Ga direct naar inhoud
Profielen | Profielen translated
18 november 2024

Zwart logo Profielen

Onafhankelijk nieuws van de Hogeschool Rotterdam

‘We weten nog te weinig van het rekenonderwijs op de pabo’

Gepubliceerd: 1 October 2015 • Leestijd: 5 minuten en 7 seconden • Het Grote Interview Dit artikel is meer dan een jaar oud.

Hoe leren pabostudenten het beste rekenen? Pabodocent Mark van Houwelingen promoveert op dit onderwerp. Hij kan het aanraden: promoveren naast en op het werk, ‘maar alleen als alle sterren goed staan’. 

#122_27

Mark van Houwelingen is zo’n docent die een les gerust zelf volpraat en dat probeert hij af te leren. Zijn hypothese is namelijk dat studenten meer leren als ze zelf ook actief meedenken en meepraten in de les. Hij wil de monologen minimaliseren.
Nu krijgen docenten al decennialang te horen dat ze studenten actief bij de les moeten betrekken, maar hoe dat precies moet, is nog niet goed onderzocht. Wat is een nuttige interactie? Hoe ziet dat er in een les precies uit? Daar gaat zijn onderzoek over.

Lesmethodes waarin een docent letterlijk de les volpraat, die onderzoekt Van Houwelingen niet. ‘Die zouden denk ik niet eens langs de ethische commissie komen. Je moet voor je aan je onderzoek begint hard maken dat je geen proefpersonen benadeelt. Dat zou wel het geval zijn als je studenten niet zelf laat meedenken en -praten tijdens de les. Als je ze als sponzen alles laat opzuigen. Alleen hoorcolleges geven werkt niet.’

Mark van Houwelingen promoveert op de didactiek van het reken- en wiskundeonderwijs op de pabo. Dat is hard nodig, constateerde een groep wetenschappers van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) in 2009. We weten namelijk nog veel te weinig over wat echt werkt in het reken- en wiskundeonderwijs op de pabo. Eind 2016 hoopt Van Houwelingen de eerste resultaten te kunnen overleggen.

Waar gaat je onderzoek precies over?
‘Ik heb twee verschillende interactieve methodes ontwikkeld om pabostudenten les te geven in het domein meten. Dat gaat over zaken als inhoud, gewicht, lengte, et cetera, en ook over schaalrekenen en het omrekenen van maten in het metrieke stelsel. In mijn eerste methode legt de docent een formule of procedure uit en vervolgens moeten de studenten die toepassen op verschillende rekenproblemen. Dat is de deductieve methode. Mijn tweede methode is inductief: hierin moeten studenten aan de hand van concrete rekenproblemen zelf op zoek naar de algemene rekenregel of procedure.

‘Het is een enorme verrijking dat ik mijn eigen werk kan onderzoeken.’

‘De inductieve methode is moeilijker en vraagt meer van de studenten én van de docenten, zoals bijvoorbeeld onderzoekende vaardigheden. In de deductieve methode gaat het meer om het instampen van de procedures.’

Klinkt alsof ze elkaar mooi aanvullen. Kan het ook gewoon allebei?
‘In de lessen voor mijn onderzoek trek ik ze uit elkaar, maar in een normale les kun je ze natuurlijk heel goed combineren.’

Wat moet ik me voorstellen bij die verschillende vormen van interactie?
‘Er is verschil tussen hoeveel studenten van verschillende docenten leren, ook als die docenten dezelfde lesmethode gebruiken. De KNAW verwacht dat veel van dit verschil in leeropbrengst te maken heeft met de interactie die docenten in de les brengen. Stelt een docent veel vragen? Laat hij groepjes onderling samenwerken? Moeten studenten aan elkaar uitleggen hoe ze iets hebben opgelost?

‘Ik heb afgelopen schooljaar in het tweede blok bij ongeveer tweehonderd eerstejaarsstudenten in tien klassen onderzoek gedaan. Vijf klassen kregen les volgens de inductieve en vijf volgens de deductieve methode. Aan het begin en aan het eind van het blok heb ik ze getoetst om te kijken hoeveel ze ervan hadden geleerd.
‘In de eerste les van het blok leerden de studenten schatten. Hoe groot is dit gebouw? En hoe kom je tot een antwoord? De deductieve groep kreeg van tevoren de procedure uitgelegd: je kunt bij het schatten een referentiemaat gebruiken. Je bepaalt bijvoorbeeld aan de hand van je eigen lichaam de hoogte van een huis. De interactie tussen docenten en studenten kan dan bijvoorbeeld gaan over de vraag hoe je de verschillende referentiematen het best gebruikt.

‘De inductieve groepen kregen eerst de opdracht schattingen van voorwerpen of gebouwen te maken, waarna ze moesten uitleggen welke procedure ze hadden gevolgd. Ze moesten hun denkproces onderzoeken en expliciet maken. Daarna moest iedere student voor zichzelf de beste strategie kiezen om het rekenprobleem op te lossen.’

‘Studenten actief bij de les betrekken; hoe dat precies moet, is nog niet goed onderzocht.’

Je spreekt je in je onderzoek niet uit over traditioneel versus realistisch rekenen, de methodes waar de laatste decennia zo veel discussie over is.
‘Die discussie gaat ook vooral de basisschool aan. Bovendien is de situatie op de pabo niet helemaal vergelijkbaar met die op een basisschool. Basisschoolleerlingen zijn qua rekenen nog blanco.

‘Het is wel zo dat bij realistisch rekenen de nadruk op interactie veel groter is. Realistisch rekenen gaat veel meer over zelf onderzoek doen en over begrip van wat je aan het doen bent. Interactie kan daarbij helpen. Maar ik doe in mijn onderzoek juist heel erg mijn best uit de buurt van deze discussie te blijven. De KNAW constateerde ook al dat de discussie over traditioneel versus realistisch rekenen heeft afgeleid van waar het eigenlijk om gaat. Het heeft afgeleid van het belang van interactie bijvoorbeeld.’

Er bestaan veel zorgen over de rekenvaardigheden van pabo-studenten. Ook het KNAW-rapport uit 2009 is alarmerend. Deel je die zorgen?
‘Zeker. Dat is natuurlijk ook een van de redenen waarom ik er jarenlang onderzoek naar doe.’

‘De discussie over traditioneel versus realistisch rekenen heeft afgeleid van waar het eigenlijk om gaat.’

Geef je een struikelvak?
‘Er is aardig wat weerstand. Er is ook een grote groep die je steeds weer ‘o ja, o ja’ hoort zeggen en waarbij het slechts een kwestie van ophalen is. Maar vooral de mbo-instroom heeft het vaak moeilijk.

‘Het verschil met basisschoolleerlingen is dat pabostudenten al een bepaald gevoel hebben ontwikkeld over rekenen. Sommigen zijn echt faalangstig geworden, anderen hebben een schuldgevoel omdat ze vinden dat ze het eigenlijk allemaal al hadden moeten kunnen. En sommigen houden zich krampachtig vast aan één rekenstrategie omdat ze de andere manieren nooit goed begrepen hebben. Op de basisschool kom je ook faalangsten tegen, maar daar neemt het niet zo snel van die groteske vormen aan.

‘Wat je wel ziet, is dat het halen van vakken of van een rekentoets de studenten zelfvertrouwen geeft. Maar vooral als ze succesvol les hebben gegeven op de basisschool bouwen ze iets op. In mijn persoonlijke ervaring zie ik dat het meeste zelfvertrouwen komt van zelf lesgeven.’

Je bedoelde toch niet dat je zelf met wiskundefaalangst hebt rondgelopen?
‘Eh, nee… Hahaha! Dat ging over de studenten. Ik ben naast rekendocent ook stagebegeleider voor derde- en vierdejaarsstudenten. En studieloopbaancoach en afstudeerbegeleider. Ook bij afstudeerders kom je faalangst tegen.’

‘Sommige pabo-studenten zijn faalangstig geworden als het gaat om rekenen.’

Is het te doen, naast je werk promoveren? Zou je het collega’s aanraden?
‘Het onderzoek kost heel veel tijd, energie en aandacht. Het is wel te doen, als je alles om je heen goed georganiseerd hebt. Omdat ik een promotievoucher heb gekregen, kan ik twee werkdagen gebruiken voor mijn onderzoek. Maar je moet er zelf voor zorgen dat je geen ja zegt tegen projecten waar je eigenlijk geen tijd voor hebt. En je moet er thuis op ingericht zijn. Ik ben blij dat ik van mijn vrouw en zoon ondersteuning en begrip krijg als ik weer naar zolder verdwijn. Er zijn eigenlijk heel veel factoren die meespelen, zowel privé als op je werk alsook mentaal.

‘Het is natuurlijk een enorme verrijking dat ik mijn eigen werk kan onderzoeken. Ik ben bezig mijn eigen lessen interactiever te maken. In de les was ik een echte prater, maar stapsgewijs breng ik steeds meer vragen en andere vormen van interactie in de les. Het motiveert extra om daar onderzoek naar te kunnen doen. Zou ik het aanraden? Niet zomaar. Alleen als alle sterren goed staan, dan wel.’

Tekst: Olmo Linthorst
Fotografie: Frank Hanswijk

Recente artikelen

Recente reacties

Reacties

Laat een reactie achter

Comments are closed.

Spelregels

De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.

  1. Comments worden door de redactie gemodereerd. 's Avonds en in het weekend gebeurt dat niet standaard, en kan het dus langer duren voor je opmerking online komt.
  2. Houd het netjes, beschaafd, vriendelijk en respectvol. Niet vloeken of schelden.
  3. Dwaal niet af van het onderwerp (blijf ‘on topic’).
  4. Wees kort, duidelijk en maak een punt.
  5. Gebruik argumenten, geen uitroepen.
  6. Geen commerciële boodschappen.
  7. Niet op de persoon spelen.
  8. Niet discrimineren, aanzetten tot haat of oproepen tot geweld (ook niet voor de grap).
  9. Van bezoekers die een reactie achterlaten op de site wordt automatisch het IP-adres opgeslagen.
  10. De redactie geeft reacties die dreigende taal bevatten door aan de veiligheidscoördinator van de Hogeschool Rotterdam.

Lees hier alle details over onze spelregels.

Aanbevolen door de redactie

Back to Top