‘Prestatieafspraken wel degelijk in strijd met wet’
Gepubliceerd: 14 February 2014 • Leestijd: 1 minuten en 21 seconden • Nieuws Dit artikel is meer dan een jaar oud.‘De rechter geeft er geen blijk van de literatuur goed te kennen.’ Hoogleraar onderwijsrecht Paul Zoontjens is ‘niet te spreken’ over de rechtbank die oordeelde dat de prestatieafspraken niet in strijd zijn met de Grondwet.
Er stond veel op het spel in de rechtszaak die de Hogeschool Leiden aanspande tegen het ministerie van Onderwijs. De hogeschool vindt dat de prestatieafspraken in strijd zijn met de Grondwet. Had de hogeschool daarin gelijk gekregen, dan stond de nieuwe bekostiging van het hoger onderwijs op losse schroeven. Maar dat is niet gebeurd; volgens de rechtbank Den Haag zijn de prestatieafspraken gebaseerd op een ‘deugdelijke wettelijke grondslag’. De Tilburgse hoogleraar Zoontjes: ‘De rechter had zijn stukken beter moeten bestuderen.’
Wat is er mis met de tussenuitspraak die de rechtbank vandaag deed?
‘De argumentatie is niet goed genoeg. De Hogeschool Leiden heeft aangevoerd dat er in de wet niets staat over deze manier van bekostiging, dus dan kan de wet nooit de basis zijn voor dit beleid. Aan dat argument gaat de rechtbank voorbij. Onterecht, want de eisen die de politiek aan het onderwijs stelt moeten wel degelijk wettelijk worden vastgelegd. Een ‘lagere regeling’ tussen het ministerie en onderwijsinstellingen verandert daar niets aan. Dat heeft de Raad van State ook al eens duidelijk gemaakt.’
Dus dan wint de Hogeschool Leiden, mocht ze in hoger beroep gaan?
‘Dat weet ik niet. De Raad van State zal zeker een andere afweging maken, maar daarmee is nog niet gezegd dat de hogeschool dan wel gelijk krijgt. Maar er zijn zeker kansen.’
Leiden heeft een klein succesje geboekt: de minister moet beter uitleggen waarom de hogeschool minder geld krijgt dan de rest.
‘De wijze van beoordelen is flink aangepakt door de rechtbank. Het meest dodelijk is dat de rechtbank oordeelt dat er geen goede reden is gegeven om de financiering voor een expertisecentrum Jeugd af te wijzen. Als de minister dat nog steeds wil, heeft ze waarschijnlijk geen poot om op te staan.’
Biedt deze tussenuitspraak mogelijkheden voor andere onderwijsinstellingen om tegen de prestatieafspraken in het geweer te komen?
‘Ik zou zeggen; blijf stellen dat de prestatieafspraken in strijd zijn met de Grondwet. Want dat is het geval.’
HOP, Petra Vissers
De hele uitpraak staat hier: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBDHA:2014:1707
Verder zijn overwegingen 15 en 16 interressant:
15.
Deugdelijkheidseisen vervullen in de verhouding overheid en onderwijs een kwaliteitsnormerende functie met betrekking tot de gang van zaken in de school in zeer ruime zin. Het zijn verplichtingen die aan het bekostigde onderwijs worden opgelegd, met het doel een voldoende kwaliteit van de onderwijsinrichting en het functioneren van de school te waarborgen. Artikel 23, vijfde lid, van de Gw laat in het midden wat precies van de wetgever wordt verlangd en in hoeverre hij zijn regelingsbevoegd kan overdragen bij wijze van horizontale of verticale delegatie. Dat de in het vijfde lid genoemde deudgelijkheidseisen in een wet in formele zin moeten zijn neergelegd, zoals eiser stelt, is de rechtbank dus niet gebleken.
16.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het Besluit een deugdelijke wettelijke grondslag kent en niet in strijd is met de (Grond)wet. Het Besluit is dus verbindend.