Mbo’ers in het hbo: meer vroege uitval, na vijf jaar bijna net zo vaak diploma als havisten
Gepubliceerd: 10 January 2023 • Leestijd: 2 minuten en 44 seconden • Nieuws Dit artikel is meer dan een jaar oud.Het kabinet besteedt miljoenen euro’s aan de doorstroom van mbo’ers naar het hbo. Toch gaat het niet zo slecht met mbo’ers die de sprong naar het hoger onderwijs wagen. De prestatieverschillen tussen mannen en vrouwen springen meer in het oog.
Behoorlijk veel mbo’ers willen doorstuderen in het hbo. Vorig jaar begonnen er 45 duizend havisten aan een hbo-opleiding, tegenover 36 duizend mbo’ers. De route via het mbo is dus heel normaal.
Hoger rendement dan Haagse Hogeschool en Inholland
En mbo’ers doen het ook helemaal niet slecht. De helft heeft na vijf jaar het hbo-diploma op zak, net als de helft van de havisten. Op de Hogeschool Rotterdam liggen die percentages op 45,0 en 48,8. Mbo’ers op de HR doen het beter dan hun collega’s op Inholland en de Haagse Hogeschool, waar het vijfjaarsrendement rond de 35 procent is. De hogescholen van Utrecht en Amsterdam komen met 45,6 en 45,7 procent in de buurt van de HR.
Wat betreft de havisten ontlopen de vier grote Randstad-hogescholen elkaar niet veel, met rendementen tussen de 44,0 en 45,9 procent.
Op de termijn van vijf jaar ontlopen de mbo’ers en havisten elkaar dus weinig. Toch krijgen de mbo’ers meer (politieke) aandacht. Het kabinet spendeert 33 miljoen euro per jaar aan de ‘naadloze’ aansluiting binnen het beroepsonderwijs en doet daar vanaf volgend jaar 17 miljoen euro bovenop; er mogen vooral geen ‘onnodige drempels’ worden opgeworpen.
Basisbeurs niet terugbetalen
Ook gaan mbo’ers langer de tijd krijgen om het hoger onderwijs uit te proberen. Ze hoeven hun basisbeurs en ov-studentenkaart niet terug te betalen, als ze in het eerste jaar van hun hbo-opleiding alsnog afhaken. Voor andere studenten is die proefperiode vijf maanden: ze krijgen tot 1 februari de tijd. (Wie wél doorgaat en verzuimt om binnen tien jaar een diploma te behalen, moet alles terugbetalen.)
Die speciale aanpak is bedoeld om gelijke kansen in het onderwijs te bevorderen. In Nederland worden leerlingen al op de basisschool voorgesorteerd voor vmbo, havo en vwo, met bijbehorende mogelijkheden. Dat is heel vroeg, en critici hebben hun twijfels: beroepsonderwijs is prima, maar krijgen kinderen wel het schooladvies dat bij hun talent past? Of spelen vooroordelen en bekrompen opvattingen een rol?
Daarom ligt de doorstroom van mbo’ers politiek gevoelig. Het leenstelsel bijvoorbeeld bleek mbo’ers af te schrikken. Eerder ging bijna 40 procent van de mbo’ers door naar het hbo, nu is dat slechts één op de drie. De vervolgvraag is natuurlijk: áls ze doorstuderen, maken ze dan genoeg kans?
Mbo’ers vallen in eerste jaren vaker uit
De overstap gaat niet altijd vlekkeloos. Mbo’ers vallen in de eerste jaren ongeveer twee keer zo vaak uit als havisten. In de coronajaren was het anders, maar normaal gesproken gooit zo’n 20 procent van de mbo’ers in het eerste hbo-jaar het bijltje erbij neer, tegen 12,5 procent van de havisten. Op de Hogeschool Rotterdam was dat voor de studenten die in 2020 startten 15,9 procent, tegenover 8,5 procent bij de havisten. Het gaat bij deze percentages overigens om uitval; studenten die switchen naar een andere opleiding of hogeschool zijn niet meegeteld.
De uitval van mbo’ers is aanvankelijk dus hoger, waarbij waarschijnlijk meespeelt dat mbo’ers al een diploma hebben waarmee ze de arbeidsmarkt op kunnen. In die zin hebben ze het hbo-diploma niet per se nodig. Maar de resterende groep studeert dus relatief snel: ondanks de hoge uitval zijn er na vijf jaar relatief evenveel havisten als mbo’ers geslaagd.
Relatief laag studiesucces van mannelijke studenten
De verschillen tussen mannen en vrouwen lijken meer invloed te hebben dan de vooropleiding. Van de mannelijke havisten en mbo’ers haalt respectievelijk 39,3 (op de HR 40,9) en 43,5 (41,4 op de HR) procent het diploma in vijf jaar.
Vrouwelijke studenten doen het beter met een vijfjaarsrendement van respectievelijk 62,0 en 55,7 procent voor de havisten en de mbo’ers. Op de Hogeschool Rotterdam zijn de percentages 58,7 en 48,7 procent.
Kortom, de studenten die uit het mbo komen, vallen sneller uit en daarna zijn ze behoorlijk succesvol. Wie de kansengelijkheid wil bevorderen, zou ook eens kunnen kijken naar het relatief lage studiesucces van mannelijke studenten.
Tekst: HOP, Bas Belleman & Profielen
Alhoewel ik verder niet af wil dingen aan de suggestie dat het relatief lage studiesucces van mannen een onderwerp is om aan te pakken, is dat niet een argument tegen het investeren in een ‘naadloze aansluiting’ vanuit het MBO.
Uitval en rendement zijn relatieve getallen en zeggen niets over de absolute aantallen studenten die nooit aan een vervolgstudie beginnen omdat ze een drempel tussen MBO en HBO ervaren. Ze worden uitgesorteerd voor ze aan uitval- en rendementsgetallen mee kunnen doen.