‘Maak onderwijs eenvoudiger’: Mark Smit roept docenten op meer ‘nee’ te zeggen
Gepubliceerd: 17 May 2023 • Leestijd: 6 minuten en 54 seconden • Nieuws Dit artikel is meer dan een jaar oud.Ziet je onderwijs eruit als een overvolle kerstboom? Leer kiezen en schrap zoveel mogelijk, adviseert hoofddocent Mark Smit zijn collega’s in een serie blogs voor Profielen, waarin hij de controverse niet schuwt, afrekent met hypes en mensen oproept zelfs tegen goede ideeën eens ‘nee’ te zeggen. Hij stelt daar ‘doordachte eenvoud’ tegenover: ‘Maak onderwijs niet te ingewikkeld, het is al complex genoeg.’
‘De problemen waar ik bij ipo tegenaan ben gelopen spelen veel breder, viel me op’, stelt Mark Smit, die al zo’n twintig jaar lesgeeft bij de opleiding industrieel productontwerpen (ipo). Sinds een paar jaar is hij hoofddocent en kijkt hij ook bij andere opleidingen mee, via werkgroepen en expertisekringen. Daardoor ‘zijn er kwartjes gaan vallen’, zegt Smit. En dus klom hij in de pen en stuurde het resultaat naar Profielen. Zestien blogs, voornamelijk over de vraag hoe je goed onderwijs ontwerpt. De komende maanden publiceert Profielen wekelijks een blog uit die serie, die als titel heeft: Op zoek naar de essentie.
Hij wil niemand beledigen, zegt hij tijdens het interview. Zijn blogs bevatten al genoeg controversiële onderwerpen, schat hij in. Onderwijshypes bijvoorbeeld, die hij graag aan een sceptische analyse onderwerpt.
De kern van zijn boodschap is die van een eigenwijze ontwerper: ‘Onderwijsinnovatie is het proces van een team: ga het als team zelf bedenken. Ga je inlezen, praat erover, wordt creatief, laat je bijpraten en scholen … maar trek alsjeblieft niet zomaar een onderwijsmethode uit de kast om die in te voeren. Dat is het verschrikkelijkste wat er is. Dat heb ik vaak zien mislukken. Als ik al een methode propageer, dan zou ik zeggen: wordt een goeie doe-het-zelver. Kennis binnenhalen, leren, proberen – en van het ontwikkelproces ook een leerproces maken.’
Dat klinkt dubbel: je wilt geen methode, maar adverteert toch met een soort doe-het-zelf-methode …
‘Dat voel ik zelf ook zo. Ik balanceer op de grens van willen overtuigen en willen dat mensen het zelf uitzoeken en ontdekken. Uiteindelijk ben ik die blogs gaan schrijven omdat ik denk: misschien kan het helpen. Ik hoop uiteindelijk toch dat ik mensen in staat stel om hun eigen onderwijs beter te maken.’
Je schreef in de introductie die je met je blogs naar ons stuurde dat ‘Het bestrijden van onnodige complexiteit een cruciale succesfactor is voor motiverend, effectief en efficiënt onderwijs’. Wat bedoel je daarmee?
‘Mijn punt is niet dat je met een kapmes door je curriculum heen moet om alles eruit te slaan, maar dat je kritisch bent op vernieuwingen. Dat betekent dat je soms “nee” moet zeggen tegen een goed idee. Omdat je weet dat je met iets belangrijkers bezig bent en even geen tijd of ruimte hebt voor de zoveelste innovatie. En dat betekent dat je een cultuur inbouwt waarin kritiek mag worden geuit op wat in eerste instantie zo enthousiast wordt onthaald. Maar het betekent ook dat je soms dingen simpeler moet maken. Dat is ook een vorm van innoveren.
In de techniek noemen ze het function creep: Wil de klant er nog een functie bij? Dan maken we dat toch gewoon? Maar wat je dan krijgt is een Zwitsers zakmes met zevenentwintig functies dat niet meer in je zak past.
In het onderwijs gaat dat ook zo, bijna automatisch. Bijvoorbeeld omdat van buiten geroepen wordt dat het onderwijs “iets moet met…”, of door pleisters op problemen te plakken, maar ook door zelden iets weg te gooien. Dingen weggooien is moeilijker, want dan moet je keuzes maken en collega’s hun speeltje afpakken.’
Is het probleem uiteindelijk zo … psychologisch?
‘Deels wel. Stel dat je iets nieuws hebt bedacht en je collega’s zeggen dat ze er geen tijd voor hebben. Dat is toch niet leuk? Soms zie je aan het onderwijs van een opleiding dat iedereen iets in de grabbelton heeft mogen gooien. Dat het docententeam geen keuzes heeft gemaakt en het eindresultaat niet door iedereen wordt gedragen.’
Doe je het onderwijs daarmee niet tekort, in al zijn complexiteit?
‘Onderwijs geven is ook complex. Reden te meer om het niet onnodig moeilijk te maken. Doordachte eenvoud is niet eenvoudig. Ik zeg niet dat je zomaar alles kunt weggooien. Wat ik bedoel is dat je vanuit een goed ontwikkelde centrale gedachte keuzes moet maken.’
Hoe kan een docent problematische complexiteit bij de eigen opleiding herkennen?
‘Dat zie je aan alles. De studenten begrijpen het niet meer en op een open dag kun je het de aankomende studenten ook niet meer helder uitleggen. En onder docenten leidt onnodige complexiteit tot onzekerheid en zelfs angst, want hoe kun je nog zien of je het goed doet? Hoe weet je nog of je manager tevreden is? Hoe weet je of studenten de vele leerdoelen en eindcompetenties en leerlijnen en kennisgebieden beheersen?
Soms lees ik het ook terug in opleidingsprofielen (documenten die opleidingen over zichzelf opstellen voor een visitatiepanel bij een accreditatie, red). Dan zie je alle verschillende uitgangspunten, de botsende gedachten die ten grondslag liggen aan het onderwijs, waardoor studenten en docenten uiteindelijk niet meer weten wat ze moeten doen.
Je ziet dan ook steeds meer eilandjes ontstaan binnen een opleiding. Want de zelfverzekerde docenten die nog over zijn zetten gewoon een paar muren om hun vak en zeggen: over mijn vak zijn de studenten tevreden! Ja, maar het probleem is dat ze daarna ook nog naar een ander vak toe moeten.’
Jij stelt daar ‘doordachte eenvoud’ tegenover. Dat begint met samen vaststellen wat de kern van een opleiding is?
‘Ja, want dat schept helderheid. Je hebt iets om op terug te vallen. En vanuit die onderliggende structuren kun je als docent zelfstandig handelen. Dan is de autonomie van docenten ergens op gebaseerd. En het maakt het voor studenten makkelijk om te begrijpen waar ze het voor doen en waar ze heen moeten.’
De mensen die we om commentaar vroegen op je blogs zijn het vooral met je eens. Bestaat niet het gevaar dat je in je blogs vooral clichés oplepelt?
‘Ik hoor zeker ook dissidente geluiden hoor, maar ja, het zijn denk ik ook clichés. Een soort vergeten waarheden. Het is in ieder geval nog geen praktijk. We moeten echt back to basics. De essentie is dat je jezelf weerbaar kunt maken door te weten wat je echt belangrijk vindt. Als je geen “nee” kunt zeggen, kun je in ieder geval de ontwikkelingen van buiten een eigen draai geven en op je eigen voorwaarden invoeren. Zodat je niet langer een speelbal bent, maar een speler.’
Goed onderwijs is onder andere weinig beoordelen, schrijf je in een van je blogs. Sommige opleidingen, ook op de HR, doen met programmatisch toetsen – dat de laatste tijd nogal populair lijkt te zijn – juist het tegenovergestelde: ze organiseren juist veel meer beoordelingsmomenten, zodat ze het antwoord op de vraag of een student moet zakken of slagen beter kunnen onderbouwen. Waarom wil jij juist minder beoordelingen?
‘Omdat beoordelen gepaard gaat met veel angst. Studenten en docenten schieten in een stuip; de student denkt “haal ik het wel?”, de docent denkt “beoordeel ik wel goed?”. Beoordelen is in eerste instantie een spannend moment. Dan kun je beter minder toetsen om gedoe te voorkomen.’
Is programmatisch toetsen wat jou betreft dan een dwaling?
‘Dat ligt gevoelig. Dit onderwerp is politiek beladen. Maar ik heb er wel moeite mee. Het beoordelen en leren is inhoudelijk van elkaar gescheiden. In programmatisch toetsen heet het dan dat er “formatieve toetsmomenten” zijn, dus toetsen om van te leren en niet om te controleren of iemand al op niveau is. Maar voor docenten en studenten voelt het toch als een oordeel. De uitkomst van de formatieve toets wordt immers genoteerd, vastgelegd en meegenomen in het uiteindelijke oordeel of je slaagt of niet. Het heet stimuleren, maar het is beoordelen. Daarom is het volgens mij heel moeilijk om programmatisch toetsen goed te doen.’
Waarom is dit beladen?
‘Omdat programmatisch toetsen door veel opleidingen wordt omarmd, ook binnen deze hogeschool. Ook door collega’s van mij en die wil ik niet afvallen. Er heerst ook iets van polarisatie rondom dit onderwerp.
Het is een methode die religieuze trekjes krijgt. Die dan misschien te letterlijk wordt genomen. Dan duiken opleidingen erin en lopen ze erin vast. Dan denk ik: wat doe je jezelf aan? Het principe van holistisch toetsen, daar sta ik ook achter. Maar programmatisch toetsen doet dat met administratief geweld.’
Is dit voor jou een van de redenen om deze blogs te schrijven?
Je ziet dit al veel langer. Bij ipo hadden we vijftien jaar geleden een omslag, toen we zagen dat we ons eigen onderwijs veel te ingewikkeld hadden gemaakt. We hadden allerlei onderwijsinnovaties uitgeprobeerd met weinig effect. Toen heb ik een keer alle toetsmomenten uit de eerste helft van het eerste jaar op een poster gezet. Dat waren er 35 in het eerste halfjaar! Dat verklaarde wel waarom zoveel studenten destijds het eerste jaar niet haalden.
Dat was een keerpunt. Vanaf toen zijn we het gaandeweg eenvoudiger gaan maken. We hebben deeltoetsen geschrapt, zijn toetsen formatief gaan maken, we hebben peer feedback ingevoerd, noem maar op. Niet in één keer, maar juist heel organisch. Kijken wat werkt. Uiteindelijk waren we ineens topopleiding in de Keuzegids, vijf jaar op rij, dat was wel de kroon op ons werk. Maar belangrijker was wel dat ons werkplezier steeg en dat we veel meer studenten binnenboord hielden. Tachtig procent van de studenten gaat door naar het tweede jaar, waarvan zeventig procent met een propedeuse op zak. En dat is nog steeds zo – al hebben we wel een klein coronadipje gehad.’
Wat je zelf vijftien jaar geleden ontdekte, zie je ook bij andere opleidingen.
‘Ja. Dat een opleiding zichzelf langzaam in de complexiteit vastdraait, door kleine veranderingen, pleisters plakken, en dan een nog grote curriculumverandering er overheen, die het nog complexer maakt… En alles “moet”. We moeten iets doen aan internationalisering, flexibel studeren, flexibel toetsen, met diversiteit en inclusie. We moeten maatschappelijke opgaves in ons onderwijs verwerken, multidisciplinair samenwerken, onderzoek doen en een onderzoekende houding stimuleren, oh, en iets met burgerschap… Nou, als je het allemaal tegelijk gaat invoeren, dan zou je wel eens vast kunnen lopen.’
De eerste editie van Mark’s rubriek lees je hier:
Tekst: Olmo Linthorst
Foto: Darice de Cuba
Ik vind het erg fijn dat Mark dit onderwerp zo op tafel legt. En best moedig, want het is inderdaad een gevoelig onderwerp. Het gaat er niet om ‘nee’ te zeggen tegen de ideeën (zoals programmatisch toetsen), want er zit altijd iets goeds in. Maar er moet beter nagedacht worden over de uitvoering en hoe die ideeën uitpakken in werkelijkheid.
Ik zie ook een overvol programma, studenten en docenten die soms niet meer weten waar ze aan toe zijn. Er ontstaan dan ‘eilandjes’ (in minoren en keuzevakken is het programma vaak een stuk overzichtelijker en is de essentie duidelijker), maar dat is eigenlijk de keerzijde van de chaos van het hoofdprogramma. Alsof de onderkant van het tapijt ineens mooier blijkt te zijn dan de bovenkant.
Vaker ‘nee’ zeggen. Even niets doen en nadenken met elkaar. Verantwoordelijkheid nemen voor het geheel. Ik ben blij dat dit nu zo bespreekbaar wordt gemaakt!!
Being critical requires courage where criticism is more than once identified as being negative. Being critical, presenting a critical attitude could only help an organization move forward, and we’re all part of that organization. Thank you Mark for sharing what you had to say here. Be well. Louis M. Uljee / Econ Dept IB / RBS