10 mei 1940: Wakker worden in de oorlog
Gepubliceerd: 10 May 2016 • Leestijd: 5 minuten en 34 seconden • Nieuws Dit artikel is meer dan een jaar oud.Vandaag is het 76 jaar geleden dat de Duitsers op de Maas landden en de aanval op Rotterdam begon. RBS-docent Gerard Groeneveld schreef er een boek over: Rotterdam frontstad. Het begon voor hem met de vondst van het verloren gewaande capitulatiedocument.
Nou ja, vondst. Dat veronderstelt toeval, maar historicus en RBS-docent Gerard Groeneveld stuitte niet bij toeval op het oorlogsdagboek van het 39ste legerkorps onder bevel van generaal-luitenant Rudolf Schmidt, de hoogst verantwoordelijke Duitse militair tijdens de aanval op Rotterdam. Groeneveld speurt al jarenlang op veilingen naar dagboeken, fotoboeken en andere bronnen uit de Tweede Wereldoorlog.
Bij het dagboek van Schmidts legerkorps zag Groeneveld een document met daarop het handschrift van kolonel Pieter Scharroo, de garnizoenscommandant die Rotterdam moest verdedigen. Of dat het authentieke capitulatiedocument was, kon Groeneveld online niet vaststellen maar hij besloot te bieden. De belangstelling was groot en pas na een fors bedrag te hebben geboden, kreeg Groeneveld het dagboek en het capitulatiedocument in zijn bezit. ‘Dat was het begin van dit boek’, vertelt Groeneveld in een spreekkamertje van de Rotterdam Business School.
Zijn eigen moeder was negen jaar toen de oorlog begon. Ze woonde indertijd aan de Maaskade 21c en zag hoe Duitse soldaten op 10 mei op de Maas landden en aan wal kropen. Groeneveld: ‘Kort daarna ging de bel en stonden er Duitse soldaten voor de deur die een mitrailleur op het dak wilden plaatsen. Zo plotseling was het. Mijn moeder was in vredestijd gaan slapen en werd wakker in een oorlog. Er was geen waarschuwing. Zelfs de grootste pessimist had gedacht dat de oorlog aan de grens zou beginnen en niet vanuit de lucht in hartje Rotterdam.’
Spectaculair
De landing op de Maas was een spectaculair gezicht voor Groenevelds moeder, opa en andere nieuwsgierige Rotterdammers. ‘Die eerste uren was er geen angst, alleen maar veel nieuwsgierigheid. Mensen gingen massaal de straat op en langs de kade kijken wat er allemaal gebeurde. De een zei: “Dat zijn de Engelsen.” De ander zei: “Nee joh, dat zijn Duitsers.”
Terwijl Rotterdammers in het centrum nog op terrasjes genoten van het warme weer, zaten de bewoners van het Noordereiland middenin de oorlog.
‘De Rotterdammers begrepen de impact niet direct, onbekend als ze waren met oorlog. Voorafgaand aan de landing op de Maas was vliegveld Waalhaven al gebombardeerd. De Duitsers wilden dat in handen krijgen om troepen en materiaal te kunnen aanvoeren. Bovendien waren er veel vijandelijke vliegtuigen in de lucht. Toch wilden de meeste Rotterdammers gewoon naar hun werk. Bij de brug over de Maas verzamelden zich mensen uit Zuid die aan de andere kant van de rivier aan het werk moesten. Toen ze hoorden dat ze niet mochten oversteken, waren ze vooral bezorgd over hun baas. Niet werken betekende geen geld voor het gezin. “Kunt u dan een briefje voor me schrijven?” vroegen ze aan de bevelvoerende Duitse luitenant. Het was een absurde situatie.’
Garnizoensstad
In de garnizoensstad Rotterdam waren in die tijd 7.000 soldaten gestationeerd, maar slechts een klein deel van hen was gevechtsklaar. De rest had de verantwoordelijkheid over de magazijnen en de opslag. Van de 300 mariniers waren er maar 100 klaar voor de strijd. Het duurde dan ook even voordat er een Nederlandse reactie op de inval van de Duitsers kwam.
Groeneveld: ‘Op het moment dat de Nederlandse troepen in actie kwamen bij de Boompjes, begon het schieten. Ineens zaten de mensen middenin een schietpartij. Mijn opa die uit het raam hing om dat allemaal te bekijken, kreeg een kogel in zijn been. Het huis waarin ze woonden, werd in de brand geschoten. Het gezin van mijn moeder was dus binnen enkele uren na de inval dakloos en mijn opa moest in het ziekenhuis worden behandeld voor zijn schotwond. Mijn oma zat met drie kleine kinderen in een school. Op de Maaskade en de Boompjes kon je niet meer komen. Dat was de frontlijn.’
Lokaal
De eerste twee dagen was de oorlog nog heel lokaal. Terwijl Rotterdammers in het centrum van de stad nog gingen winkelen en op terrasjes genoten van het warme weer, zaten de bewoners van het Noordereiland middenin de oorlog. Daar woonden toen 13.000 mensen, veel meer dan de ongeveer 3.200 van nu.
Groeneveld: ‘Een agent, pastoor en kapelaan hielpen de mensen zo goed en kwaad als kon. Mensen scholen in de kerk, maar moesten ook daar weer weg na een bombardement. Er werden door beide strijdende partijen bommen ingezet. De bewoners konden niet begrijpen dat ze ook door hun eigen luchtmacht werden gebombardeerd. Kapelaan Commandeur maakte samen met burger Van der Mast de hachelijke oversteek naar kolonel Scharroo om te pleiten voor de bevolking van het Noordereiland. Scharroo stond de burgers niet eens te woord. Het lot van de eilandbewoners was voor hem ondergeschikt aan dat van alle 700.000 Rotterdammers. Het lijkt wel op wat er in nu Syrië gebeurt waar de strijdende partijen ook geen rekening houden met de burgerbevolking. En dus hadden de mensen op het Noordereiland het heel zwaar. Sommigen werden zelfs krankzinnig van angst en moesten afgevoerd worden.’
Onmogelijke opdracht
Scharroo had van hogerhand de opdracht gekregen om de stad zo lang mogelijk in handen te houden. Groeneveld: ‘Dat was in wezen een onmogelijke opdracht. Je kunt geen garnizoensstad met zulke zwakke troepen in handen houden. De opvattingen van de Nederlanders waren bovendien vrij conservatief. Op de Veemarkt werden patronen en kogels uitgedeeld, maar het moest wel allemaal netjes geregistreerd worden. Je kreeg pas kogels als je je handtekening zette en als je ze niet gebruikt had, moest je ze teruggeven. Het besef dat het oorlog was, dat de Duitsers bij wijze van spreken al in je huis stonden, was er totaal niet. Maar men leerde snel bij. Ze hadden een leerschool van een paar uur en in die paar uur werden ze jaren wijzer.’
Het besef dat het oorlog was, was er totaal niet. Maar men leerde snel bij.
Groeneveld heeft bewondering voor de wijze waarop de Nederlandse soldaten zich verweerd hebben. ‘Maar of het de goede beslissing was om te vechten, daar kun je over twisten. Als je net als de Denen had gezegd “we kunnen dit niet, dus we capituleren”, dan was de stad het bombardement en die honderden doden bespaard gebleven. Het is altijd achteraf praten, maar je kunt er wel over nadenken.’
Camera’s
Het verhaal van de Rotterdamse meidagen wordt verteld aan de hand van ooggetuigenverslagen en vele, vaak niet eerder gepubliceerde, foto’s. Het boek is bijna een beeldverhaal. ‘Die foto’s zijn een grote kracht van het boek’, vindt Groeneveld. ‘Ik voeg een enorme hoeveelheid nieuw beeldmateriaal toe. De Duitsers waren namelijk gek op fotograferen.
‘Toen Duitsland vanaf 1920 weer een beetje opkrabbelde na de Eerste Wereldoorlog waren er veel fabrikanten die tegen zeer lage tarieven camera’s maakten. Het Duitse leger stimuleerde soldaten om te fotograferen. Veel Duitsers waren nog nooit hun land uit geweest. Ze wisten dat ze iets gingen beleven en namen daarom hun camera mee. Er is becijferd dat er in de oorlog ongeveer twee miljoen Duitse soldaten met een camera hebben rondgelopen. Rotterdam was ook voor de Duitsers behoorlijk shocking. In veel fotoalbums die ik heb gezien, zit een foto van Rotterdam na het bombardement. Maar van de strijd of het bombardement is er bijna niks. Ik heb nu een foto gevonden waarop een Duitse soldaat het bombardement aan het fotograferen is. Dat vond ik een enorm schokkend beeld. Je ziet de brokstukken in de Maas plonzen, de rookontwikkeling die over de Maas naar het Noordereiland trekt. Zo moet het dus geweest zijn.’
Wedstrijd
Ook opmerkelijk zijn de foto’s waarop de Duitse soldaten met Rotterdammers poseren. ‘Voor beiden was het een bijzonderheid. De Duitsers hadden geen hekel aan de Rotterdammers. Ze gingen ook fair om met Nederlandse krijgsgevangenen. Officieren mochten hun wapens bijvoorbeeld houden. Ze complimenteerden de Nederlandse soldaten alsof de strijd een wedstrijd was geweest. Zo van: goed gespeeld. Oké, het is dan wel oorlog, maar we blijven sportief. Naarmate de oorlog vorderde, kantelde dat beeld en liet de Duitse bezetter een heel ander gezicht zien.’ Maar dat verhaal vertelt Groenevelds boek niet. Hij eindigt op 14 mei 1940, de dag van het bombardement waarbij naar schatting 650 tot 900 Rotterdammers het leven lieten.
Voor Groeneveld, projectcoördinator van het RBS honours programme, zit de monnikenarbeid er nu op. Het capitulatiedocument is drie weken geleden verkocht aan Oorlogsmuseum Overloon en Museum Eyewitness en Rotterdam frontstad staat inmiddels in de non-fictie top tien van de Rotterdamse boekhandel Donner.
Esmé van der Molen
Laat een reactie achter
Spelregels
De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.
Lees hier alle details over onze spelregels.
Aanbevolen door de redactie
Docenten starten petitie: HR moet zich uitspreken tegen schending mensenrechten in Gaza
Vervroegde renovatie Museumpark gaat zorgen voor ingrijpend verhuiscircus
Ondernemende Ad-student Joyce start op HR pilot met gratis menstruatieproducten
Back to Top