Het echte werk
Gepubliceerd: 14 December 2010 • Leestijd: 5 minuten en 37 seconden • Longread Dit artikel is meer dan een jaar oud.Alle studenten doen het: stagelopen. Maar hoe vinden zij hun stageplaatsen? En is het verkrijgen van een stageplek moeilijker geworden door de economische crisis? Hoe intensief worden stagiaires vanuit de hogeschool begeleid? Profielen sprak hierover met stagecoördinatoren en accountmanagers.
Door Dorine van Namen
‘Wij leiden studenten op om diensten en producten te verkopen. Dat betekent dat ze ook zichzelf moeten verkopen. De eerste verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van een stageplaats ligt dus bij hen’, vertelt Ben Brandenburg, accountmanager bij de Rotterdam Business School (RBS).
Jaarlijks gaan zo’n 320 ibms-studenten (international business and management studies) op stage, 120 van ibl (international business and languages) en 80 van tma (trade management gericht op Azië). Brandenburg: ‘Deze derdejaars studenten zoeken meestal via het bureau externe betrekkingen van ons instituut, op de stagebeurs die we jaarlijks organiseren, bij stagebemiddelingsbureaus of in het netwerk van ouderejaars. De stagecoördinator bepaalt of een stageplek voldoet aan de eisen van de opleiding. De meeste stagiaires komen terecht bij multinationals (in marketing, logistiek of finance) of bij stagebedrijven in het midden- en kleinbedrijf.
‘Onze stages zijn natuurlijk heel internationaal georiënteerd. Ongeveer dertig procent van de studentenpopulatie is van buitenlandse origine. De meesten komen uit Azië. Ook voor de Nederlandse stagiaires geldt dat zij vaak en graag naar het buitenland gaan. We proberen daarom binnen bepaalde landen structurele afspraken te maken over afname van een bepaald aantal stagiaires. In Maleisië bijvoorbeeld onderhouden we contacten met de Malaysian Dutch Business Council.
‘Omgekeerd zijn er ook buitenlandse studenten die in Nederland stage gaan lopen. Elk jaar bemiddelen we zo’n vier, vijf Russische studenten naar een stageplek in Nederland. Er zijn hier genoeg bedrijven die de Russische markt willen verkennen en daar kunnen deze studenten een belangrijke rol bij spelen. Het bemiddelen van buitenlandse studenten brengt wel wat bureaucratische rompslomp met zich mee. De gemeente moet namelijk aan elke student een burgerservicenummer verstrekken en dat gaat niet altijd even snel. Voor bedrijven is dat vaak lastig.’
Personeelstekorten aanvullen
Bij de opleiding civiele techniek van het Instituut voor Bouw- en Bedrijfskunde (IBB) zijn de studentenaantallen kleiner. ‘Dit jaar lopen 49 derdejaarsstudenten stage, volgend jaar zullen dat er zo’n 65 zijn en het jaar daarop 70’, vertelt Peter van Rijn, stagecoördinator van de derdejaars civiele techniek. ‘Als stagecoördinator beschik ik over een uitgebreid relatiebestand. In december stuur ik een mail rond met het verzoek aan te geven of en hoeveel stageplaatsen elk bedrijf beschikbaar heeft. De aanmeldingen gaan naar het stagebureau en worden op intranet geplaatst. Daarna ligt de bal bij de studenten. Nu is onze opleiding van een zodanige omvang dat we onze studenten goed kennen. Studenten die extra begeleiding nodig hebben bij het verwerven van een stageplek, krijgen dat ook.’
Bij RBS en IBB ligt de verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van een stageplaats dus in belangrijke mate bij de student. Bij de lerarenopleiding is dat anders. Gosse Romkes is als adjunct-directeur verantwoordelijk voor het stagebeleid van de lerarenopleidingen: ‘Op verzoek van de scholen verdelen wíj de beschikbare stageplaatsen over de ongeveer 600 eerste- en tweedejaars studenten voltijd. Deze groep is te groot om het anders te doen. De eerste- en tweedejaars zijn moeilijker te plaatsen omdat zij veel begeleiding vragen en nog niet zelfstandig klassen kunnen draaien. Pas in het derde en vierde jaar kunnen zij meer autonoom onderwijstaken uitvoeren en op die manier personeelstekorten aanvullen. Voor deze groep is het niet moeilijk om aan stageplaatsen te komen. Zij zoeken en vinden die dan ook zelf.’
Voldoende stageplaatsen?
Ook in de gezondheidszorg zijn er personeelstekorten. Studenten verpleegkunde worden met open armen ontvangen. Martha van Gaalen is werkbegeleider op de afdeling kindergeneeskunde van het Erasmus MC-Sophia. ‘Op dit moment lopen hier achttien studenten stage, op een afdeling met 22 tot 24 bedden. Acht komen van de Hogeschool Rotterdam, de rest volgt de interne specialisatie kinderverpleegkunde. Stagiaires zijn erg belangrijk voor ons omdat we een fors tekort hebben aan verpleegkundigen. Ouderejaarsstudenten werken vaak al zelfstandiger, krijgen eigen patiënten toegewezen en tellen gewoon mee op de dienstlijst. Natuurlijk zijn er altijd gediplomeerde verpleegkundigen die controleren of alles goed gaat, maar soms lopen er meer studenten dan gediplomeerden op deze afdeling rond.’
Bij civiele techniek en de RBS vinden ook alle studenten een stageplaats. Van Rijn: ‘De civiele techniekopleidingen hebben een overeenkomst met bouwend Nederland waarin is vastgelegd dat er ruimte wordt gemaakt voor stagiaires. Onze studenten komen terecht bij bouwbedrijven, architectenbureaus en overheidsdiensten.’
Situatie lerarenopleiding anders
Bij het Instituut voor Lerarenopleidingen is de situatie anders. Romkes: ‘De meeste opleidingen leiden op tot beginnend beroepsbeoefenaar, maar leraren moeten na hun afstuderen al zelfstandig voor de klas kunnen staan. Vandaar dat de stagecomponent bij ons veel zwaarder in het curriculum zit dan bij veel andere opleidingen waar studenten alleen in het derde jaar stage lopen. Bij ons gebeurt dat in élk studiejaar en de stages duren ook langer dan de twintig weken van andere opleidingen. Het lukt helaas niet altijd om alle eerste- en tweedejaarsstudenten te plaatsen. Er zijn studenten die één tot vier weken later beginnen dan de rest. Een enkeling loopt studievertraging op doordat hij helemaal geen plek kan vinden. Daar komt bij dat wij opleiden voor vakken waarbij een lerarentekort bestaat, zoals Nederlands en natuurkunde, of juist een lerarenoverschot is, zoals Engels en geschiedenis. Daardoor verschilt de situatie ook nog eens per vak, negentien in totaal.
‘Bovendien hebben de lerarenopleidingen te maken met veel regelgeving. We kunnen stagiaires niet zomaar op elke school plaatsen. Er zijn twee soorten stagescholen: opleidingsscholen en samenwerkingsscholen. Hun praktijkbegeleiders hebben certificaten nodig om te mogen coachen en begeleiden. Opleidingsscholen, in Rotterdam zijn dat er zes, moeten daarboven als zodanig nog eens door het ministerie worden goedgekeurd en krijgen daarvoor ook een vergoeding. De spoeling wordt nog dunner, doordat er tegenwoordig ook educatieve minors aan universiteiten zijn die hun studenten op stage sturen.’
Dat soort beperkingen hebben de andere opleidingen niet. Ben Brandenburg, RBS: ‘Omdat de wereld onze stagemarkt is, biedt dat ruime mogelijkheden. En onder invloed van de economische situatie lijkt het verkrijgen van een stageplek eerder makkelijker dan moeilijker te zijn geworden. Bedrijven zijn huiverig voor het aannemen van nieuw personeel en kiezen dan wat makkelijker voor een stagiair. Er is grote vraag naar marketingstudenten. Stages in de financiële sector zijn er wel minder.’
Stagebegeleiding
Eenmaal op stage is het werk voor de opleidingen niet gedaan. Studenten moeten ook door hun docent worden begeleid. Hoe intensief is die stagebegeleiding? ‘Omdat veel van onze stagiaires in het buitenland zitten, worden zij in eerste instantie via mail en telefoon door hun docent begeleid’, licht Brandenburg toe. ‘Stagebezoeken vinden niet structureel, maar wel af en toe plaats. Er vertrekken regelmatig delegaties vanuit de hogeschool, bijvoorbeeld naar onze zusterstad Shanghai waar veel studenten zitten. We proberen dan altijd een paar stagebezoeken in het programma op te nemen.’
Studenten van de lerarenopleidingen krijgen eenmaal per jaar een stagebezoek en komen anderhalf uur per week terug op school. ‘Zeventig procent van de docenten aan de lerarenopleiding is tegelijkertijd stagebegeleider’, vertelt Romkes. ‘Dat is erg veel ja. Ook de groepsgrootte baart zorgen. Die zou in het eerste jaar maximaal 27, het tweede jaar 24, het derde 21 en het vierde leerjaar 18 moeten zijn. Nu komt het geregeld voor dat één docent in het eerste jaar 31 studenten begeleidt en dat is echt te veel.’
Van Rijn, van civiele techniek: ‘Onze studenten hebben eenmaal per twee weken een terugkomdag waarop ze in twee vakken onderwijs krijgen. Voor beide vakken krijgen ze een opdracht mee die ze om de twee weken moeten inleveren. Daarnaast moeten ze gedurende hun stage vier verslagen inleveren. Dat, gekoppeld aan het feit dat ze op hun werkplek om 6.30 uur moeten beginnen, maakt de stageperiode voor de meeste studenten behoorlijk pittig. Wij coachen hen dan ook in planmatig werken: als je vier stageverslagen moet maken, zorg er dan voor dat je elke vijf weken een verslag af hebt. Als je alles op het laatst laat aankomen, heb je echt een probleem.’
Docenten civiele techniek bezoeken hun stagiaires tweemaal per stageperiode. ‘Over het algemeen verlopen de stages naar tevredenheid. Een enkele keer gaat er iets mis. Het kan zijn dat een student niet op zijn plaats is bij een bouwbedrijf maar het bij een architectenbureau wel goed doet, of begeleiding in de persoonlijke sfeer nodig heeft. In die gevallen schakelen we een decaan in. Het is wel zo dat de student het probleem zelf moet oplossen, al kan hij daarbij hulp zoeken bij de bedrijfsbegeleider, de docentbegeleider of uiteindelijk bij mij. Die verantwoordelijkheid ligt echt bij hen.’
Laat een reactie achter
Spelregels
De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.
Lees hier alle details over onze spelregels.
Aanbevolen door de redactie
Docenten starten petitie: HR moet zich uitspreken tegen schending mensenrechten in Gaza
Vervroegde renovatie Museumpark gaat zorgen voor ingrijpend verhuiscircus
Ondernemende Ad-student Joyce start op HR pilot met gratis menstruatieproducten
Back to Top