Waar staat de Hogeschool Rotterdam voor, in het jaar 2025? Kort gezegd is dat de vraag die centraal staat tijdens diverse bijeenkomsten die in september moeten leiden tot de strategische agenda. Onderwijsmanagers, docenten en studenten mogen daar over meepraten. Gisteren gebeurde dat op het Instituut voor de Gebouwde Omgeving (IGO) en daar kregen de brainstormers twee concept-strategische agenda’s voorgeschoteld. Eén wat conservatievere en één gericht op de ondernemende en vernieuwende student.

Allergisch

‘Wees niet voorzichtig in je commentaar’, kregen de deelnemers vooraf mee, en dat waren ze ook niet. Concept 1 had zo van een willekeurige andere hogeschool kunnen zijn, luidde de kritiek die ook ging over de gebruikte woorden in dat concept. ‘De HR als hoeder van Rotterdamse jongeren? Saamhorigheid? Ik word daar een beetje allergisch van’, reageerde bijvoorbeeld onderwijsmanager Henriëtte de Keyser.

Ook het ‘heel erg’ helpen van de student viel niet in de smaak, bijvoorbeeld niet bij student Shermaine Beekmans (logistiek en economie) die voorstander is van een strengere selectie voor de poort. ‘Door iedereen aan te nemen, stimuleer je studenten niet om er echt voor te gaan’, vindt de studente die het als demotiverend ervaart dat na februari de helft van de eerstejaars al weg is.

Goede docenten

Ze pleit voor een hogeschool met een wow-factor. ‘Je brengt hier toch vier jaar van je leven door’, stelt de studente die op de HR een campussfeer mist, iets wat ze wel ervoer in Barcelona waar ze op studiereis was. Shermaine: ‘Ik vind dat er te weinig goede docenten zijn, die zowel goed kunnen uitleggen als weten waar ze het over hebben.’

Topdocenten ‘moeten’ het management in, reageerde docent Annebeth Loois. Ze is het dan ook erg eens met het recente pleidooi van Hans van der Moolen. Een carrièrepad voor de docent moet wat haar betreft dus ook in de strategische agenda.

Kleinschaligheid

Het begrip kleinschaligheid kwam gistermiddag meerdere malen voorbij, waarbij Tanja Zuijderwijk (docent facility management) verzuchtte dat de klassen soms gehalveerd zouden moeten worden om goed onderwijs en goede begeleiding mogelijk te maken. ‘Ik heb eigenlijk te weinig tijd voor m’n studenten, en daardoor ontstaat er te weinig binding.’

Positief is Zuijderwijk over de Rotterdamse focus van de HR. ‘Als er een afgestudeerde hier in Rotterdam blijft hangen bij een bedrijf, vind ik dat mooi. Daar doe je het voor.’ Collega’s Willy Leferink en Jeroen Mol vinden die instelling juist wat te beperkt. Mol: ‘Ik zou het juist fantastisch vinden als een student meewerkt aan een of ander groot project in Amerika.’ En Leferink: ‘Als hogeschool hebben we nu een te beperkte blik op de wereld, vind ik. Ook hoor ik constant weer die focus op de haven, maar wat heeft bijvoorbeeld een student verpleegkunde met de haven te maken?’

Naar Inholland

In de ogen van Leferink zou in een strategische agenda ook kunnen staan met welke partners (onderwijs- en onderzoeksinstellingen en het werkveld) de HR samenwerkt. En er zou in kunnen staan dat gerelateerde opleidingen worden samengevoegd. Of dat de ene opleiding alleen op de HR en de andere alleen op Inholland wordt aangeboden.

Tot zover de gedachten van enkele docenten, onderwijsmanagers en studenten. Na de brainstormsessies op de instituten volgt er nog een Focusdag met management en directie, en in september – als sluitstuk – de door het collegebestuur gepresenteerde strategische agenda voor de komende jaren.

Jos van Nierop