke opleiding toe doet, en overal op een andere manier.

Hoe taal ertoe doet, bij technische informatica

‘Computertaal moet vooral ook leesbaar zijn voor mensen’

Naast de ‘natuurlijke taal’ (in de informatica veelal het Engels) heb je bij informatica natuurlijk te maken met programmeertaal, een taal waarin één verkeerd lettertje of cijfertje ertoe kan leiden dat iets niet werkt. Wouter Bergmann Tiest, docent bij de opleiding technische informatica, wijst op de ‘Off-by-one error’ waarbij je er één cijfer naast zit omdat de computer bij het tellen niet bij 1 maar bij 0 (nul) begint. ‘Als je vier dingen nummert waar de computer iets mee moet doen, wordt dat 0, 1, 2 en 3. Maar soms wil je juist een logische nummering aan mensen laten zien en begin je bij 1. Dan is een foutje zo gemaakt. Je moet dus goed vastleggen wat je bedoelt.’

De leesbaarheid van programmeertaal werd niet altijd even belangrijk gevonden. Toen de rekencapaciteit van computers nog een schaars goed was, moesten programmeurs zo efficiënt mogelijk programmeren. Bergmann Tiest: ‘Een compacte, precieze formulering in programmeertaal, waarbij elk woord op een goudschaaltje gewogen werd. Ik vergelijk het altijd met het schrijven van een gedicht.’ De huidige manier van programmeren gaat in de ogen van de docent meer richting proza. ‘Ook omdat er nu veel meer rekencapaciteit is, hoeft het niet meer zo compact; er is meer aandacht voor de leesbaarheid van programmeertaal. Programmeertaal wordt – als er iets moet worden aangepast – vaker door een mens dan door een computer gelezen. Die persoon is vaak een ander dan de oorspronkelijk programmeur en moet het dan wel kunnen begrijpen.’ Om programmeertaalfouten te voorkomen is ‘jezelf niet herhalen’ het devies. ‘In een programma zijn er vaak terugkerende taken. Het is dan belangrijk om zo’n taak niet opnieuw in te typen maar om ernaar te verwijzen. Als er aan zo’n taak iets moet worden veranderd, doe je dat maar op één plek’, legt Bergmann Tiest uit.

Dat geldt bijvoorbeeld voor de regelbreedte die je aanpast op de breedte van het scherm. ‘Als je op allerlei plekken het getal 80 hebt staan en dat overal moet wijzigen, is de kans op fouten groter dan wanneer je het op maar één plek hebt ingevoerd.’ Een complex programma zonder fouten is een uitzondering, weet de docent. ‘Vergelijk het met een scriptie zonder ook maar één taalfout. Zo’n taalfout valt de lezer vaak meteen op; voor de lezer van een computerprogramma is dat veel lastiger.’ Heel goed testen is daarom belangrijk. Bergmann Tiest: ‘Er wordt hard gewerkt aan automatisch testen, te vergelijken met de spellingscontrole van je tekstverwerker. Daarbij zet je bij iedere functie die je maakt testdata. Dat vereist wel extra inspanning maar maakt het op de lange termijn makkelijker.’

Hoe taal ertoe doet, bij maritiem officier

‘Omdat ‘need’ teveel op ‘njet’ en ‘niet’ lijkt is gekozen voor het werkwoord ‘require

Coen Zuidervaart is docent Engels bij de opleiding maritiem officier, maar over juiste spelling en grammatica hoeven zijn studenten zich niet zo’n zorgen te maken. ‘Grammatica moet hier geen doel zijn. Het doel is om zo goed mogelijk te communiceren.’ Om ongelukken op zee zoveel mogelijk te voorkomen moeten zij die een schip besturen elkaar goed begrijpen. Kern is dat je taal gebruikt die maar voor één uitleg vatbaar is. En dat gaat verder dan de afspraak dat iedereen in het Engels communiceert.

‘Ook het korte ‘help’ is taboe op zee’

De ‘Standard Marine Communication Phrases’ (SMCP) is de internationale standaardtaal, een zeer uitgebreid afsprakenoverzicht over wat je in bepaalde omstandigheden op zee zegt. En hoe je het zegt. Zuidervaart: ‘Als je in je eigen machinekamer vraagt om een wrench of om een spanner is dat meestal niet zo’n probleem. Het is Amerikaans-Engels en Brits-Engels voor steeksleutel. In de machinekamer kun je nog gebruikmaken van lichaamstaal, en ergens naar wijzen.’

De standaardtaal moet spraakverwarring tussen schepen voorkomen, legt hij uit met voorbeelden: ‘Omdat bijvoorbeeld need teveel op njet en niet lijkt maar heel iets anders betekent, is in de standaardtaal gekozen voor het werkwoord require. Het werkwoord to want wordt vermeden omdat I want en I won’t hetzelfde kunnen klinken maar iets heel anders betekenen.’ Ook het korte ‘help’ is taboe op zee. ‘Het lijkt teveel op ‘helm’ (het roer van het schip) en in het woord zit ook paniek. Daarom wordt ‘assistance’ gebruikt.’ En dan het gebruik van getallen. Verwarring kan bijvoorbeeld ontstaan omdat Nederlandstaligen bijvoorbeeld niet zestig-negen zeggen als ze sixty nine bedoelen. Afgesproken is om de losse cijfers achter elkaar op te noemen. Negenzestig wordt dan six-nine. Zuidervaart: ‘Neem de getallen forteen en forty die ongeveer hetzelfde klinken. Maar als je met veertig knopen de haven in vaart, is dat behoorlijk hard. Dat moet dus gewoon one-four zijn.’

De informatie die je uitwisselt moet je, volgens de afspraken, ook nog een keer bevestigen, herhalen. ‘Ook omdat in sommige culturen mensen bang zijn om aan te geven dat je iets niet begrepen hebt, zeker als het door je baas wordt gezegd. Zo zorg je er voor dat de informatie echt goed overkomt.’ Niet voor alles is (al) een oplossing. Zie bijvoorbeeld de zinnetjes ‘I am at ancher’ en ‘I am a tanker’. Zuidervaart: ‘Er zijn weleens problemen mee geweest maar over het algemeen maakt het type schip dat je tegenkomt niet uit dus dat hoef je niet per se te benoemen.’

Hoe taal ertoe doet, bij crossmediale communicatie

‘Per pagina mag je twee taalfouten maken, anders krijg je het terug’

‘Foutloos kunnen schrijven is voor studenten soms een worsteling’, ziet Esther Ronkes, vakteamcoördinator tekst bij de associate degree crossmediale communicatie. ‘Op social media wordt het bezittelijk voornaamwoord ‘m’n’ (of mijn) bijvoorbeeld heel vaak ‘me’. (Bijvoorbeeld ‘me lesrooster’) Als je dat onderling gebruikt en elkaar begrijpt is dat prima. Maar als je voor een professionele organisatie werkt, hoor je je aan te passen.’
Afgestudeerde crossmediale communicatie-studenten komen nogal eens op plekken terecht waar ze verantwoordelijk worden voor de content op social media, vertelt Ronkes. ‘Natuurlijk zal een leidinggevende in het begin meelezen met de teksten van stagiairs en nieuwe medewerkers maar uit het werkveld horen en hoorden we dat er wel iets viel aan te merken op het Nederlands van sommige afgestudeerden’.

‘Pas’ sinds een jaar biedt de opleiding de cursus Nederlands op het niveau C1 aan. Dat gaat over (werkwoord)spelling, grammatica en interpunctie. Ronkes: ‘Als studenten iets moeten inleveren benadrukken we dat ze het eerst door iemand moeten laten nalezen. Taal wordt meegerekend, uiteraard ook bij het afstuderen als studenten een dossier van veertig pagina’s moeten inleveren. Per pagina mag je twee taalfouten maken, zijn het er meer dan krijg je het werk terug en moet je het aanpassen.’
Naast ‘me’ in plaats van ‘m’n’ blijven de dt-fouten ‘populair’ net als ‘hij wilt’. Ronkes: ‘Daarnaast worden hun, hen en zij erg vaak door elkaar gehaald en wordt bij meervoud verleden tijd nogal eens de ‘-n’ vergeten. Bijvoorbeeld: “Piet en Jan maakte hun huiswerk niet”.’

Bij de opleiding crossmediale communicatie word je opgeleid om verschillende communicatiekanalen en -middelen geïntegreerd in te zetten. ‘Liefst met dezelfde tone of voice’. Ronkes: ‘We proberen studenten te leren zo wervend en creatief mogelijk te schrijven maar het gaat dus ook om mondelinge taalvaardigheid.’ Ronkes ziet dat studenten die qua spelling en grammatica niet zo goed zijn soms juist wel met creatieve en goed opgebouwde teksten komen. ‘Er zijn ook bedrijven waar grammatica minder belangrijk is. Zoals bedrijven die vooral video’s maken met daarin gesproken teksten waarin je de taalfouten niet hoort. En als dan het geschreven script taalkundig niet klopt, vindt zo’n bedrijf dat niet erg.’

Hoe taal ertoe doet, bij international business

‘Begrijpen van accenten moet je leren, zeker in international business’

‘Taal is bij ons echt een heel groot ding’, benadrukt Cheryl Gerretsen van de RBS (Rotterdam Business School). ‘De officiële taal bij ons is Engels en je wilt natuurlijk niemand buitensluiten maar dat gebeurt in de klas en tussen docenten wel. Als twee docenten met elkaar Nederlands praten, missen niet-Nederlandstaligen die daarbij zijn onbedoeld informatie. Niet alleen technische maar ook sociale informatie.’ Het gebeurt ook ’andersom’. Gerretsen: ‘In vergaderingen over het ontwikkelen van onderwijsmodules, uiteraard in het Engels, blijken de native Angelsaksische docenten veel welbespraakter dan de anderen. Als je niet uitkijkt, krijgen zij sneller gelijk omdat ze zich beter kunnen uitdrukken.’

Taal is belangrijk maar is in het verleden weleens te belangrijk gemaakt, vindt Gerretsen, terugblikkend op haar eerste jaren bij de opleiding trademanagement gericht op Azië, toen nog een Nederlandstalige opleiding. ‘Sommige studenten waren echt niet goed in Nederlands maar bekleden nu prachtige functies. Achteraf schaam ik mij weleens voor mijn harde feedback van toen. Taal, inclusief grammatica, is ook maar een van je kwaliteiten. Je wordt ook succesvol als je je goed kunt aanpassen, vriendelijk bent en vakinhoudelijk heel goed.’

Taalfouten maar ook bepaalde accenten scheppen nogal eens het vooroordeel dat mensen niet intelligent zouden zijn, ziet de docent. Ten onrechte, vindt ze sinds ze jaren geleden op studiereis is geweest naar de City University of New York. ‘Hoogleraren die heel goed in hun vak waren spraken daar met een enorm accent en grammaticaal was het ook niet helemaal goed. Dat kon daar gewoon. Wij krijgen van onze studenten ook weleens klachten over het Engels van docenten maar dan gaat het soms alleen om het accent. Ik vind dat het begrijpen van accenten een skill is die je moet leren, zeker in international business.’

Communicatie en taal zijn sterk cultureel bepaald, weet Gerretsen die werkt in een onderwijsinstituut met docenten en studenten van tientallen verschillende nationaliteiten. ‘Neem bijvoorbeeld de Surinaamse gebiedende wijs. Van een Surinaamse student kreeg ik een keer te horen: “Mevrouw, u moet voor mij een brief schrijven.” Ik dacht: “Ik móet helemaal niks”, maar kwam erachter dat hij het helemaal niet zo bedoelde. Het was gewoon zijn manier van zeggen. Ik heb hem er trouwens wel feedback op gegeven.’

‘Veel Hollanders denken sowieso dat ze heel goed Engels spreken.’

Nederlanders zijn dan vaak weer een stuk botter dan Britten en Aziaten. ‘Collega’s zijn vaak geschokt van onze brutale manier van communiceren, wat ook te maken heeft met het niet altijd goed gebruiken van de werkwoorden must, should en have to. Veel Hollanders denken sowieso dat ze heel goed Engels spreken maar als je alle woorden kent wil dat niet zeggen dat je ze altijd in de juiste context gebruikt. En dan zie je dat bijvoorbeeld learn en teach door elkaar worden gebruikt.’

Bij international business is er veel discussie over het niveau van het Engels dat studenten moet worden aangeleerd. Moeten de afgestudeerden effectief zaken kunnen doen of moeten ze bijna het niveau van native speakers hebben?
Over het niveau van het Nederlands is er meer overeenstemming: de internationale studenten die naar Rotterdam komen, volgen Nederlands als verplicht tweede taalvak en moeten het Nederlands zodanig beheersen dat ze zich bijvoorbeeld in een winkel kunnen redden. Veel communicatie vanuit de HR was tot acht jaar geleden in het Nederlands, vertelt Gerretsen. ‘Dat wij in het Engels communiceren botst heel erg met de gedragsregel “Wij spreken Nederlands op de HR”. De Nederlandse communicatie leverde echter veel irritatie op. Gelukkig is het aangepast.’

Tekst: Jos Nierop
Illustraties: Demian Janssen

Deel dit artikel:

Laat een reactie achter

Comments are closed.

Spelregels

De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.

  1. Comments worden door de redactie gemodereerd. 's Avonds en in het weekend gebeurt dat niet standaard, en kan het dus langer duren voor je opmerking online komt.
  2. Houd het netjes, beschaafd, vriendelijk en respectvol. Niet vloeken of schelden.
  3. Dwaal niet af van het onderwerp (blijf ‘on topic’).
  4. Wees kort, duidelijk en maak een punt.
  5. Gebruik argumenten, geen uitroepen.
  6. Geen commerciële boodschappen.
  7. Niet op de persoon spelen.
  8. Niet discrimineren, aanzetten tot haat of oproepen tot geweld (ook niet voor de grap).
  9. Van bezoekers die een reactie achterlaten op de site wordt automatisch het IP-adres opgeslagen.
  10. De redactie geeft reacties die dreigende taal bevatten door aan de veiligheidscoördinator van de Hogeschool Rotterdam.

Lees hier alle details over onze spelregels.