Oud-militair Ruud Vermaase: ‘Jongens van 20 zien geen gevaar’
Gepubliceerd: 23 June 2016 • Leestijd: 2 minuten en 37 seconden • Interview Dit artikel is meer dan een jaar oud.Op 25 juni is het veteranendag, een dag waarop oud-militairen erkend en geëerd worden. Ruud Vermaase zal er ook zijn. In 1980 was hij een van de eerste blauwe baretten die met de UNIFIL vredesmissie naar Libanon ging, nu is hij communicatieadviseur op de HR.
Wat deed jij in Libanon?
‘Na het atheneum had ik dienstplicht. Je kon toen kiezen: of veertien maanden op je bedrand zitten of écht wat doen. Dienen in Libanon bijvoorbeeld. Ik had mooie beelden van mannen met blauwe baretten gezien en dat leek me wel wat. Na een half jaar training in Nederland ging ik voor een half jaar met de UNIFIL-interimvredesmacht naar Libanon om daar de grenzen en de vrede te bewaken.
Hoe zag dat eruit?
‘Ik kwam met zeventien man op een post terecht en iedere nacht liepen we van zonsondergang tot zonsopkomst in kleine groepjes patrouille. Er waren wat schermutselingen en schietincidenten , we liepen met doorgeladen wapens rond en hebben ook wat mensen opgepakt, maar over het algemeen was het rustig. Echte actie hebben wij eigenlijk niet meegemaakt. Het Franse vreemdelingenlegioen dat de regio voor ons in de gaten hield, zorgde voor veel onrust; die gasten waren ook veel te agressief. Wij hielden ons aan de ‘Dutch approach’, dat betekende: de boel rustig houden, eerst praten en daarna pas bommen gooien.’
Hoe kijk je terug op je diensttijd?
‘Het was een mooie tijd. Ik kijk er op terug met een gevoel van ‘dat heb ik toch maar mooi gedaan’. Trots ook wel: ik heb gevochten voor de vrede. Nu, veertig jaar later en twintig kilo zwaarder, zou ik het natuurlijk niet meer doen, maar jongens van twintig zien het gevaar niet. Die zoeken het juist op, vinden het een mooi avontuur. Toen ik net terug was uit Libanon heb ik nog overwogen om bij te tekenen. Het ging best goed en ik had er plezier in. Maar als je bijtekent, moet je in Nederland je strepen inleveren en vanaf nul beginnen. Dat stond me niet aan.’
Je hebt zelf een zoon van 22, zou die van jou het leger in mogen?
‘We hebben het er wel eens over. De vader van mijn echtgenote en mijn vader zaten bij defensie, het zou dus helemaal niet raar zijn als hij in dienst zou gaan en het pad van de mannen uit zijn familie volgt. Maar er is een groot verschil: als je nu in dienst gaat, ga je echt naar het front. Vechten in Afghanistan bijvoorbeeld. Dat ga ik niet pushen.’
De veteranendag zit eraan te komen, hoe vier jij deze dag?
‘Op het Malieveld in Den Haag wordt ieder jaar een mooie bijeenkomst georganiseerd. Er is een expositie met oude voertuigen en er is ook een defilé voor oud-strijders. Ik ga erheen om met mijn baret in m’n achterzak een biertje te drinken met mijn oude post-maten. We halen dan herinneringen op en kijken een beetje rond. Meelopen in het defilé zie ik niet zitten, dat is te veel eer voor mijn werk.
Oh, en ik doe natuurlijk mijn draaginsigne op. Ik ben namelijk – net als alle oud-Libanonstrijders – Nobelprijswinnaar. Alle Nederlandse veteranen van de acht VN-vredesmachten die van 1948 tot 1988 hebben gevochten, hebben zo’n speldje gehad. Dat is toch mooi.’
Wat heb je opgestoken van je dienstperiode?
‘Ik heb goed leren relativeren en ben aardig stressbestendig. Als collega’s in paniek raken om deadlines, kijk ik de situatie aan en denk ik “hou je hoofd koel, anders komt het niet goed”. Ik ben trouwens benieuwd of er meer veteranen op de HR werken.
En ik kan minder goed kijken naar het nieuws over vluchtelingen. De beelden van Libanon in oorlog staan me nog goed voor de geest. Het was een desolaat land, kapotgeschoten, zo’n land waarvan je snapt dat mensen er wegvluchten. Als ik nu die stromen vluchtelingen op tv zie en hoor dat ze nergens welkom zijn, grijpt me dat aan. Je zal maar op zoek zijn naar een veilig onderkomen en horen dat de herberg vol is. Terwijl dat niet zo is. Ja, dat doet me wel wat.’
Tosca Sel
In 1980 diende ik als sergeant geneeskundige dienst (dpl) bij het 42ste pantserinfanteriebataljon, stafstafverzorgingscompagnie op de Willem Friso kazerne, waar we de trainingen voor de Libanongangers met de hospikken moesten begeleiden. Wellicht zijn we elkaar daar tegengekomen, Ruud