Programma Studiesucces, helpt het?
Gepubliceerd: 22 February 2012 • Leestijd: 4 minuten en 57 seconden • Longread Dit artikel is meer dan een jaar oud.In 2009 startte de Hogeschool Rotterdam met Studiesucces, een programma om studieuitval in te dammen en studierendement te verbeteren. De hogeschool zette in die drie jaar miljoenen in om onder andere startgesprekken te voeren, summerschools en studieloopbaancoaching te organiseren en doelgroepmentoraten in te richten. Heeft dat zin (gehad)?
Dorine van Namen
‘We hebben te maken met een complexe materie’, reageert Frank van der Linden, werkzaam bij c&eb (communicatie & externe betrekkingen) en projectleider van Zicht op Studiesucces dat zich bezighoudt met onderzoek en effectmeting van dat programma. ‘Studenten zijn geen automaten waar je een kwartje ingooit waardoor ze meteen beter beginnen te presteren. Er zijn zoveel factoren die studiesucces beïnvloeden: persoonlijkheid, levensomstandigheden, huisvesting, financiën, dat speelt allemaal een rol. En daarnaast zijn er de maatregelen die de hogeschool heeft genomen om studiesucces te bevorderen. Uit ons onderzoek blijkt dat het p(ropedeuse)-rendement licht is verbeterd.’ ‘Als het gaat om uitval na de propedeuse of switchen zien we geen verbetering’, vult onderzoekster Maaike de Visser van bmi (het centrale loket voor beleids- en managementinformatie van de HR) aan. ‘Op instituutsniveau zijn er wel wat effecten op uitval te zien, maar niet zodanig dat het om grote percentages gaat.’ Zo is het p-rendement (licht) verbeterd bij IBB (bouw en bedrijfskunde), COM (commerciële economie) en IVG (gezondheidszorg). De uitval is bij één instituut gestegen: gezondheidszorg (IVG).
Een derde valt uit
‘Van de voltijd- en duale studenten valt een derde in het eerste jaar uit’, vertelt De Visser. Dat is inclusief switchers bínnen de instelling. Uit de Startmonitor van onafhankelijk onderzoeksbureau ResearchNed blijkt dat havisten meestal uitvallen omdat ze verkeerd hebben gekozen, mbo’ers omdat ze het niveau niet aankunnen. Van der Linden: ‘In 2011 is vanuit het project Zicht op Studiesucces onderzoek gedaan naar de algemene effecten van het programma Studiesucces en meer specifiek naar de effecten van de schools (summerschool- p en autumnschool), peercoaching (na de poort en bij de instituten) en doelgroepmentoraten. Ondersteunend onderwijs en het studiekeuzecentrum staan voor 2012 op de agenda. Aangezien de effecten moeilijk, of niet alleen, toe te schrijven zijn aan de betreffende interventies, hebben we als het ware foto’s van die interventies gemaakt. Die geven een beeld.’ Kort gezegd komt daaruit naar voren dat de summerschool- p lijkt te werken: 45 procent van de deelnemers haalt direct erna zijn propedeuse. Studenten die peercoaching krijgen, laten een lagere uitval in de propedeuse- fase zien en dat geldt ook voor de studenten die zijn aangesloten bij het Turkse mentoraat Lale.
Het onderzoek onder de andere doelgroepmentoraten is ook afgerond maar daar zijn, gezien de lage studentenaantallen, geen signifi cante uitkomsten waarneembaar. Bij de autumn-school daarentegen lijkt geen positief resultaat op studiesucces te zien; het p-rendement is lager en de uitval is hoger. De samenhang tussen de verschillende Studiesuccesinterventies of het stapeleffect ervan – summerschool én mentoraat bijvoorbeeld − daarvan liggen nog geen harde statistieken op de plank. ‘Wat we nog niet hebben onderzocht, is welke studenten door Studiesucces worden aangetrokken’, vervolgt Van der Linden. ‘Zijn dat de goede, gemotiveerde studenten? Wat zijn de risicogroepen binnen de hogeschool en bereiken we die met onze interventies? Deze onderzoeksvragen gaan we in de toekomst wel meenemen.’
Methodiek
Tot nog toe heeft Zicht op Studiesucces onderzoek gedaan naar studierendement in 2009 en 2010 van alle instituten. Die cijfers zijn vergeleken met 2007 en 2008 toen het programma Studiesucces nog niet bestond. De Visser over de gebruikte onderzoeksmethodiek: ‘Bij de effectmeting hebben we deelnemers met niet-deelnemers vergeleken, wel horend bij de doelgroep van de interventie. Zo trekken sommige interventies, zoals mentoraten, in de praktijk veel meisjes. Daarom was het nodig om op geslacht, vooropleiding en etniciteit te corrigeren. Dat betekent dat, als je verschillen ziet, die niet zijn veroorzaakt door de achtergrondkenmerken van de respondenten, maar mogelijk door de interventie. ‘We hebben kwantitatief onderzoek gedaan op deelonderwerpen: doelgroepmentoraten, peercoaching en de schools. Daarnaast is ook kwalitatief onderzoek gedaan naar de schools. In dat onderzoek vroegen we studenten naar de mate van tevredenheid over bijvoorbeeld de organisatie en het aanbod.’
‘We gaan gewoon door’
Er zijn miljoenen geïnvesteerd in Studiesucces en het prendement is dan wel (licht) gestegen, de uitval blijft onverminderd hoog. Toch is collegevoorzitter Jasper Tuytel niet ontevreden over het geboekte resultaat. ‘Als we kijken naar onze studentenpopulatie, dan zien we het percentage mbo’ers stijgen, van oudsher een groep met grotere studieproblemen dan havisten. Ook het aantal allochtone studenten neemt toe. Je zou dus verwachten dat het rendement afneemt en dat is niet het geval. Tegen de trend in weten we een verbetering tot stand te brengen en dat is alleen maar positief te noemen. ‘Een groot deel van het probleem zit in het voortraject, in het voortgezet onderwijs. De achterstand die gedurende jaren is opgebouwd, krijgen we niet in één jaar weggewerkt. Daar moeten we realistisch in zijn. We maken kleine stapjes in de goede richting. Er is dan ook geen enkele reden om te tornen aan het beleid dat we hebben ingezet. Met Studiesucces gaan we gewoon door.’
De kosten van Studiesucces
In 2008 heeft de minister van Onderwijs afspraken gemaakt met de vijf grote hogescholen in de vier Nederlandse grote steden om het studierendement te vergroten. De hogescholen ontvingen hiervoor een subsidie. Oud-minister van Onderwijs Plasterk maakte een bedrag van 4 miljoen euro, oplopend naar 17 miljoen euro in 2011, vrij voor de stimulering van studiesucces.
De HR ontving daarvan 0,9 miljoen in 2008 tot 2,7 in 2011. Dat was niet voldoende om het hele programma vorm te geven. Daarom legde de hogeschool er zelf ongeveer evenveel bij. De overheid stopte deze subsidie met ingang van 1 januari 2012.
De HR zet het beleid grotendeels voort en reserveerde voor Studiesucces in 2012, zo lezen we in de begroting 2012, 4.936.000 euro waarvan 2,7 miljoen euro uit de Rijksbijdrage, ‘in de verwachting dat vanaf 2013 in de Rijksbijdrage opnieuw specifi eke middelen met het oog op kwaliteit en intensiteit van onderwijs toegewezen zullen worden’. 2,2 miljoen komt uit de ‘beschikbare middelen t.b.v. innovatie’.
Onderzochte interventies
SUMMERSCHOOL-P (voor het wegwerken van achterstanden in de zomer voor eerste- of tweedejaarsstudenten die hun propedeuse nog niet hebben behaald)
Van der Linden: ‘Dit is de enige interventie waarvan je heel direct resultaat kunt meten. Dit instrument lijkt te werken. Zo’n 45 procent haalt direct na de school de propedeuse. 94 procent van de deelnemers studeert nog steeds. Of ze studieachterstand hebben opgelopen, is op dit moment niet bekend.’
AUTUMN-SCHOOL (voor switchers en late inschrijvers)
Deze school bestaat sinds 2010. De uitval onder de deelnemers is groter dan van niet-deelnemers. De groep studenten die een autumnschool volgt, bestaat uit late inschrijvers, vroege switchers van opleiding of eerstejaarsstudenten die al na enkele weken hebben aangegeven moeite te hebben met een bepaald vak. Het p-rendement is lager. De autumnschool heeft er vooralsnog niet voor kunnen zorgen dat deelnemers even goed presteren als niet-deelnemers.
PEERCOACHING/TUTORING/VAKINHOUDELIJKE ONDERSTEUNING
Ouderejaars kunnen studenten ondersteunen als mentor (sociale binding of studievaardigheden) of als tutor (ondersteuning bij struikelvakken). Deze activiteiten lijken de binding met de opleiding te versterken omdat de uitval bij deelnemers lager is dan bij niet-deelnemers bij de onderzochte instituten COM (commercieel management), IFM (fi nancieel management) en IVL (lerarenopleiding).
DOELGROEPMENTORATEN
Deze mentoraten zijn er voor Antilliaanse, Surinaamse, Marokkaanse, Turkse en oudere studenten, maar ook voor studenten met een functiebeperking en voor studerende moeders. Studenten die bij Lale, het mentoraat voor Turkse studenten, zijn aangesloten vielen waarneembaar minder uit dan andere studenten van Turkse afkomst. Vanwege de lage deelnemersaantallen kunnen verder geen conclusies aan de onderzoeksuitkomsten worden verbonden.
STUDIELOOPBAANCOACHING (SLC) Individuele begeleiding van studenten heeft een centrale plaats in het hele Studiesucces-aanbod. Omdat álle studenten slc krijgen, is er geen controlegroep (niet-deelnemers) en kan geen kwantitatieve effectmeting worden gedaan. Er is kwalitatief onderzoek gedaan onder de slc-coaches, nog niet onder studenten.
Laat een reactie achter
Spelregels
De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.
Lees hier alle details over onze spelregels.
Aanbevolen door de redactie
Docenten starten petitie: HR moet zich uitspreken tegen schending mensenrechten in Gaza
Vervroegde renovatie Museumpark gaat zorgen voor ingrijpend verhuiscircus
Ondernemende Ad-student Joyce start op HR pilot met gratis menstruatieproducten
Back to Top