‘Leren schrijven is belangrijk, kijk maar naar de scripties’
Gepubliceerd: 29 November 2017 • Leestijd: 2 minuten en 55 seconden • Column Dit artikel is meer dan een jaar oud.We moeten niet alleen naar de d’tjes en de t’tjes kijken, zegt taallector Amos van Gelderen. Vanmiddag verklaart hij zich nader op het taalcongres Taalcentraal op de HR. Hier is een voorproefje.
Er wordt veel geklaagd over het taalgebruik van studenten in het hoger onderwijs. Ze zouden niet goed kunnen schrijven en ook over hun gesproken taal zijn vaak klachten. Is dit een nieuw probleem en valt het op te lossen?
De klachten over studenten en taal zijn van alle tijden. In 1981 verscheen een ministeriële nota onder de titel ‘Er wort steets meer fout gesgreven’ met daarin stevige kritiek op de schrijfvaardigheid van studenten. Niet alleen de spelling en de grammatica in teksten van de studenten lagen onder vuur, maar ook de structurering van de tekst, het leggen van verbanden en het onderscheiden van hoofd- en bijzaken.
Een belangrijke aanbeveling was toen om het eindexamen Nederlands van de havo aan te passen aan de eisen van het hbo en om schrijfvaardigheidsonderwijs te intensiveren. Evenals in de jaren tachtig roepen velen nu weer om een betere aansluiting van het voortgezet onderwijs op de eisen van het hoger onderwijs en om meer onderwijs in schrijven. Er is dus erg weinig gebeurd in de tussentijd!
In de overgang van voortgezet naar hoger onderwijs zit een verborgen breuklijn. We gaan er in het voortgezet onderwijs vanuit dat de taalvaardigheid van leerlingen vormbaar is door taallessen Nederlands. In het hoger onderwijs gaan we ervan uit dat hun taalontwikkeling al voltooid is, of zonder taalonderwijs spontaan verder gaat.
Bij taalproblemen in het hoger onderwijs gaat men er vanuit dat studenten geen goed (taal)onderwijs hebben gekregen in het voortgezet onderwijs en dat dat moet worden ‘bijgespijkerd’. Men zoekt de oplossing in toetsen op taalvaardigheid (om de probleemstudenten te identificeren) en taalcursussen los van het reguliere (vak)onderwijs. Het selecteren van studenten met een ‘taaldeficiëntie’ berust op een ernstig misverstand, want daarbij gaat men er vanuit dat slechts een beperkte groep studenten moeite heeft met schrijven. En dat is niet zo.
Men hoeft maar wat eindscripties van studenten uit verschillende richtingen open te slaan om te zien dat schrijfvaardigheid een kunst is die slechts weinigen beheersen. Geen wonder, want studenten hebben nooit scripties leren schrijven. Op het voorgezet onderwijs leren ze bij Nederlands om een uiteenzetting en een betoog te schrijven en met geluk krijgen ze van hun docent commentaar op het taalgebruik. Het schrijven van een onderzoeksverslag van enige omvang dat voldoet aan de specifieke eisen van een discipline (bijvoorbeeld: sociaal wetenschappelijk, natuurwetenschappelijk, medisch of geesteswetenschappelijk), dat is andere koek.
Docenten die zich realiseren dat vakonderwijs ook inhoudt dat studenten kennis moeten maken met de taal van het vak, zijn helaas dun gezaaid. In een cultuur waarin taal- en vakonderwijs strikt gescheiden zijn, wordt slechts met de vinger naar elkaar gewezen als het gaat om de oplossing van de problemen met schrijfvaardigheid. En die problematiek is hardnekkig, omdat het veel moeite kost om studenten te ondersteunen in de ontwikkeling van hun schrijfvaardigheid.
Enerzijds zijn de typen teksten die ze moeten schrijven in hun studie complex en tamelijk verschillend van doel en structuur (vergelijk bijvoorbeeld een portfolio, een stageverslag, een verslag van een onderzoek, het schrijven van een essay). Anderzijds is goed schrijven iets ambachtelijks, dat je alleen goed leert door intensieve coaching en feedback vanaf het eerste jaar.
Studenten moeten leren zich te realiseren voor wie ze iets schrijven en of deze lezers ook kunnen volgen waar ze het over hebben. Wie heeft daar de tijd voor? Ik ken geen hogeschool of universiteit die hiervoor voldoende ruimte biedt in het curriculum.
Een begin van een oplossing ligt bij de professionalisering van vakdocenten. Zij moeten bereid zijn zich te verdiepen in de eisen die er qua taalvaardigheid gesteld worden in hun vakgebied, niet alleen bij schrijven maar ook bij het lezen, luisteren en spreken.
Dat gaat veel verder dan het aanleren van vakjargon. Het gaat om de verbanden die gelegd worden in teksten en de talige vorm daarvan, om de tekststructuur in kenmerkende typen teksten voor het vakgebied, om de hoofdzaken en de bijzaken en hoe je die in je tekst verwerkt… Kortom, al die dingen die ook al opgemerkt werden in de jaren tachtig van de vorige eeuw.
Uit mijn hart gegrepen dit volstrekt logische en terechte betoog!
Jammer alleen dat sommige curriculumcommissies van opleidingen die nieuwe onderwijsconcepten voorstellen (alleen maar assessments, geen schriftelijke tentamens meer) in hun vernieuwingsdrift juist de taalvaardigheidsmodules uit het curriculum verwijderen.