Cmr bezorgd over te hoge werkdruk
Gepubliceerd: 9 June 2020 • Leestijd: 2 minuten en 5 seconden • Nieuws Dit artikel is meer dan een jaar oud.Het werkbelevingsonderzoek (wbo) is vóór de coronacrisis onder medewerkers van de HR afgenomen maar het college van bestuur (cvb) en de centrale medezeggenschapsraad (cmr) nemen de uitkomst daarom niet minder serieus. Dat werd duidelijk in de cmr-vergadering van afgelopen maandag.
Zo’n 85 procent van de 4000 medewerkers nam deel aan het wbo. Dat onderzoek gaat niet alleen over werkdruk, maar voor de cmr was het wel het onderwerp dat de meeste aandacht verdient. ‘Ondanks dat de hoge werkdruk licht gedaald is (ten opzichte van het vorige wbo, red.) geven 1096 medewerkers aan dat de ervaren werkdruk te hoog of veel te hoog is. De beschikbare tijd is hier een belangrijk aandachtspunt’, stelt de cmr. Ook piekbelasting en onduidelijkheid over taken en verantwoordelijkheden scoren hoog.
Het gaat de cmr niet snel genoeg.
Er is dus een lichte afname van de werkdruk, maar het gaat de cmr niet snel genoeg. Cmr-lid Ans Pellikaan: ‘Hoe kun je er aandacht aan geven zodat de werkdruk écht vermindert? 50 procent van de docenten ervaart nog een hoge werkdruk, dat is aan de hoge kant. Daar moeten we dus een slag in maken.’
‘Probleem lost zich niet zomaar op’
Dat vindt Wijnand van den Brink, lid van het college van bestuur, ook. Het verbaast hem dat de ervaren werkdruk maar ‘mondjesmaat’ afneemt, ook omdat er de afgelopen jaren – bij een ongeveer gelijkblijvend studentenaantal – zo’n 250 docenten zijn bijgekomen.
Van den Brink: ‘Uiteraard is het onze intentie om de werkdruk omlaag te krijgen. We hebben daar ook allerlei tools voor ontwikkeld maar dat het probleem niet zomaar op.’
De nadruk bij de aanpak ligt op de teams.
Bij de genoemde tools kun je denken aan de lean-methode waarbij een team van medewerkers met elkaar en onder leiding van iemand van de HR Academie kijkt hoe het werk efficiënter kan en hoe de teamleden elkaar beter kunnen aansturen.
Van den Brink: ‘Lean-analyses zijn al veelvuldig ingezet maar dat moet nog meer gebeuren. De nadruk bij de aanpak van de werkdruk ligt op de teams, die goed functionerende teams moeten worden. Werkdruk zal er altijd zijn maar deze moet naar normalere proporties.’
‘In hoeverre is er sprake van vrijblijvendheid?’
Maar hoe dan? Pellikaan: ‘We hebben het in beeld, hebben mooie plannen maar blijkbaar duurt het erg lang voordat het echt gaat werken. Dat is voor ons een zorg. In hoeverre is er sprake van vrijblijvendheid?’
Die is er in de ogen van het collegebestuur niet. Van den Brink: ‘Aan de directies hebben we opgedragen om met het wbo in de hand hiermee aan de slag te gaan, uiteraard in de context van de huidige situatie, met thuiswerken en digitalisering.’
Bij ISO is het probleem het grootst.
Ongeveer eind september verwacht het college van de directeuren te horen hoe ze de werkdruk omlaag denken te krijgen. Bij ISO, het instituut voor sociale opleidingen, is het probleem het grootst (74 procent van de medewerkers ervaart er een (te) hoge werkdruk), ziet zowel de cmr als het cvb.
Van den Brink: ‘Er zijn gesprekken geweest met de directie die verdergaan dan de gesprekken bij de andere instituten. ISO moet echt met een verhaal komen, en dan gaan we kijken welke extra ondersteuning er eventueel nodig is.’
Tekst: Jos van Nierop
Foto: Lauranne Cox
Een van de problemen bij het inzetten van meer docenten is natuurlijk dat die ook ingewerkt moeten worden. Dus zal dit in eerste instantie juist tot een verhoging van de werkdruk zorgen. Daardoor is het op langere termijn pas een echte werkdruk verlager. Hoe specialistischer het vakgebied, hoe langer dit duurt. Ook is niet elke startende docent ervaren (in het vakgebied, als docent of allebei) genoeg om meteen zonder hulp en begeleiding aan de gang te gaan. Iemand die net van de universiteit komt heeft vaak meer moeite om de stof uit te leggen en praktisch te maken, dan iemand die na de universiteit al in het vakgebied heeft gewerkt.
En natuurlijk heeft de ene persoon meer natuurlijk talent dan de ander. Om nog maar te zwijgen van organisatie talent, presteren onder druk en plankenkoorts…
Ook gaat niet elke docent fulltime aan de slag, en heb je aan een collega die maar een paar dagen per week werkt, in het begin meer werk dan dat het iets oplevert.
Dus alleen op papier meten van aantallen is geen goede indicator van de capaciteit van docenten. Als je kijkt naar FTE, ervaring en vakgebied zie je nog grote verschillen.
Tel daar de druk van switchen naar online, waar het gros van de docenten weinig of geen ervaring mee hebben en dan zie je de bui al hangen.