Docent Michael Anhalt: ‘Voor mij is privacy een eerste levensbehoefte’
Gepubliceerd: 27 October 2015 • Leestijd: 7 minuten en 39 seconden • Het Grote Interview Dit artikel is meer dan een jaar oud.Michael Anhalt (1976) is fotograaf en HR-docent bij cmd, communication and multimedia design. Zijn ouders ondernamen in 1983 een mislukte vluchtpoging van de DDR naar West-Duitsland. Over deze geschiedenis is een documentaire gemaakt die vorige maand een Gouden Kalf won.
‘Het is gelukt’, riep Michael Anhalt in blijdschap uit toen regisseur Hester Overmars het Gouden Kalf in ontvangst nam voor beste documentaire. Haar film Verboden vlucht vertelt het verhaal van zijn familie, het gezin Anhalt uit Weimar, destijds Oost-Duitsland. In het diepste geheim werkten zijn ouders Thomas en Gundula in een ruimte achter hun dierenwinkel aan een vliegtuig, een deltavlieger met motor, waarmee zij de grens hoopten over te steken.
Toen de dag van vertrek aanbrak, werden zij tijdens het opbouwen van het vliegtuig op een afgelegen locatie gestoord door wandelaars. Even later werden zij door een herder gewaarschuwd dat er Russische helikopters in de omgeving paraat stonden. Thomas en Gundula vonden het niet veilig om de vlucht door te zetten en gingen huiswaarts. Drie dagen later werden zij gearresteerd.
De kinderen, Michael van zes en Isabell van drie, werden gescheiden van elkaar opgevangen bij familie. Het gezin werd pas na twee jaar herenigd in West-Duitsland. Thomas en Gundula waren vrijgekocht door het Westen en hoefden daarom hun straf niet volledig uit te zitten. Maar daarmee is het verhaal niet ten einde, laat de film zien. De mislukte vluchtpoging en het leven in een dictatuur hebben onuitwisbare sporen nagelaten.
Een pleister op de wond is het Gouden Kalf niet, maar Michael Anhalt ziet de prijs wel als erkenning voor het lef van zijn ouders. ‘De film laat zien wat mensen bereid zijn te doen voor vrijheid. Maar de waarde zit vooral in de manier waarop het verhaal wordt verteld. Er wordt teruggekeken vanuit vier gelijkwaardige perspectieven: mijn vader, mijn moeder, mijn zusje en ik. We zijn afzonderlijk geïnterviewd en daardoor is het soms de vraag wat realiteit en wat fictie is. Wat hebben de 32 jaar tussen de film en de gebeurtenis gedaan met onze herinneringen? Mijn ouders gingen er bijvoorbeeld van uit dat zij ons helemaal buiten de voorbereidingen hadden gehouden. Maar het perspectief van mijn zus en mij laat zien dat we wel degelijk het idee hadden dat er iets gaande was.’
‘De film laat zien wat mensen bereid zijn te doen voor vrijheid.’
Beïnvloedt het jouw eigen ouderschap dat je hebt ervaren dat kinderen vaak meer zien dan jij als ouder bewust toont?
‘Ja, natuurlijk. Ik probeer open te zijn. Ik neem mijn zoon serieus en ga echt met hem in gesprek. Maar hoe dan ook maak je beslissingen voor je kinderen. In je overwegingen neem je alles mee: verleden, heden, toekomst, en je komt met de beste bedoelingen tot een besluit. Maar de bottomline is wel dat jij beslist zonder je kind te vragen hoe hij erin staat. Voor mijn ouders was het indertijd niet mogelijk om het anders te doen. Maar in deze film hebben we wel een manier gevonden om gelijkwaardig met elkaar te spreken.’
De documentaire is gebaseerd op het werk dat jij als fotograaf hebt gemaakt over jullie vluchtverhaal.
‘Klopt. In 2009 was ik met mijn boek Apathie genomineerd voor de Kees Scherer Prijs voor beste fotoboek. De Stasi (Staatssicherheit, de binnenlandse inlichtingendienst van de DDR, red.) gaf dossiers een naam, en dat van ons heette dus Apathie. Voor mijn boek ben ik twee maanden in Duitsland geweest. Ik heb foto’s gemaakt in de onderzoeksgevangenis waar mijn ouders hebben gezeten. Daarvoor moest ik de confrontatie met mezelf aangaan, want ik was heel bang om er naar binnen te gaan. De foto’s van de gevangenis toon ik in zwart-wit. Ik laat bijvoorbeeld een hendel zien waarmee daglicht werd gereguleerd; een manier om gevangenen te ontregelen. Op een andere foto zie je de doppen van de stoelpoten in de houten vloer gegroefd. Gevangenen moesten tijdens verhoor rechtop zitten, met de handen onder hun zitvlak. Deze plekken op de vloer zijn daar getuigen van.
De mislukte vluchtpoging en het leven in een dictatuur hebben onuitwisbare sporen nagelaten.
‘Aan de rechterkant van de pagina laat ik foto’s in kleur zien. Dat zijn mijn herinneringen aan de plekken uit mijn jeugd in Weimar, zoals de deur van de kamer op school waar ik werd binnengeroepen om te horen dat mijn ouders waren gearresteerd. Of het plein waar ik met drie auto’s door de Stasi werd opgehaald.’
Los van hun verhaal zijn deze foto’s heel esthetisch. Vond je dat ingewikkeld?
‘Esthetiek is een lege term. Wat is nou mooi? Ik ben fotograaf en bezig met de vraag hoe ik dingen zo in beeld krijg dat ik het verhaal goed kan vertellen. Met dit project ben ik in totaal drie jaar bezig geweest. Ik wilde een zo neutraal mogelijk beeld neerzetten, zonder te oordelen. Ik was dan wel bezig met een autobiografisch project, maar ik wilde nadrukkelijk geen egodocument maken. Het werk moest leesbaar zijn voor anderen. Ik heb meerdere dingen geprobeerd: portretten, gevonden beeldmateriaal gebruiken, fotograferen vanuit verschillende standpunten. Het was een zoektocht om het verhaal neutraal te vertellen. En daardoor kon ik op een bepaald moment de afstand vinden om tot een beeld te komen dat voor mij het dichtst bij neutraliteit ligt, wetende dat echte neutraliteit onmogelijk is.’
Je hebt nog een project over je verleden gemaakt: Protagonist, een installatie.
‘Ook daarin gebruik ik split screen, dus twee beelden naast elkaar. Het kleurenbeeld is op 9 april 1983 door mijn vader gemaakt, rechts in zwart-wit zie je beeld van dezelfde situatie maar dan in juni ’83 door de Stasi gefotografeerd. Het zijn foto’s van ons huis in Weimar. Mijn vader en de geheime dienst hadden steeds ongeveer dezelfde afstand tot het gefotografeerde interieur, wat een merkwaardige gelijkenis geeft. Toch zijn de beelden wezenlijk anders. De foto’s van mijn vader zijn identificerende beelden. Ze zeggen: dit is het huis van onze familie. De beelden van de Stasi, van precies dezelfde situatie, zijn criminaliserende beelden.’
‘The Internet Big Five zijn allang geen bedrijven meer, maar supermachten.’
De kracht van beeld, het misbruik ervan, privacy en transparantie zijn een leitmotiv in je werk, maar ook in de lessen die jij geeft als cmd-docent. In hoeverre staan de studenten open voor deze thema’s?
‘Ik probeer de basis te leggen voor een kritisch bewustzijn rond dat onderwerp, een zaadje te planten. Maar studenten komen vaak met een consumerende houding binnen. Zo van: ik heb betaald, kom maar met je onderwijs docent; entertain me. Dat botst weleens. Ik probeer in ieder geval een discussie te starten over deze onderwerpen. De studenten die overblijven – van de driehonderd studenten met wie we beginnen, zijn dat er zo’n zestig tot zeventig – zijn in staat hierover na te denken. Voor mij is het heel belangrijk dat onderwijs een rijpingsproces is. Dat je op school de middelen krijgt om niet alleen je vaardigheden te ontwikkelen, maar ook je individualiteit en fascinatie te ontdekken. Juist dat maakt je uniek en zorgt ervoor dat je je straks kunt onderscheiden als designer.’
Neem jij jouw ervaringen uit de DDR mee in je lessen?
‘Nee, het is voor mij een heel gevoelig thema. Een enkele keer heb ik er wel over verteld. Studenten denken heel makkelijk over privacyschending. Ze zeggen dan bijvoorbeeld: “Ik heb toch niks te verbergen.” Toen heb ik een keer mijn eigen 500 pagina’s tellende Stasi-dossier meegenomen en op tafel gelegd. “Je denkt nu dat je niks te verbergen hebt, maar dit is wat de Stasi over mij als zesjarig jongetje heeft verzameld.” Iedereen heeft behoefte aan privacy, allemaal hebben we iets wat we voor onszelf willen houden.
‘Hier op school is het mijn doel om studenten kritisch te leren kijken en denken. Iedere post op Facebook kan je reputatie schaden. The Internet Big Five – Apple, Microsoft, Google, Amazon en Facebook – zijn allang geen bedrijven meer, maar supermachten, met name Google. Via social media geven we vrijwillig allerlei data weg waar die bedrijven miljarden mee verdienen, terwijl wij er – behalve het gratis gebruik van de tools – geen profijt van hebben. Daar ligt ook een opdracht aan onze studenten: privacy by design, privacy by default. Dat betekent dat je in je ontwerp de privacy al waarborgt. Juist nu moeten designers die verantwoordelijkheid pakken en kunnen ze vanuit hun vak een toevoeging zijn voor de gebruiker en de samenleving.
‘Nederlanders hebben nooit de terreur van de eigen staat meegemaakt.’
‘We hebben in dit land de vrijheid om keuzes te maken. Dat is het grootste goed dat we hebben. Gebruik die keuzevrijheid. Door diezelfde sociale media zijn we een netwerkmaatschappij geworden waarin iedereen met elkaar is verbonden. Internet is ook een heel democratiserend medium. Als individu heb je nu de ruimte om dingen aan te pakken en iets te veranderen. Dat zijn onderwerpen waar ik het met de tweedejaars over ga hebben.’
Volgens jou is het gebrek aan bewustzijn rondom privacy ook een cultuurverschil.
‘Zeker. Nederland is eigenlijk altijd een heel veilig land geweest. Jullie zijn bezet geweest door de Duitsers, maar hebben nooit de terreur van de eigen staat meegemaakt. Wij hebben de Gestapo, KGB en de Stasi gehad. Voor Duitsers heeft het een politieke lading als je data worden bekeken. Nederlanders gaan in mijn ogen te gemakkelijk met hun data om. Ik ging laatst verhuizen en toen had ik mijn nieuwe adres aan de gemeente doorgegeven. Vervolgens kreeg ik van allerlei instanties post, omdat de overheid bestanden koppelt. Veel Nederlanders denken dan ‘handig’, maar ik vind het vervelend dat de overheid zo veel zicht op mij heeft. Voor mij is privacy een eerste levensbehoefte.
‘Data die voor jou misschien onbelangrijk zijn, kunnen voor bedrijven of de overheid wel interessant zijn. Dat weet je nooit. De legitimatie om data te gebruiken is vaak te herleiden tot angst voor terreur, voor Al Qaida of IS. Wat je niet weet, is hoe jouw data worden geïnterpreteerd en of die interpretatie ook recht doet aan de werkelijkheid.’
Hoe kijk jij naar de vluchtelingencrisis in Europa? Relateer jij dat aan je eigen geschiedenis?
‘Nee. Ik denk niet: ook ik ben ooit gevlucht. Maar ik volg het wel met fascinatie. Een deel van de wereldbevolking is aan het bewegen. Ik denk dat het nog maar net begonnen is en dat het een heel grote verschuiving is. Het maakt me nieuwsgierig hoe dit verdergaat. Ik zie het voor Europa als een kans. Ik sta achter de beslissing van de Duitse regering om de grenzen open te stellen, hoewel ik ook zie dat het land overbelast raakt. Wat dat betreft begrijp ik de Nederlandse regering niet die maar een paar duizend vluchtelingen wil opnemen.
‘Hoe waardeer je de samenleving waar je in leeft? Al die verhalen over mislukte integratie… Ik woon op Zuid, volgens Wilders een voorbeeld van niet-geslaagde integratie, maar ik merk er weinig van, ook niet in de stad zelf. Bij mijn supermarkt werken Marokkaanse caissières die beter ABN spreken dan sommige autochtonen die hun hele leven op Zuid hebben gewoond. Persoonlijk ben ik trots dat ik in een stad woon met een burgemeester die in Marokko is geboren en die ‘rot op’ durft te zeggen tegen radicalen. Rotterdam durft. Er heerst hier een vernieuwende energie die ik ook binnen mijn instituut ervaar. Daarom werk ik hier zo graag.’
Tekst: Esmé van der Molen
Fotografie: Frank Hanswijk
Piraten Partij.
[…] combinatie met het werk van de Duitser Michael Anhalt is een fijne. Ook hij reageert decennia later nog op een beslissing van zijn ouders, waar hij als […]