‘Betrek medewerkers bij discussie over overhead-reductie’
Gepubliceerd: 8 February 2013 • Leestijd: 2 minuten en 0 seconden • Nieuws Dit artikel is meer dan een jaar oud.Betrek medewerkers bij de plannen om de overhead op de HR te verminderen. Dat is de belangrijkste boodschap van IOD, het Inspraak Orgaan Diensten van de HR.
‘Van 27 naar 22 procent is fors’, beaamt Rob van Roon, voorzitter van het IOD, over het voornemen van het college van bestuur om de overhead de komende vier jaar flink naar beneden bij te schroeven. Dit betekent dat veel HR-medewerkers die niet direct bij het onderwijs zijn betrokken, naar ander werk moeten uitzien. Binnen of buiten de Hogeschool Rotterdam. De genoemde afname komt neer op zo’n 100 fte, personen die door HR van werk naar werk zullen worden begeleid, gaf collegebestuurder Jan Roelof onlangs aan in de vergadering van de centrale medezeggenschapsraad.
Waarom 22 procent?
Uit overheadonderzoek van adviesbureau Berenschot blijkt onder andere dat de HR bovengemiddeld veel lijnmanagers heeft, een grote facilitaire dienst en veel medewerkers inzet voor studentzaken. Van Roon: ‘Naar die ‘knellers’ zal worden gekeken, en het is inmiddels al duidelijk dat de directies worden verkleind van twee naar één directeur per instituut en dienst. Maar met welke activiteiten de HR zou moeten stoppen, zal je mij niet horen zeggen. Wij hebben nog geen reden om te stellen dat het percentage naar bijvoorbeeld 24 procent zou moeten in plaats van 22 procent. Maar we willen wel weten waarom het college op dit percentage gaat zitten, en de norm van Berenschot daarmee heeft aangescherpt.’
Van Roon wijst daarmee op het Berenschot-onderzoek waaruit blijkt dat de overhead op grote hogescholen gemiddeld op een percentage van 23,8 zit. Waarom de HR daar onder gaat zitten, beargumenteert het collegebestuur in zijn ogen niet. Van Roon: ‘Daarover willen we graag in discussie.’
Het IOD heeft de afgelopen jaren kritisch gekeken naar soms gebrekkige samenwerking tussen verschillende diensten en denkt dat er alleen al om die reden wel het een ander te verbeteren is. Van Roon: ‘Ik kan het niet kwantificeren maar er is in het verleden veel energie, en dus ook arbeidstijd, verloren gegaan aan de stroeve samenwerking tussen bijvoorbeeld het CEB (communicatie en externe betrekkingen) en de Fadi (facilitaire dienst). Bijvoorbeeld over de communicatie rond verhuizingen: op een gegeven moment gingen ze het beiden doen.’ Het is volgens Van Roon slechts een van de voorbeelden. ‘Wij zeggen dus niet dat het verleden alleen maar goed was’, aldus de IOD’er.
Zoek opvattingen personeel
Het IOD vindt het van groot belang dat de beleidsmakers de medewerkers en ook het IOD betrekken bij hun plannen. Beleid maken gebeurt door het collegebestuur maar ook door de werkgroep onder leiding van de directeuren Rob Ketelaar en Ruud van Riel die zich – met het Berenschot-rapport in de hand – gaat buigen over mogelijke bezuinigingen. ‘Wij willen dat de werkgroep actief zoekt naar de opvattingen van het personeel’, aldus Van Roon.
Een van de uitgangspunten van de door het college overgenomen adviezen van Berenschot is ‘basis is de norm’, ofwel doen wat nodig is. Niet meer en niet minder. Verder is duidelijk dat veel organisatorische taken decentraler moeten worden opgepakt, door bedrijfsbureaus en docenten.
Een reactie van het college van bestuur volgt waarschijnlijk volgende week.
Jos van Nierop
Ik steun ons bestuur van harte bij de reductie van overhead. Maar de normen discussie kan afleiden van het doel. Ik vind de insteek van de IOD niet in het belang van goed onderwijs en hoge kwaliteit van ondersteuning.
Meer contacturen voor studenten door de beste docenten zou het uitgangspunt moeten zijn. Daarnaast verbetering van de kleine kwaliteit(cijfers, toetsen, natschool etc). Ik voer sinds september zelf cijfers in. Even wennen maar uiteindelijk een verhoging van de kwaliteit en van de efficiency. De vraag is natuurlijk wel waarom zoveel docenten niet meer met studenten werken, maar overhead zijn geworden? Kennelijk was dat ook een beleidskeuze in het verleden.