De studiekeuzecheck: megaklus of redmiddel?
Gepubliceerd: 18 November 2014 • Leestijd: 5 minuten en 52 seconden • Nieuws Dit artikel is meer dan een jaar oud.Het heeft veel medewerkers op de HR beziggehouden: de nieuwe studiekeuzecheck. In totaal werden bijna 13.000 startgesprekken gevoerd. Had het zin?
Ze hebben net hun eerste toetsweek achter de rug: de ruim 11.000 eerstejaars die in september begonnen aan de HR. Ze zijn de eerste lichting na invoering van de Wet kwaliteit in verscheidenheid in 2013. De juiste student op de juiste plek, dat is het idee. Studenten zouden een bewustere studiekeuze maken als ze eerder kiezen. Daarom zet de wet de aanmelddatum op 1 mei.
In het nieuwe inschrijfproces bij de HR moesten alle aspirant-studenten zich niet alleen voor 1 mei aanmelden, ze waren ook verplicht om mee te werken aan een studiekeuzecheck die bestond uit het invullen van een online startmeter en een gesprek. Op basis hiervan kreeg de studiekiezer een positief of negatief advies.
Selectieve opleidingen
21 voornamelijk economische HR-opleidingen werden benoemd tot selectieve opleiding. Deze opleidingen kregen de mogelijkheid om ongeschikte aanmelders een negatief studieadvies te geven. Dat is alleen bindend als de student zich na 1 mei (maar voor 1 augustus) heeft ingeschreven.
Een enorme operatie, want hoewel de HR al vijf jaar startgesprekken voerde, was de deadline daarvoor altijd rekkelijk geweest. Nu moest alles voor 1 september gebeurd en geadministreerd zijn. Toen Studielink op 1 september dichtging, telde de HR 11.120 nieuwe studenten die aan alle verplichtingen hadden voldaan. De hele operatie kostte 2,4 miljoen; dat is na aftrek van eenmalige investeringen 100 euro per nieuwe student.
Uitval
Landelijk kreeg het nieuwe instrument van inschrijving geen al te beste pers. Zo twitterde Doekle Terpstra, toen nog voorzitter van Inholland, zijn ongenoegen over het aantal studiekiezers dat niet kwam opdagen voor de studiekeuzecheck. DUB, het blad van Universiteit Utrecht, schreef dat matching van studenten nog niet had geleid tot een opvallende daling van de eerstejaarsuitval.
De wens van opleidingen om ongeschikte aanmelders te weigeren, heeft niet geleid tot veel negatieve adviezen.
Maaike Bajwa is beleidsonderzoeker bij de HR. Zij evalueerde het inschrijfproces. ‘Hoe duid je succes?’ zegt zij. ‘Een belangrijk doel is het voorkomen van uitval. Stel dat de eerstejaarsuitval (op de HR 27 procent in 2012/13, red.) gelijk blijft, dan kan dat betekenen dat het instrument geen effect heeft gehad. Maar even goed kan daaruit blijken dat de uitval zonder matching nog hoger was geweest. Wat we wel zeker weten, is dat de studiekeuzecheck zorgt voor binding. En binding heeft een positief effect op het voorkomen van uitval.’
Peter Bik, lid van de stuurgroep inschrijfproces, vindt het winst dat 21 procent van de studiekiezers na het studiekeuzegesprek zekerder is van zijn keuze dan daarvoor. ‘En dan heb ik het ook over de studenten die een positief advies kregen, maar toch niet voor de HR kozen. Dat is zo’n 18 procent. Beter nu dan na inschrijving. Kijk je naar de verdere baten, dan zijn dat ook de negatieve adviezen. Dat zijn aanmelders van wie we denken dat ze hier niet met succes kunnen studeren. De helft hiervan heeft zich inderdaad niet ingeschreven.’
Weinig negatieve studieadviezen
De mogelijkheid om aankomend studenten een negatief (bindend) studieadvies te geven was de grootste noviteit in het inschrijfproces. Toch heeft de wens van veel opleidingen om ongeschikte aanmelders te weigeren niet geleid tot veel negatieve adviezen. De eindteller stond op 921 waarvan er 77 bindend waren (8 procent van de negatieve adviezen).
41 procent van de studieloopbaancoaches (slc’s) bleek het lastig te vinden om een negatief advies te geven.
Esther Terpstra, coördinator studiesucces van de Rotterdam Business School: ‘Tijdens de roadshow van het collegebestuur hebben wij gevraagd op welke gronden je iemand een negatief advies kan geven. Zeg je bijvoorbeeld: je moet een 7,5 voor Engels op je havolijst hebben? Nee, gaf het college aan. Je kunt niet tornen aan de bestaande toelatingseisen voor het hbo. Er wordt meer gekeken naar de soft skills. Zie je in de startmeter dat een student heel laag scoort op leiderschap, cultuuroriëntatie of samenwerken, en is hij niet voldoende gemotiveerd voor de opleiding, dan heb je een goede grond om een student af te wijzen. Toch vonden onze slc’s dat nog steeds moeilijk.’
Zware verantwoordelijkheid
Het is niet altijd zo ingewikkeld om erachter te komen of iemand geschikt is. Tina Balaban, werkzaam bij het bedrijfsbureau van COM (commerciële opleidingen): ‘Bij sportmarketing & management waren er aanmelders die dachten dat je bij deze opleiding alleen maar aan het sporten bent, terwijl het een economische studie is met een focus op de sportsector. Bij small business en retail management hadden we aanmelders die niet verder kwamen dan “ik wil een eigen tokootje” of “ik wil niet voor een baas werken”. Als zij dan ook nog een slechte score hadden in de startmeter en niet goed konden motiveren waarom ze voor deze opleiding kozen, was dat soms reden om een negatief advies te overwegen. Het verstrekken van bindende negatieve adviezen vonden onze docenten een stuk moeilijker. Dat voelde als een zware verantwoordelijkheid. Over deze gevallen werd dan ook bijna altijd onderling overlegd.’
Studenten gaven het studiekeuzegesprek gemiddeld een 7.7.
Bij techniekinstituut EAS werden zeer weinig negatieve adviezen verstrekt. Frank Verschoor, manager bedrijfsvoering: ‘Als het advies negatief was, hadden de slc’s daar geen twijfel over. Maar alles bij elkaar was het aantal negatieve adviezen minimaal. Dat is een aandachtspunt binnen het managementteam. Zijn de mensen die we nu hebben toegelaten echt allemaal zo geschikt?’
Afwijzen nog voordat iemand zich heeft kunnen bewijzen, staat haaks op de opdracht die docenten zich stellen. De aanmelders om wie het ging, waren het vaak niet eens (67 procent) met het negatieve advies. Van de studenten die een negatief bindend advies kregen, was zelfs 82 procent het oneens met de uitslag. De helft van de ‘negatieven’ ging toch gewoon studeren bij de HR: 39 procent bij de opleiding waarvoor hij werd afgewezen en 12 procent bij een andere HR-opleiding. Het wordt interessant om de uitvalcijfers en het p-rendement van juist deze groep te monitoren.
Slc wordt effectiever
Maar voor de instituten gaat het niet alleen om meetbaar rendement. De uitgebreide kennismaking met de nieuwe student wordt als positief ervaren. Marijke Hengeveld, manager bedrijfsvoering bij IGO (gebouwde omgeving): ‘Wij hebben al jaren positieve ervaring met startgesprekken. Wel werkten we voor het eerst met deze startmeter. Vaak klopte het niet. Zo was er een jongen die een perfecte match had met de opleiding verloskunde; daar hebben we maar hartelijk om gelachen. Wat ik wel nuttig vond, waren de open vragen en de top 5 van competenties die uit de startmeter kwam. Die klopte eigenlijk altijd en dan had je gelijk gespreksstof.’
Docent Glenn van der Sande van COM vindt dat zijn studieloopbaancoaching effectiever is door de studiekeuzecheck. ‘Ik weet al bij de start van het jaar een beetje waar mijn studenten goed in zijn en wat ze nog moeten ontwikkelen. Daardoor kan ik ze beter begeleiden. Bovendien hebben ze gelijk een aanspreekpunt binnen de hogeschool. Zeker voor eerstejaars is dat fijn.’
Geen nummer
Bij IGO was er half oktober minder uitval dan normaal. En bij RBS ook. Daar was in september nog niemand gestopt, terwijl er voorheen rond die tijd al enkele tientallen uitvallers zijn. Toeval of niet? Dat zal moeten blijken in juli.
Volgend collegejaar gaat de HR in ieder geval door met de studiekeuzecheck. De startmeter zal dan niet meer HR-breed worden opgelegd. Instituten mogen zelf bepalen welk instrument ze laten voorafgaan aan het gesprek. Ook zullen aanmelders strakkere deadlines krijgen. Peter Bik: ‘Het was lastig om ze na 1 mei geactiveerd te houden. Gemiddeld duurde het 42 dagen na ontvangst van de eerste brief voor ze de startmeter gingen invullen. En dus kregen instituten in de zomer nog veel gesprekken te verwerken, vaak na een aantal herinneringen en no shows. Dat gaan we volgend jaar anders doen.’
Toch kijkt Bik met tevredenheid terug. ‘De studenten gaven het gesprek gemiddeld een 7,7. Door de aandacht die van de studiekeuzecheck uitgaat, voelen ze zich geen nummer, en dat terwijl we toch een grote hogeschool zijn.’
Tekst: Esmé van der Molen
Illustratie: Job Bos
• In totaal zijn 18.590 aanmeldingen gedaan.
• Bij 13.968 daarvan is de startmeter ingevuld.
• Vervolgens zijn 12.893 gesprekken gevoerd.
• 95 procent van de aanmelders kreeg een positief advies, 5 procent een negatief advies. De helft van die laatste groep heeft zich niet ingeschreven.
• 77 negatieve adviezen (8 procent) waren bindend.
• 18 procent van de aspirant-studenten met een positief advies kwam niet naar de HR.
• 21 voornamelijk economische HR-opleidingen werden benoemd tot selectieve opleiding. Deze opleidingen kregen de mogelijkheid om ongeschikte aanmelders een negatief studieadvies te geven. Dat is alleen bindend als de student zich na 1 mei (maar voor 1 augustus) heeft ingeschreven.
• De hele operatie kostte 2,4 miljoen; dat is na aftrek van eenmalige investeringen 100 euro per nieuwe student.
• Op 1 september telde de HR 11.120 nieuwe studenten die aan alle verplichtingen hadden voldaan.
• RBS: 1.000 gesprekken, 20 negatieve adviezen (1 bindend).
• COM: meer dan 1.000 gesprekken, 60 negatieve adviezen (4 bindend).
• IGO: 1.200 gesprekken, 11 negatieve adviezen (0 bindend).
• EAS: iets minder dan 1.000 gesprekken.
Zijn er ook cijfers voor mijn instituut (IFM)?
Hallo Marius, nee, ik heb geen cijferoverzicht per instituut. Als je benieuwd bent, kun je het bij je bedrijfsbureau navragen of projectleider Peter Bik een mail een sturen.
Beste Esmé,
Geen cijfers per instituut? :
RBS: 1.000 gesprekken, 20 negatieve adviezen (1 bindend).
• COM: meer dan 1.000 gesprekken, 60 negatieve adviezen (4 bindend).
• IGO: 1.200 gesprekken, 11 negatieve adviezen (0 bindend).
• EAS: iets minder dan 1.000 gesprekken.
Hallo Marius, de instituten die in het artikel en cijfer-kader worden genoemd, heb ik kunnen vermelden omdat ik medewerkers van deze instituten heb geïnterviewd. Ik ben niet naar IFM geweest voor dit artikel en heb daarom geen IFM-cijfers.
“Zo was er een jongen die een perfecte match had met de opleiding verloskunde; daar hebben we maar hartelijk om gelachen.” Ik hoop dat deze zin uit zijn context is gehaald. Waarom zou een jongen geen goede verloskundige kunnen zijn? Klinkt heel seksistisch.
Deze zin is niet uit zijn context gehaald. De context is dat deze jongen zich had aangemeld voor een opleiding bij het Instituut voor Gebouwde Omgeving, met opleidingen als bouwkunde, civiele techniek, logistiek en economie, watermanagement. Zijn interesse ging hiernaar uit en niet naar een medisch beroep. De match met verloskunde sloeg in het geval van deze jongen dus nergens op. Er zit verder geen seksistische bijgedachte achter.
Er zijn zeker uitkomsten per instituut beschikbaar. Hiervoor (en voor alle andere documentatie) verwijs ik graag naar het BMI portaal:
http://hint.hr.nl/nl/HR/Voorzieningen–Services/Managementservices/Beleids–en-Managementinformatie-BMI/Diensten-en-producten/Onderzoek/Nieuw-aanmeldingsbeleid-2014/
De enquête uitkomsten per instituut zijn niet op Hint gepubliceerd; deze kun je opvragen bij de KiV coördinator van jouw instituut.
Is hierin ook meegenomen dat studenten dit jaar vóór 1 september hun inschrijving volledig op orde moesten hebben en dat dit vorig jaar vóór 1 oktober aan de orde was?
Daarnaast moest dit jaar het verzoek tot inschrijving vóór 1 augustus binnen zijn via Studielink.
Wijzigingen die ook invloed hebben op de instroom.
Wellicht dat dit voorheen meer uitvallers aan het begin van het collegejaar (september) opleverde in vergelijking met dit jaar.