Collegebestuurder Jan Roelof zwaait af. Een interview
Gepubliceerd: 12 June 2017 • Leestijd: 3 minuten en 23 seconden • Interview Dit artikel is meer dan een jaar oud.Na de jaaropening van begin september is ie weg. Jan Roelof was docent, directeur en de laatste elf jaar collegebestuurder van de Hogeschool Rotterdam, maar nu gaat de ‘introverte’ bestuurder met pensioen.
Eigenlijk is hij al een tijdje afscheid aan het nemen. De raad van toezicht verzocht hem eerder zijn pensioen nog wat uit te stellen en sinds een jaartje draagt Roelof portefeuilles (onder andere financiën en personeelszaken) over aan collega-bestuurder Angelien Sanderman, vertelt Roelof, voor wie het cvb-lidmaatschap nooit een doel was.
‘Voor externe betrekkingen hadden ze mij niet moeten vragen, ik ben meer de intern gerichte, introverte persoon die het best functioneert in kleine clubjes. Maar er was elf jaar geleden een heel specifieke reden om mij te vragen: de gebrekkige managementinformatie, iets waarover ik het nodige wist. Het onderwijs wist niet hoe lang studenten over hun studie deden en het management wist te weinig over de bekostiging. Ook was er een voortdurende discussie over definities en betrouwbaarheid van cijfers. Dat is inmiddels sterk verbeterd. We kunnen goede analyses maken en de betrouwbaarheid is groot. Trots ben ik bijvoorbeeld ook op het succes van de RAC en het feit dat we allemaal geaccrediteerde opleidingen hebben. Als bestuurder doe je dat natuurlijk nooit alleen.’ Lachend: ‘Collegevoorzitters denken weleens dat dat wel zo is…’
Je moet voorzitter Ron Bormans af en toe afremmen, vertelde hij eerder zelf…
‘Ron is, dat weet hij zelf, soms te opvliegend. Daarom vraagt hij mij, bijvoorbeeld na een bijeenkomst, weleens om feedback. Als ik dan zeg dat hij inderdaad een beetje overdreef, maakt hij het weer goed met die ander. Of ik ‘m dat ook uit mezelf vertel? Zeker! Met Ron kun je trouwens heel goed discussiëren, je kunt het goed met hem oneens zijn. En als er echt goede argumenten op tafel komen, gaat hij om. Maar dan moet je natuurlijk niet komen met flauwekulletjes.’
Wat is het verschil met Rons voorganger, Jasper Tuytel?
‘Jasper begon als docent; onderwijsmensen vinden zaken als regelgeving vaak ballast. Hij heeft de HR een duidelijk profiel gegeven. Ron heeft een achtergrond bij het ministerie en denkt veel meer in verantwoordelijkheden en is communicatief sterker. Hij heeft de governance van de HR sterk verbeterd. Neem de diplomazaak bij de WdKA (33 masterdiploma’s van de opleiding media design en communicatie die in de periode 2003-2008 waren uitgegeven, droegen onterecht de titel master of arts).
Jasper zou denken: Hoe lossen we dat binnen de HR op? Ron zegt: “We hebben het fout gedaan, dat gaan we oplossen en we communiceren daar open over.”
‘Het zijn allebei wel mannetjes. Dat is goed als je voorzitter bent, het gezicht van de hogeschool moet echt wel een baasje zijn.’
Zelf ben je ook een onderwijsman…
‘Ja, een echte. Maar op de HES werd er een leidinggevende overspannen en toen vroegen ze mij. “Da’s een rustige man, die zal het wel kunnen”, zeiden ze. Daarnaast heb ik feeling voor organiseren. Ik kijk terug op een heel leuke tijd op de hogeschool, en als ik terugdenk aan het geven van onderwijs word ik altijd weer blij van diploma-uitreikingen. Dat je een paar jaar met jonge mensen werkt en dat ze dan als kers op de taart dat diploma ontvangen. Ik ben nooit vergeten dat je het daar voor doet, het onderwijs.’
Als bestuurder moet je er vooral staan als dingen in het onderwijs niet goed gaan. Aan welke zaken denk je?
‘De te gebrekkige kennisdeling binnen de hogeschool. Het is vreemd dat de ene opleiding het goed doet en de andere van hetzelfde instituut niet, en dat ze onvoldoende met elkaar praten. Ook de roostersystematiek krijgen we maar niet op orde. Het is niet goed dat het onderwijs vooral tussen tien en drie uur wordt gegeven en niet aan de randen van de dag waar voldoende tijd en plek is. Zo creëer je je eigen probleem. Als een opleiding om ruimte vraagt, zeggen we daarom eerst: Kijk naar de ruimte die je al hebt.’
De reorganisatie van de diensten verliep ook niet vlekkeloos…
‘Van negen naar vier diensten, dat doe je niet zomaar. Achteraf gezien heb ik te weinig ondersteuning geregeld voor de managers die teams moesten gaan samenstellen en gaan samenwerken met bedrijfsbureaus. Dat was zeker in het begin nodig geweest. Bij FIT, O&O en AIC gaat het nu goed, bij CcS is het nog het meest fluïde, daar is ook de meeste onrust. Er zijn veel wisselingen geweest wat betreft managers, en mensen zitten en zaten niet allemaal op de goede plek. Dat heeft dus wat meer tijd nodig.’
Wat wordt jouw plek, na de zomer?
‘Ik word denk ik wel ergens toezichthouder, ga wat meer golfen en ook steden bezoeken. Nederland heeft mooie steden maar ik ken ze lang niet allemaal, dus het idee is: elke week een stadswandeling. Verder houd ik van lezen en beleggen en ik ben van plan Deens te gaan leren. Mijn zoon is met een Deense getrouwd en woont in Denemarken. Hij spreekt Nederlands met onze kleinzoon maar ik vrees dat we hem, omdat hij daar naar school gaat, straks niet meer verstaan…’
Tekst: Jos van Nierop
Foto: Levien Willemse
Beste Jan,
Ik wens je heel veel plezier als pensionado. Ik zelf heb geen moment spijt.
Met vriendelijke groet, Sylvia Lobbe
Beste Jan,
Ook ik wens je veel plezier met je pensioen. Ik zelf heb er ook geen moment spijt van gehad; weliswaar 10 jaar te vroeg, maar van personeelszaken had je blijkbaar echt geen kaas van gegeten.
Met collegiale groet,
W van Pruissen (MM)