Workshop studenthousing
Gepubliceerd: 6 December 2013 • Leestijd: 1 minuten en 54 seconden • Bij de les Dit artikel is meer dan een jaar oud.Een studente bouwkunde spurt naar voren. Voordat de presentaties beginnen, haalt ze snel een verdieping uit de maquette. ‘Die was niet goed’, zegt ze in het auditorium op RDM Campus tegen een medestudent. Er is vanmiddag nog meer niet goed. Althans, dat vindt architect Herman Hertzberger.
Acht groepjes van elk drie bouwkundestudenten van de minor architectuur kregen een dag de tijd om te bedenken hoe van een naoorlogs pand in het centrum van Rotterdam een complex voor honorsstudenten gemaakt kan worden. Drie deskundigen, uitgenodigd vanwege de Honors Conference van de HR, mogen het gepresenteerde beoordelen. Met name architect Herman Hertzberger doet dat graag. ‘Het is denk ik beter als ik direct reageer en niet eerst op alle presentaties wacht’, is zijn suggestie na presentatie één.
‘Een heel oud idee’
De architect is te spreken over de artist impressions die worden getoond, maar bij de inhoud van het verhaal zet hij grote vraagtekens. ‘Waarom worden aan alle ruimtes functies gegeven? Dat is echt een heel oud idee’, aldus Hertzberger over het ontwerp van de studenten waarin de kamers van de honorsstudenten klein zijn en eigenlijk slechts geschikt om te slapen en te douchen. Studeren worden de ‘honors’ geacht te doen in een gemeenschappelijke studieruimte. Hertzberger: ‘Misschien willen studenten juist in hun eigen kamer studeren?’ De architect hekelt ook de terminologie die de bouwkundestudenten gebruiken. ‘Wat bedoelen jullie met een relaxingplace? Kun je daar een massage krijgen? I hate that word!’, aldus Hertzberger, in het Engels omdat een van de andere deskundigen Amerikaan is.
‘Zorg voor een koffiecorner, dan volgt de interactie vanzelf’
Geen pinguïns
Het ‘functiedenken’ en het door de studenten gebruikte jargon blijft deze middag onderwerp van gesprek. Ook de meeste andere groepen hebben precies uitgedacht waar in het gebouw studenten wát moeten gaan doen. ‘Here’s the livingroom, there they can meet other students’, is zo’n invulling die Hertberger op de zenuwen werkt. ‘Gaat het om gehandicapte mensen of zo? Ik dacht dat studenten gewone mensen waren, maar ze hebben blijkbaar speciale zorg nodig. Zou je hier zelf willen wonen?’ De bouwkundestudente van het bewuste ontwerp, twijfelend: ‘Ik ben geen honorsstudent…’ Dat is níet het goede antwoord, krijgt ze terug van de architect. Hertzberger: ‘Als je als architect aan zo’n opdracht werkt, moet je gedurende die tijd honorsstudent zijn. Je moet mensen niet zien als pinguïns die je op een plek kunt neerzetten, maar je moet je inleven. Dat is de belangrijkste les.’
En dus is ook jargon taboe. Hertzberger: ‘Ik heb vandaag vijf keer gehoord dat studenten moeten ‘interacten’ met andere studenten. Maar wat is dat interacten dan? Zeg gewoon dat het een plek is waar je drinken kunt krijgen. Zorg in een gemeenschappelijke ruimte bijvoorbeeld voor een heel goede koffiecorner, dan volgt de ’interactie’ vanzelf. en dan verkoop je de flexplekken (over een idee waar hij wel enthousiast over is, red.) in die ruimte vanzelf.’
Jos van Nierop
Beeld: Annet Scholten
Leuk om te weten dat er dingen worden ondernomen voor honorstudenten!
Ik weet niet of dit ook het verhaal is, maar is het misschien niet beter om een ontwerp te maken aan de hand van een onderzoek onder de honorstudenten? In dit onderzoek zouden vragen kunnen worden gesteld: “Wat is voor jouw de perfecte studeerinrichting ?”
Hierdoor wordt er expliciet bekeken wat de doelgroep verwacht en hoe zij het zelf zouden inrichten.