Tien sterfgevallen tijdens stage, wat doet dat met je?
Gepubliceerd: 5 September 2018 • Leestijd: 7 minuten en 4 seconden • Longread Dit artikel is meer dan een jaar oud.Veel verpleegkundestudenten vallen uit door de hoge fysieke en mentale werkdruk. Ook derdejaars Simone wilde stoppen met de opleiding, omdat de confrontatie met tien sterfgevallen tijdens stage haar te veel werd.
Tijdens haar eerste stageweek stikte een patiënt in zijn eigen bloed. Toen het gebeurde stond Simone, derdejaars stagiaire verpleegkunde, aan het voeteneinde van het bed van de man van ergens in de tachtig. De volgende dag zou hij naar huis gaan en nu was hij dood. Een longbloeding.
Het was avond. Winter. De keukenhulp van de longafdeling had net de tanden van de man gepoetst, toen zij hem hoorde hoesten en bloed zag opgeven. Zij drukte meteen de assistentiebel in, waarvan Simone niet eens wist dat die bestond of hoe die klonk. Hard en alarmerend dus. Haar collega riep dat ze mee moest komen, en daar stond ze nu aan het voeteneind, als aan de grond genageld. Ze had nog nooit een dode gezien, laat staan iemand die aan het doodgaan was en ze had geen idee hoe naar de aanblik ervan kon zijn.
De longarts werd gebeld. Haar collega probeerde nog om met haar hand het bloed en de bloedproppen uit de mond van de man te halen, maar het mocht niet meer baten.
Simone had haar ‘witte zusterpakje’ aan en ‘van die lelijke witte zusterschoenen, een soort lage klompen’. Ze zag de man naar adem happen. Zijn ogen waren open. Hij hoestte niet meer, maar hij had nog wel een zwakke pols. Haar collega zei dat ze niets meer voor hem konden doen. Toen Simone aan haar collega vroeg of meneer pijn had, zei ze dat hij niet meer bij bewustzijn was. Maar zijn ogen waren nog steeds open.
De dag ervoor was meneer nog jarig geweest en had hij, zittend op de rand van zijn bed, een verjaardagsmaal gegeten met zijn vrouw, met wie hij al een heel leven samen was. De verpleging had gezorgd voor een feestelijk gedekte tafel.
‘Gelukkig hebben ze die dag samen nog gehad. Dat ze geen afscheid hebben kunnen nemen, zo’n schattig stelletje, dat vind ik nog steeds het ergste.’
De oude man lag op een kamer met drie andere patiënten. De gordijnen tussen de bedden waren snel dichtgeschoven, maar iedereen moest hebben gehoord wat er gebeurde.
De hoofdverpleegkundige belde de familie en met elkaar maakten ze de ruimte schoon. De keukenhulp had het meeste bloed al weggehaald en Simone haalde de restjes weg, met alcoholdoekjes, want bloed stolt snel. Haar collega’s wasten de oude man, trokken hem schone kleren aan en Simone pakte zijn tas in.
‘Per ongeluk heb ik daar de ziekenhuisbijbel ingedaan. Ik dacht dat die van hem was. Ik hoop maar dat hij gelovig was, anders zal zijn familie wel gedacht hebben.’
Met elkaar wachtten ze de familie op. Haar collega had niet gezien dat zij een spatje bloed op haar witte broek had en zich daarom niet omgekleed, maar de dochter van meneer zag het wel.
‘Is dat van mijn vader?’, vroeg ze.
‘Ja’, zei haar collega, want je moet altijd eerlijk zijn tegen familie, hoe naar het nieuws dat je moet brengen ook is.
Tijdens haar eerste nachtdienst, een paar weken later, gebeurde het weer. Tijdens een controleronde om middernacht vond Simone een zestigjarige vrouw dwars in bed, in haar ontlasting.
‘Ze ademde heel naar. Ik dacht: O nee, ze is aan het gaspen!’ (Gaspen is een zware, luidruchtige, onregelmatige ademhaling. Het ziet eruit als het happen van een vis op het droge, red.) Maar met deze vrouw was het minder ernstig gesteld dan Simone in eerste instantie dacht. Ze werd wel naar de ic overgebracht, maar overleefde.
Drie uur later gebeurde het wél. Weer een man met een longbloeding, alles hetzelfde als die eerste keer, alleen was er deze keer minder bloed. Simone stond weer aan het voeteneind en zag de hele film zich herhalen. Om de patient te laten weten dat hij niet alleen was, hield een van de collega’s van Simone zijn hand vast tot ze geen pols meer voelde. Ook deze man had zijn ogen de hele tijd open. Simone vroeg: ‘Is meneer erg aan het lijden? Heeft hij veel pijn?’ Want ze vindt het zo erg als mensen lijden. Deze keer was er een arts-assistent bij die goed kon uitleggen dat de hersenen al te lang geen zuurstof meer hadden gehad en dat meneer al weg was.
Daarna gingen ze hem wassen. De eerste keer dat Simone dat zelf deed, was moeilijk: het lichaam deed niets meer, bewoog niet mee, voelde heel anders aan dan het levende lichaam dat ze ook had gekend.
‘Er komt ook weleens grijs spul uit de mond als we het hoofd draaien. Dat wist ik allemaal niet voor ik stage ging lopen. Ik heb het wassen geleerd van een heel lieve mevrouw. Zij praat tegen de mensen die al dood zijn. “Ik til nu uw hoofd op” en “Ik ga nu uw rug wassen”. Dat vond ik zo respectvol, zo mooi. Zo wil ik het ook doen.’
Misschien komt het door de strenge winter, die lang duurde, of door de maandenlange griepgolf, maar tijdens de stage van Simone overleden tien mensen. In een van de koudste weken dit jaar zelfs drie in een week. Oude mensen en mensen met slechte longen doen het niet goed op kou en op winter. Ook mensen met COPD die hun hele leven hebben gerookt, kunnen rond hun zestigste veel problemen krijgen. Ook voor hen is een griep gevaarlijk.
‘Ik heb nu ook heel veel angst voor mijn eigen ouders die rond de 65 zijn. Ook al roken ze niet, ik ben de hele tijd bang dat ze doodgaan.’
Overspoeld. Dat is hoe Simone zich het grootste deel van haar stage voelde, als iemand ‘die in de oceaan zwemt en geen land meer ziet’. Het ziekenhuis zelf, de inrichting, de spullen, waar alles staat, de afkortingen, de collega’s, de patiënten, de heftigheid van de ziektebeelden, het aantal doden: tien bij elkaar. Ze voelde zich ontzettend onzeker.
‘Ik ben best wel slim, maar voelde me de hele tijd dom.’
Ze kreeg weer wat meer grip toen ze voor school een verslag moest maken over haar stage. Ze zocht internet af op ‘omgaan met dood tijdens stage’ en kwam van alles tegen. Ze merkte dat er veel andere studenten waren met vergelijkbare ervaringen. Te weten dat ze niet alleen was, scheelde al enorm. Ze las ook dat wat ze had meegemaakt – de eerste longbloeding – een traumatische gebeurtenis wordt genoemd en als zoiets een paar keer gebeurt, zoals bij haar het geval was, dat een psychische kneuzing wordt genoemd. Dat je daar echt van moet bijkomen, dat je veel moet rusten.
‘Dat is wel wat ik nu denk, dat ik een psychische kneuzing heb gehad.’
De psychische kneuzing ging gepaard met lichamelijke klachten. Pijn in haar nek en schouders. Slecht slapen. Het belangrijkste is dat je erover kunt praten, vindt Simone. In eerste instantie op het werk. Ze heeft dat geprobeerd, maar met de reacties kon ze niet veel.
‘Ik heb een paar keer gezegd: “Ik heb wel een beetje moeite met al dat overlijden”, en dan kreeg ik terug: “Ja, dat is nou eenmaal wat bij het werken in een ziekenhuis hoort.” Toen voelde ik me weer dom. En bang dat ik zwak zou overkomen.’
Later kreeg ze de tip om meer te leren over de palliatieve fase, om te leren hoe het stervensproces verloopt. Begrijpen wat er gebeurt, bleek haar inderdaad te helpen. Als het op het werk niet lukt om erover te praten, zou er op school iemand moeten zijn die je om een gesprek kan vragen als je het moeilijk hebt, vindt Simone.
Maar wie? ‘Een decaan is daarvoor niet zo geschikt, die is er niet alleen voor onze opleiding, zit waarschijnlijk te ver van onze praktijk af en heeft zulke dingen misschien zelf nooit meegemaakt. Het moet wel echt iemand van de opleiding zijn. Je stagebegeleider ligt voor de hand, maar daar moet je dan wel een klik mee hebben. Je studieloopbaancoach misschien, maar om een band op te bouwen moet je die dan wel vaker zien dan vier keer een halfuur en ook met deze persoon moet je het dan wel goed kunnen vinden. Of een docent met wie je goed kunt opschieten. Maar echt geregeld is het niet.’ Praten met je medestudenten is niet de oplossing, denkt Simone. ‘Er zijn er bij die tijdens hun stage niet veel bijzonders meemaken, maar er zijn er ook die ook heel heftige dingen meemaken. Een vriendinnetje liep stage in de ggz waar mensen zichzelf krasten en een cliënt zelfmoord pleegde. In zo’n geval kan ik zelf ook alleen maar zeggen: “O, wat erg!”’
Simone kon gelukkig bij haar moeder terecht. Haar vertelde ze dat ze zo bang was dat zij en haar vader ook dood zouden gaan, dat ze niet tegen al die sterfgevallen kon, dat ze wilde stoppen met haar opleiding. Ze zaten tegenover elkaar aan de houten keukentafel in het gezellige en kleurrijke huis van haar ouders en daar begon Simone te huilen en huilde ze tot ze niet meer kon.
‘Mijn moeder weet dat ik er niet tegen kan om aangeraakt te worden als ik huil, dus ze bleef zitten, keek me alleen maar aan en liet me huilen en toen ik daarmee klaar was, knuffelde ze me.’
En op de een of andere manier, waarom weet ze niet, was daarna het ergste voorbij. Simone stopte niet met haar opleiding. En zo erg van slag om het leed dat ze aanschouwt, raakt ze niet meer.
‘Maar het doet me nog steeds wat hoor, en dat wil ik ook zo houden. Ik wil gevoelig blijven voor anderen. Maar ik wil er niet aan kapotgaan.’
Tekst: Dorine van Namen
Illustratie: Demian Janssen
Simone is zeker niet de enige student die op het randje van uitvallen stond. Lees ook ons artikel over de hoge uitval onder verpleegkundestudenten en het onderzoek dat kenniscentrum zorginnovatie ernaar doet.
Hoe vaak krijgen verpleegkundestudenten te maken met sterfgevallen tijdens hun stage? Zijn de tien overleden patiënten van Simone ‘normaal’? In het afstudeeronderzoek ‘Het raakt je’ werden 39 verpleegkundestudenten onder de 30 jaar van de Hogeschool Rotterdam gevraagd naar hun ervaring met palliatieve zorg. 44 procent bleek tijdens stage minimaal 1 palliatieve patiënt te zien, 46 procent maakte tijdens de stage twee tot vijf sterfgevallen mee en 39 procent meer dan vijf.
Voor ‘Simone’ en andere studenten HBO-V; ik verzorg het profileringsvak “Verlies en Rouw” in het 3e leerjaar HBO-V. Misschien goed om je daar voor in te schrijven als je niet goed weet hoe om te gaan met mensen die sterven gaan. Ik werk – naast mijn werk op de hogeschool – als vrijwilliger bij de NVVE (euthanasievereniging), ik ben ook verpleegkundige. Dus neem contact met mij op als je denkt dat je er alleen voor staat. Geen ‘therapeutische sessie’ maar een bakkie doen samen?
“Mooi” stuk. Ik heb respect voor deze studenten en de missie die ze gaan volbrengen! En @Ad goed om te zien dat zoiets gefaciliteerd wordt.
Simone, geweldig dat je zo goed aangeeft wat er nodig is, wat jij nodig hebt. Maar niet alleen jij, ook al die andere studenten en collega’s in de zorg. Als verpleegkundige weet je dat dit kan gebeuren, er werken hier op school heel veel ervaren verpleegkundigen, en toch missen we blijkbaar met z’n allen op school dit moment: kom maar als ik iets voor je kan betekenen! Eigenlijk moeten we na elke les aangeven: als je iets tegenkomt in ons mooie vak, waar je moeite mee hebt, dat zwaar is of waar je mee zit: je kunt bij ons terecht. Ik sluit me aan bij Ad: als je wilt praten, altijd welkom. Je kunt je “zo verdomd alleen” voelen in dit vak. En gewoon even praten met iemand die je verhaal herkent, kan dan helpen om te verwerken, te relativeren. Het verhaal, de ervaring blijft even heftig, maar je draagt het niet meer alleen. Het helpt om er meer over te weten, bijvoorbeeld door een profileringsvak, of een keuzevak als verlieskunde. Verder helpt het vooral om in gesprek te gaan en te blijven met collega’s, op de werkvloer of op school. Daar leer jij van, maar ook wij kunnen veel leren van jou, hoe jij er mee omgaat. Dat jij na zo’n stage de power hebt gevonden om door te gaan, maakt dat jij een heel bijzondere collega bent, van wie ik graag het verhaal zou horen.
Je geeft bijvoorbeeld aan dat je een hand hebt vastgehouden, je reflecteert op de manier van degene die jou heeft geleerd de laatste zorg te verlenen, je vertelt alleen al in dit stukje zoveel waar ik, maar ik denk heel veel collega’s iets aan hebben. Dankjewel voor je indrukwekkende verhaal! En altijd welkom!
Dankjulliewel voor jullie lieve reacties. Het gaat gelukkig ondertussen al weer veel beter met mij, maar ik stel het erg op prijs dat ik langs mag komen om te praten. Ik hoop heel erg dat dit stuk andere studenten helpt bij het doorstaan van moeilijke gebeurtenissen en dat zij zich realiseren dat ze niet de enige zijn. Aan mijn medestudenten: Laat de heftige gebeurtenissen niet de liefde voor dit mooie vak verpesten! Er gebeuren ook zoveel mooie dingen. Ik ben in ieder geval heel erg blij dat ik niet heb opgegeven en dat ik mijzelf straks verpleegkundige mag noemen!
Simone, wat heb je dit mooi omschreven. Ik ben zelf ook vierdejaars HBO v student en ik herken je verhaal volledig. We maken heftige dingen mee tijdens stages en daar moeten we helaas mee dealen. Wat je zelf al omschrijft, het is belangrijk hoe je er zelf mee om gaat en hoe je die stervensbegeleiding wil geven.
Ik heb zelf ook gemerkt dat sterfgevallen tijdens je stage erg heftig zijn en je raken. Zelf heb ik inderdaad een keuzevak Verlies en Rouw gedaan en het heeft me geholpen om er iets beter mee om te kunnen gaan, ook al blijft elk sterfgeval je evenveel raken.
Ik heb enorm respect hoe jij dit omschreven hebt en ik vind het super knap dat je er zo open geschreven hebt. Mijn tip is, net zoals Wim en Ad, om erover te praten. De docenten van de opleiding zijn bijna allemaal ook verpleegkundige en ze kunnen zich heel goed inleven in de situatie.
Succes verder nog met de opleiding, het gaat je zeker lukken!
Beste Simone. Ik snap dat dergelijke gebeurtenissen een zware impact kunnen hebben. Goed dat er zoals Ad Beckeringh al aangeeft vakken zijn waar deze materie behandeld wordt en dat er personen rondlopen bij wie je terecht kan. Ik wil je wel waarschuwen. Je bent erg kwetsbaar op dit moment dus pas op voor lieden die daar misbruik van willen maken.