‘Zoek naar wat studenten beweegt om wél te participeren’
Gepubliceerd: 20 February 2023 • Leestijd: 3 minuten en 16 seconden • Nieuws Dit artikel is meer dan een jaar oud.Lage opkomstcijfers bij verkiezingen en onbekendheid met het fenomeen medezeggenschap is een probleem op de Hogeschool Rotterdam, maar ook elders in het hoger onderwijs weet Idris in ’t Hof, voorzitter van de landelijke stichting Hbo Medezeggenschap (voorheen SOM).
‘Vooral sinds de invoering van het leenstelsel is de studentenparticipatie op alle vlakken laag. Dat gaat bijvoorbeeld ook over het besturen van een studievereniging, studentenpanels en extra-curriculaire activiteiten.’ Als studenten wel iets willen doen zijn het vooral dingen die dichtbij de student liggen, merkt In ’t Hof. Dus zullen ze eerder zitting nemen in de oc (opleidingscommissie) van hun opleiding dan lid worden van de medezeggenschapsraad van de hele hogeschool.
De exacte opkomstcijfers op de verschillende hoger-onderwijsinstellingen weet In ’t Hof niet. ‘Maar er zijn geen verrassende uitschieters. En op universiteiten ligt het vaak rond de 30 procent; universiteiten hebben meer geschiedenis met inspraak.’
Dichter bij de belevingswereld van studenten
‘Voor het hbo is de uitdaging: zoek naar wat studenten beweegt om wel te participeren. In de medezeggenschap zie je dat er steeds vaker maatschappelijke vraagstukken worden besproken, bijvoorbeeld studentenwelzijn, wat geen klassiek mr-onderwerp is. Het ligt dichter bij de belevingswereld van de student, en dat zal helpen om studenten meer te laten participeren.’
‘Het is opvallend’, gaat In ’t Hof verder, ‘Dat veel van de kandidaten die zich wél inzetten, daar hart voor hebben en zich vaak meerdere jaren willen inzetten.’ In ’t Hof ziet het stimuleren van een goed werkende medezeggenschap als ‘een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid’. ‘Je moet het ook goed faciliteren: qua ruimte, tijd vergoeding en goede ondersteuning.’
Qua vergoeding aan studentleden is het op de ene hogeschool beter dan op de andere. In ’t Hof: ‘Dat kan een paar honderd euro per maand schelen, en ligt ongeveer tussen de 200 en 500 euro per maand.’
Het leenstelsel betekent afwegingen maken
‘Wat we wel signaleren is dat zelfs waar de vergoedingen aan de hoge kant zijn, daar nog weinig tijd is om al het werk te doen. Er is weinig ruimte om gebruik te maken van het initiatiefrecht van de mr, achterbanraadpleging et cetera. Terwijl dat wel essentiële taken van de mr zijn.’ Dit is ook de ervaring van de (oud-)cmr-leden van de HR die we spraken. ‘Het zou helpen als er een landelijk minimum wordt vastgesteld om alle belangrijke taken uit te kunnen voeren: financieel, qua tijd en qua ondersteuning.’
Het lastige is dat studenten die, onder andere vanwege het leenstelsel, snel willen afstuderen vaak na één jaar mr-lidmaatschap alweer stoppen. ‘Als je alle tijd aan de mr besteedt, kom je niet aan andere activiteiten toe. Vanwege het leenstelsel moet je meer afwegingen maken. En: corona heeft ook niet geholpen.’
Participatie op verschillende niveaus
Op de HR wordt gedacht aan een ‘losse’ studentenraad, iets wat op sommige andere instellingen al bestaat. Zou dat helpen? In ’t Hof betwijfelt dat. ‘Leden van ongedeelde raden zijn daar fan van, leden van aparte raden zijn juist dáár fan van. Bij een gedeelde raad heb je de mogelijkheid om voor een partijenstelsel te gaan. Het voordeel kan ook zijn dat je als studenten niet meer met de medewerkers in de raad hoeft te overleggen. Ik zat zelf op de Hogeschool Utrecht in een ongedeelde raad waar studenten en medewerkers elkaar juist versterkten door elkaar te helpen.’
Hbo Medezeggenschap zet zich in voor participatie op verschillende niveaus, zegt In ’t Hof. ‘Dat is ook een maatschappelijk thema. Je moet het bespreekbaar maken zodat je een meer gedragen gemeenschap krijgt. Het is een gezamenlijke opdracht om participatie te verbeteren.’ Dat kan dus onder andere door het bijvoorbeeld te hebben over een onderwerp als studentenwelzijn. ‘Want waar bespreek je dat anders? En de politiek zegt ook dat die discussies ook in het onderwijs thuishoren.’
‘Ik voelde eigenaarschap’
In ’t Hof zat zelf maar liefst zes jaar in de medezeggenschap, en zag daar de meerwaarde van in. ‘Op alle niveaus. Ondanks dat de opkomst bij de verkiezingen laag is, voelde ik eigenaarschap. Dat je zorg wilt dragen voor je omgeving. Dat had ik niet willen missen. Goed dat het er is, het zou er meer moeten zijn.’
Hoe dan? ‘Als we het over het hbo hebben, moet je als hbo-professional zorgdragen voor je beroepenveld. Participeren in je eigen onderwijs is dan een begin, je draagt zorg voor je eigen beroepsomgeving.’
‘In het democratische proces krijg je ook te maken met een dwarsdoorsnede van de studentenpopulatie, iets dat je later terugziet in je beroepenveld. Wij als losse stichting willen graag meedenken richting mr’en en de politiek. Over onder andere de lage opkomst, daar moet je het goede gesprek over voeren.’
Tekst: Jos van Nierop
Illustraties: Demian Janssen
Een nuttig artikel. Medezeggenschap lijkt voor veel medewerkers een ver van mijn bed show en dat zie je ook terug in de organisatiegraad van medewerkers en studenten (vakbonden). In de tijd dat ik lid was van HR CMR speelde een project bij Hogeschool Amsterdam (1).
Wat ik mis in het artikel is het onderkennen van het werkgebied en bevoegdheden van een CMR (vastgelegd in de WHV) en dat het geen gewoon praatclubje is.
Een beetje kortaf, de CMR heeft Instemmingsrecht op aantal onderwerpen. Daarnaast Adviesrecht: het recht om een stuk van advies te voorzien. Het CVB kan dit advies naast zich neerleggen, maar niet zonder goede motivatie. Het Informatierecht: is het recht om geïnformeerd te worden over de gang van zaken binnen de instelling. Tot slot het Initiatiefrecht: De raad heeft het recht om met initiatieven te komen, waarop het College van Bestuur moet reageren.
Alleen het instemminsrecht is een imposante lijst en dat verklaart denk ik waarom CMR zo druk zijn of zouden moeten zijn en eigenlijk expert moeten zijn op vele terreinen Heeft elk CMR lid relevante kennis en ervaring op deze gebieden?
a. het instellingsplan (strategische beleidsplan);
b. de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg
c. kaders voor onderzoeksprogramma’s;
d. het bestuurs- en beheersreglement;
e. het reglement College van Bestuur;
f. interne geschillenregeling;
g deel van de onderwijs- en examenregeling
h. de deel hogeschoolregelingen tav profileringfonds,
i. regels op het gebied van de veiligheid, gezondheid en het welzijn
j. de hoofdlijnen van de begroting, met kaderbrief
k. wijziging(en) medezeggenschapsreglement(en),
m. hoofdlijnen van personeelsbeleid; n.
beleidskader voor een scholingsplan;
o. beëindiging, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van de hogeschool
p. het systeem van arbeidstijdnormering/taaktoedeling in instituten;
q. overdracht of omzetting van de instelling of van een onderdeel daarvan
r. het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van de duurzame samenwerking met een andere instelling of met een bedrijf,
s College van Bestuur: het profiel, de procedure en de toetsing van de voordracht aan het profiel;
t. vaststelling of wijziging van de hoofdlijnen van het huisvestingsbeleid
u. wijziging van statuten van de stichting van de hogeschool;
v. wijziging van de grondslag of doelstellingen van de instelling;
w. vaststelling of wijziging van het kiesreglement voor de Centrale Medezeggenschapsraad;
x. keuze voor de Commissie voor Geschillen;
y. fundamentele wijziging van de organisatie.
En dit is lang niet alles…. dus een behoorlijke werkstroom richtiong CMR leden ter beoordeing, instemmning, advies en dan ook nog intiatieven opstellen.
1) https://pure.hva.nl/ws/files/811576/medezeggenschap_rapport_vernieuwing_medezeggenschap_2807_final.pdf
@Arthur: Je suggestie dat CMR-leden op al deze onderwerpen expert moeten slaat volgens mij de plank volledig mis. Het idee van een democratisch systeem is dat niemand in z’n eentje alle expertise heeft en dat tegelijkertijd toch alle relevante expertise wordt meegenomen in beleid.
De nadruk die tegenwoordig veel op burgerschap wordt gelegd komt precies hieruit voort. ‘Expertise meenemen’ betekent immers dat iedereen moet kunnen meepraten, om ervoor te zorgen dat alle relevante expertise daadwerkelijk op de juiste plek komt.
Hoe ziet dat er voor de CMR uit? Een kleine exegese:
~~~~~
Het HvA document dat je linkte noemt vier functies van medezeggenschap:
– Democratisering
– Verdeling van macht
– Vertegenwoordigen achterban
– Bijdragen aan kwaliteit besluitvorming
Deze vier hebben allemaal met elkaar te maken (‘vertegenwoordiging’ is democratisch, absolute macht is ondemocratisch vanwege gevaar willekeur, vertegenwoordiging van de werkvloer zorgt voor het delen van expertise richting bestuursniveau en tot betere besluitvorming, etc) maar zijn geen van alles tot elkaar te reduceren.
In de statuten van de Hogeschool Rotterdam staat wat het doel is van de HR: goed onderwijs geven met ‘inachtneming van democratische verhoudingen’. Doel en proces zijn daarmee duidelijk.
Inhoudelijk moeten CMR-leden deelexpert zijn op ‘goed onderwijs’. Iedereen die bij de HR werkt, van huismeester tot hoofddocent, snapt: (1) we zitten hier voor goed onderwijs en (2) ik weet wat mijn bijdrage aan goed onderwijs is of kan zijn. Die expertise moet je delen in de CMR. Je deelt nooit een totaalplaatje of ‘totaalexpertise’, want dat heeft niemand.
CMR-leden moeten wel inspraakexpert zijn. Ze zijn niet voor niets gekozen (ze hebben een democratisch mandaat); ze zijn arbeidsrechtelijk beschermd tegen ontslag zodat ze onwelgevallige dingen kunnen zeggen tegen mensen die hiërarchisch boven hen staan; ze hebben democratische rechten gekregen zoals instemmingsrecht, informatierecht, etc. Een CMR-lid doet aan burgerschap-plus.
Stel nu dat, in een hypothetisch geval, een gewillig bestuur zich graag door de CMR laat informeren. Kun je dan het democratische gedoe overslaan en gewoon in een achterkamertje alles met het bestuur aftikken? Nee, want ook CMR-leden hebben uiteindelijk maar beperkte expertise.
Het idee van een publieke sfeer is daarom dat uiteindelijk iedereen kan meepraten via de CMR. Dat ook werknemers die niet in de CMR zitten hun expertise delen en dat de CMR die mensen niet alleen ‘vertegenwoordigt’, maar dat de CMR ook de macht heeft om beleid waar nodig via eigen of opgehaalde expertise te beïnvloeden.
Daaruit volgt dat de CMR niet zomaar een bestuurlijk aanhangsel is met als doel ‘bijdragen aan goed beleid’, maar dat de CMR zelf ook het meest democratische orgaan is binnen de Hogeschool Rotterdam. Het democratische proces is voor de CMR zelf een doel op zich. Niemand heeft immers alle expertise.
Daarom wil de CMR, als ik het een beetje tussen mijn oogharen door lees, meer publiek debat opwekken. En scherpe openbare discussies voeren waarin principes botsen en waaruit duidelijk wordt wat er op het spel staat, zodat ook niet-CMR-leden het gevoel hebben dat er iets relevants op de agenda staat waar ze uit hun eigen expertise aan kunnen bijdragen.
Een vertegenwoordigende democratie is leuk, maar deze kan het gewicht van het complexe ‘openbaar’ bestuur niet in z’n uppie dragen.