Afscheid Jasper Tuytel
Gepubliceerd: 5 June 2012 • Leestijd: 10 minuten en 10 seconden • Het Grote Interview Dit artikel is meer dan een jaar oud.Hij werkt al meer dan 35 jaar bij de Hogeschool Rotterdam waarvan vijftien als voorzitter van het college van bestuur. In augustus gaat hij met pensioen. Profielen interviewt hem voor de laatste keer: Jasper Tuytel. ‘Een gevoel van weemoed heb ik wel.’
Wat betekent de hogeschool voor je?
‘Heel veel. De hogeschool is een groot deel van m’n leven waar ik met heel veel inzet aan heb proberen vorm te geven. M’n werk is voor een groot deel mijn levensinvulling geweest. Iedereen zoekt naar zingeving; ik heb die in hoge mate kunnen vinden binnen deze instelling. Daar ben ik de hogeschool dankbaar voor.’
Wat ga je het meeste missen?
‘Ik ben iemand die graag dingen wil bereiken, ben altijd heel inhoudelijk gedreven geweest. Een typisch product van de jaren zestig. Ik wil iets tot stand brengen en vind onderwijs ongelooflijk belangrijk. Ik zal het in gang zetten van processen missen, het overtuigen van mensen om eraan mee te doen, m’n collega’s, gewoon de sfeer in de gangen, al die jonge mensen, de levendigheid die je ziet als je een broodje gaat halen. Als je merkt dat iets lukt, dat je stappen voorwaarts zet, dan is dat heel erg bevredigend. Het is prachtig werk om een bijdrage te kunnen leveren aan de toekomst van jonge mensen.’En wat ga je helemaal niet missen? ‘Die eeuwige zondag dat ik al die stukken voorde hele week moest lezen en becommentariëren en bijstellen. Als ik iets niet ga missen, is het wel die zondag. Heerlijk dat dat straks niet meer hoeft.’
Waar komt je betrokkenheid bij het (hoger) onderwijs vandaan?
‘Ik ben zelf een kind van heel eenvoudige afkomst. Ik stond vanaf m’n twaalfde op de markt in de kraam van m’n vader. Ik had het geluk om op cruciale punten in m’n leven mensen tegen te komen die me een zetje gaven, in me geloofden en zeiden: doorzetten, ook toen het thuis misging. Mijn vader overleed vroeg, zijn zaak ging failliet en ik dacht meteen: Ik moet van school af! Door steun van docenten en de rector heb ik toch het gymnasium afgemaakt. Voor m’n klasgenoten was het gewoon om door te studeren. Dat was voor mij helemaal niet zo, maar ik heb het wel gedaan. Ik heb kansen en ondersteuning gekregen toen ik dat het hardst nodig had. Daar zit mijn passie voor talentontwikkeling. Studenten die niet van huis uit hebben meegekregen om te studeren, die moeten hier dat zetje krijgen om het beste uit zichzelf te halen.’
Wat zijn de rode lijnen in jouw beleid geweest?
‘De twee rode draden in mijn werk zijn hoger onderwijs als emancipatiemotor en de verbinding tussen onderwijs en samenleving. Ik zie het als een geweldig succes dat wij kinderen van allochtone ouders, die soms heel gebrekkig Nederlands spreken en die uit een milieu komen waarin hoger onderwijs niet gewoon is, in één generatie aan een hbo-diploma en een baan hebben kunnen helpen. Dat een hogeschool zo’n emanciperende kracht heeft, dat is geweldig. Dit geldt overigens ook voor autochtone kinderen die als eerste vaneen familie gaan studeren.‘Daarnaast is de focus op Rotterdam voor mij altijd belangrijk geweest. Door beroepspraktijken onderwijs aan elkaar te verbinden kunnen studenten en docenten ook echt iets voor hun omgeving, voor de samenleving betekenen.’
Het meest weerbarstige vraagstuk van je bestuursperiode is studierendement. Het lukt niet om dit percentage, ongeveer zestig procent, substantieel te verbeteren. Frustreert dit je?
‘Het aantal studenten dat door de jaren heen uiteindelijk hun diploma heeft gehaald, is vrij constant geweest. Wij hebben met het programma Studiesucces flink geïnvesteerd in het voorkomen en terugdringen van studie-uitval. Dat heeft niet geleid tot een spectaculaire stijging van het studierendement, maar toch ben ik niet ontevreden. Het rendement is bij andere scholen teruggelopen en wij zijn stabiel gebleven, dus relatief zijn we het beter gaan doen. ‘Wij doen niet aan selectie aan de poort. Er zijn studenten die binnenkomen met achterstand. Dat is een gegeven. Die gaan we coachen en we doen ons stinkende best om die mensen verder te helpen. Ondanks dat redt een kwart het niet. Daar kunnen we binnen het huidige budget niet zoveel meer aan doen dan we doen. Tegen die mensen moet je zeggen: het zit er niet in. Dat is dan zo. Maar 75 procent van de studenten die de hoofdfase heeft gehaald, en dat is inmiddels 75 procent van heel veel, redt het wel! We zetten elk jaar vijf- à zesduizend man op die arbeidsmarkt. We helpen veel meer mensen dan vroeger aan een goede toekomst. We zijn er dus wel degelijk op vooruitgegaan.’
Nog zo ’n thema waar veel over te doen is geweest de laatste jaren: contacturen. Ben je tevreden met de kwantiteit van het huidige onderwijsaanbod?
‘Er ligt een periode achter ons waarin het hbo het competentiegericht leren heeft omarmd. Dat hebben wij niet zo sterk gedaan. Maar ook bij ons is het zelfstandig leren in een aantal gevallen doorgeschoten. Toen bleek dat bij een aantal opleidingen, met name bij zorg en welzijn, het aantal contacturen uit de pas liep, hebben we rigoureus gezegd dat studenten in de eerste twee jaar twintig contacturen moeten hebben. Daar hebben we managementafspraken overgemaakt, altijd op gecontroleerd en gestuurd en ik kan zeggen dat we die twintig uur vrijwel altijd halen. ‘In m’n begintijd bij de hogeschool waren er juist heel veel contacturen, toen was het echt puur lesgeven, niets meer, niets minder. Maar dat is niet meer van deze tijd. Twintigjarigen gaan niet meer de hele dag in de klas zitten turen naar iemand met een krijtje die vertelt hoe de wereld in elkaar zit. Dat kan niet meer. Ik vind dat wij nu een goed evenwicht hebben tussen contacturen en dingen zelf doen.’
Waar ben je het meest trots op? Wat vind je echt goed gelukt?
‘Misschien toch wel het ROM, het Rotterdams Onderwijs Model, waarmee we de praktijk het onderwijs hebben binnengehaald zodat studenten kunnen werken aan ‘echte’ opdrachten. Onderwijs heeft over het algemeen een naar binnen gerichte, gesloten cultuur. Het principe van de docent die voor de klas staat met de deur dicht. Ik vind dat wij er met behulp van het ROM heel goed in zijn geslaagd om die gesloten cultuur open te breken. We hebben een hogeschool met een verhaal en een duidelijk profiel. Dat iedereen, van docent tot onderwijsmanager tot directeur, dit verhaal kent en in de praktijk brengt, dat het echt een gedeelde missie is geworden, daar ben ik heel trots op. Iedereen heeft dat verhaal voor ogen.’
En het minst trots? Wat is mislukt? Wat vond je het moeilijkst?
‘Wat ik het meest ingewikkeld vond, was de strategische keuze om alles buiten Rotterdam af te stoten. Dat was in de beginfase van de hogeschool. Het was een allegaartje. Een van de grote problemen was dat niet duidelijk was waar de hogeschool voor stond. We heetten Hogeschool Rotterdam & Omstreken, maar wat betekende dat? We hadden vestigingen in Groningen, Zeeland, Arnhem, Eindhoven, Dordrecht en Delft, soms met heel kleine opleidingen, soms met heel grote, bijvoorbeeld de HTS Dordt. Een ander probleem was dat het financieel heel slecht ging. Ik heb toen besloten om alle ‘buitengewesten’ af te stoten en ons uitsluitend te gaan richten op Rotterdam. Maar dat betekende wel dat het onvermijdelijk was om deuren dicht te doen, bijvoorbeeld van de HTS in Dordrecht. Ik kwam aan de oudste HTS van Nederland, dat betekende echt heel veel voor die mensen. Toen dacht ik wel: als dit nou mislukt, dan gaan we misschien wel failliet. Daar heb ik ongelooflijke pijn in m’n buik van gehad. ‘We hebben toen veel gedwongen ontslagen gehad, met name bij techniek, tientallen, en dat vond ik vreselijk om te doen. Ik dacht: Dat doe ik één keer en dan zorg ik ervoor dat het nooit meer hoeft. En zo is het gelukkig ook gegaan. We zijn van een hogeschool met financiële problemen een oergezonde hogeschool geworden die ook een bezuinigingsoperatie kan opvangen. ‘Toen de boel op orde was, kon ik samen met m’n collega’s alle energie geven aan de inhoud om, toen dat op orde was, de stap naar buiten te zetten. We waren de grootste speler in Rotterdam, maar bijna niemand kende ons. Wel de HES, wel Ichthus, maar de Hogeschool Rotterdam? Ik ben jarenlang elke avond op pad geweest. Ik zat overal in, de Economic Development Board, projectgroepen, de Raad voor Kunst en Cultuur, ik ging aan de lopende band uit eten, was altijd aan het vergaderen, elke avond. Het was heftig, maar het heeft wel geholpen om die hogeschool hier in Rotterdam op de kaart te krijgen. ‘Er is ook veel tijd gaan zitten in de concurrentie met Inholland. Dat hebben we gedaan door ook met veel nieuwe opleidingen te beginnen, net als zij deden, en te fuseren met de HES. Langzamerhand zijn de zaken omgedraaid. We zijn flink gegroeid, klommen financieel uit het dal en konden nieuwe mensen aannemen. Om de boel te stabiliseren hebben we een niet-aanvalsverdrag met Inholland opgesteld en afgesproken dat we beiden een vetorecht hadden op het starten van nieuwe opleidingen bij de ander. Dat heeft goed gewerkt.’
De managementboeken onderscheiden verschillende leiderschapsstijlen. Mensgericht, beheersgericht, innovatief of resultaatgericht. Wat voor een typeleider was jij?
‘Ik stuur vanuit inhoud en probeer mijn overtuigingen over te brengen op anderen. Omdat ik zo gepassioneerd ben, kan ik ook overtuigen. Maar daarna moet je je plannen wel handen en voeten geven. In het begin dacht ik: Zo hebben we het afgesproken en dan gebeurt het ook. En dan gebeurde er helemaal niks. Dan moet je gaan managen, sturen, controleren. Dat heb ik echt moeten leren. Het gaat me nooit sec om macht of status, wel om resultaat. En in het streven daarnaar ben ik heel vasthoudend. Je moet van goeden huize komen om mij af te halen van de lijn die ik in m’n hoofd heb, ook al kan het jaren duren voor die resultaten worden geboekt. Van de eerste bedenksels van het ROM tot het echt begon te draaien, dat duurde wel een jaar of acht. En nu gebeurt dat met de I-labs. Dat doen we voorde derde keer. Gisteren hebben zich tachtig man aangemeld en dan denk ik: Dat schiet niet op. Het kan lang duren voor een idee echt landt. ‘Tot op de dag van vandaag komen veel ideeën bij mij vandaan. Ik heb een enorm creatieve geest. Ik ben een echte ideeënman, ik ga zitten en heb ideeën, altijd. Dat heb ik bijvoorbeeld ook als ik m’n huis ga vertimmeren. Dat is mijn toegevoegde waarde. Vervolgens geef je ze natuurlijk wel samen met anderen vorm. Alleen bereik je niets. ‘Daarnaast heb ik altijd de poen in handen gehad. Ik let op het geld, de grote strategische belangen, maar ik let ook op de kleintjes. Ik kan me kleurenblind ergeren dat we een miljoen uitgeven om het monumentale trappenhuis van Museumpark te renoveren, met dat mooie glas in lood, en dat iemand het dan in z’n hoofd haalt om daar rood linoleum neer te leggen met aluminium strippen. Ik ben wel van de grote lijnen, maar ik kan me vreselijk opwinden over relatief kleine dingen in de uitvoering. En dat heb ik met het onderwijs ook. Ik bemoei me overal mee.’
Er is de laatste jaren veel te doen over het hoger onderwijs. De kwaliteit van onderwijs en bestuurders stond ter discussie, er waren gevallen van diplomafraude. We hadden de commissie-Schutte die dubieuze subsidieconstructies onderzocht. Hoe heb je de hogeschool door deze woelige baren heen geloodst?
‘De HR is altijd buiten schot gebleven. We staan bekend als een integer opererende hogeschool. Als er bij een paar hogescholen dingen niet goed gaan, wordt tegen het hele hbo gezegd: Het is niet goed, en vervolgens komt er nieuwe regelgeving over ons heen. Dat ergert me enorm. Nu hebben we weer te maken met centrale toetsen, een grotere rol van de inspectie, een zwaarder accreditatiekader, prestatieafspraken, meer eisen aan de accountant, reviewcommissies. We worden van zes, zeven verschillende kanten voortdurend onder vuur genomen vanuit een massaal wantrouwen dat iedereen er een potje van maakt. Dat vind ik volkomen onterecht. Die controle op controle op controle gaat zoveel tijd kosten dat ik denk: Mag ik zelf ook nog wat verzinnen of moet ik alleen maar verantwoording afleggen? Als er iets niet goed gaat binnen een hogeschool,waarom pakt het ministerie die school dan niet aan? Of dat bestuur? Niemand haalt het in z’n hoofd om zoveel regels aan de universiteiten op te leggen. ‘De overheid eist steeds meer: beter rendement, meer kwaliteit, meer afstudeerders, terwijl daar bezuinigingen tegenover staan: de langstudeerboete, plannen om de studiebeurs en financiering van het deeltijdonderwijs af te schaffen. Dat heeft effect op studiegedrag, met name bij ons. Veel studenten in deze regio zijn niet zo rijk. Als je aan de financiën komt, dan kan het heel goed zijn dat studenten stoppen met hun studie of er niet eens aan gaan beginnen. Je kunt niet warm en koud tegelijkertijd blazen. De overheid moet een financieel kader meegeven om haar ambities waar te maken.’
Je houdt van deze stad. Waarom heb je nooit in Rotterdam gewoond?
‘Ik heb een ongelooflijk mooi, monumentaal huis in Den Haag. Dat heb ik lang geleden als afbraakpand kunnen kopen en zelf helemaal opgeknapt. Ik heb wel gezocht in Rotterdam, maar zo’n huis heb ik niet opnieuw gevonden. Daarnaast bleef m’n vrouw ook liever in Den Haag wonen.’
Wat zijn je plannen voor de nabije toekomst?
’Ik heb een huis in Zuid-Frankrijk. Dat klinkt heel toeristisch, maar ik heb meer last van wilde zwijnen dan van toeristen. Het is een klein huisje met veel grond, een prachtig plekje. Daar maak ik wandelingen of doe ik dingen met m’n handen. Ik bouw een schutting of een schuurtje of repareer het dak. Maar als ik daar een poosje zit, bekruipt me ook weer het gevoel dat ik wat zinnigs te doen moet hebben. Ik word commissaris bij een zorgverzekeraar en bestuurslid van het Ro Theater. In totaal wil ik maximaal vijf van dit soort dingen doen, maar niet zodanig dat ik gelijk weer zestig uur aan het werk ben. ‘En ik ga weer lezen. Ik heb eindeloze hoeveelheden boeken liggen waar ik niet aan toegekomen ben. Caesarion van Tommy Wieringa ligt nu bovenop, maar het kan van alles zijn, Nederlands- of Engelstalig, dat maakt niet uit. Bovendien heb ik een nieuw hondje gekocht. Ik had een Akita, zo’n Japanse hond, m’n grote kameraad, maar die is in december overleden. In mei heb ik m’n nieuwe hondje opgehaald, ik krijg nu weer genoeg tijd om haar te gaan opvoeden.’
Gaan we je nog weleens zien in de gangen van de hogeschool?
‘Nee, ik ben niet van plan om actief te blijven binnen de hogeschool. Ik heb dit zolang gedaan en heb zo’n zware positie, ik moet hier niet meer gaan rondlopen. Misschien kan ik vanuit m’n commissariaat wel een zorginnovatieproject koppelen aan de HR bijvoorbeeld, maar op de hogeschool gaan jullie me niet meer zien. Ik kijk met heel veel plezier, en ook met weemoed, terug, maar het is mooi geweest.’
Dorine van Namen
Foto: Levien Willemse
Laat een reactie achter
Spelregels
De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.
Lees hier alle details over onze spelregels.
Aanbevolen door de redactie
Docenten starten petitie: HR moet zich uitspreken tegen schending mensenrechten in Gaza
Vervroegde renovatie Museumpark gaat zorgen voor ingrijpend verhuiscircus
Ondernemende Ad-student Joyce start op HR pilot met gratis menstruatieproducten
Back to Top