100-dagenrapport: zorgen om gering contact met slc en ‘ongeïnformeerde’ studiekiezers
Gepubliceerd: 28 May 2024 • Leestijd: 3 minuten en 12 seconden • NieuwsVan de eerstejaars van de HR die afgelopen najaar het ‘100-dagenonderzoek’ invulden, is 37 procent het eens met de stelling ‘Ik heb regelmatig contact met mijn studieloopbaancoach (slc)’. In een bestuurlijke reactie op het onderzoek maakt het college van bestuur zich zorgen over dat ‘geringe contact’. De opleidingen wordt gevraagd om met de uitkomsten van het onderzoek aan de slag te gaan.
Het 100-dagenonderzoek biedt het bestuur ‘belangrijke informatie over een goede start van studenten bij de Hogeschool Rotterdam en wat ervoor nodig is om te zorgen dat studenten hun opleiding vervolgen’, reageert collegelid Hanneke Reuling. ‘Het is goed om te zien dat studenten zich over het algemeen thuis voelen bij ons op school en plezier hebben in de studie die ze hebben gekozen, ook onze docenten spelen hierbij een belangrijke rol en doen het goed’.
Reuling duidt daarmee op positieve cijfers in het rapport: het grootste deel van de studenten is tevreden over de studiekeuze (79 procent), heeft plezier in de studie (71 procent), voelt zich thuis bij de opleiding (71 procent), kan zichzelf zijn bij de opleiding (75 procent) en is op z’n gemak tijdens de studieactiviteiten (70 procent).
’23 procent heeft geen steun uit privé-omgeving’
Maar er gaan ook zaken niet zo goed, zoals dus het genoemde geringe contact met de slc: van de 2095 eerstejaars van de HR die de vragenlijst invulden, reageerde 37 procent ‘(zeer) eens’ op de stelling ‘Ik heb regelmatig contact met mijn studieloopbaancoach (slc)’. 30 procent antwoordde ‘neutraal’, 33 procent ‘(zeer) oneens’. De zorgen hierover worden gerelateerd aan het grote aantal studenten, 23 procent, dat bij de studie geen ondersteuning vanuit de privé-omgeving heeft. Uit het onderzoek blijkt die situatie niet leidt tot meer contact met de slc.
Deze uitkomst van het onderzoek vraagt, stelt het cvb, ‘om meer awareness over dit onderwerp en een pro-actieve begeleiding door slc’ers’. Het bestuur heeft de directeuren en onderwijsmanagers gevraagd om onder andere deze uitkomst van het 100-dagenonderzoek met de opleidingsteams te bespreken, met daarbij de vraag hoe de slc een aanvulling kan zijn voor studenten die hulp uit de privé-omgeving ontberen.
Met de directeuren wordt besproken of instituten en opleidingen zelf voor verbeteringen kunnen zorgen, of de instituten gezamenlijk iets kunnen oppakken en/of de diensten voor ondersteuning kunnen zorgen.
‘Niet voldoende beeld van opleiding bij substantiële groep’
Een verbeterpunt is ook de informatie die studiekiezers krijgen voorafgaand aan de opleiding. Dat maar 70 procent van de eerstejaars in de enquête aangeeft dat hun beeld van de opleiding vooraf goed genoeg was om te kunnen kiezen, noemt het cvb ‘zorgelijk’. Het betekent immers dat er ‘een substantiële groep is bij wie het beeld niet voldoende helder is. Een grote groep heeft voor de start ook onvoldoende beeld van wat de opleiding van de student verwacht, blijkt uit het onderzoek.
Het cvb vindt daarom dat er meer aandacht moet komen voor ‘informatievoorziening en verwachtingsmanagement’ in de periode waarin studiekiezers zich aan het oriënteren zijn. Dit gaat, stelt het cvb, zowel over de inhoudelijke aspecten van de opleiding als over organisatorische zaken zoals duidelijkheid over roosters. Uit het onderzoek komt bijvoorbeeld dat slechts 44 procent het ‘(zeer) eens’ is met de stelling dat de studenten vóór de start van de opleiding voldoende waren geïnformeerd over praktische zaken.
Aandacht voor voorbereidende activiteiten
Naast de focus op de slc en op de informatie voorafgaand aan de opleiding, vraagt het cvb ook aandacht voor begeleiding van de eerstejaars bij het ‘leren leren’. Uit het 100-dagenrapport wordt duidelijk dat studenten over het algemeen wel trouw de colleges en andere studieactiviteiten volgen (73 procent volgt alle studieactiviteiten), maar in de voorbereidende activiteiten zijn ze minder goed.
Op de stelling ‘Ik bereid mijn studieactiviteiten voor’ reageerde 51 procent met ‘(zeer) eens’. Een zelfde vraag over toetsen scoort 64 procent ‘(zeer) eens’, eentje over het maken van een haalbare planning 44 procent. Bij al deze vragen is een afnemende tendens te zien over de afgelopen vijf jaar.
Man en havo: actieve studiehouding ontbreekt vaker
Het rapport constateert ook duidelijke verschillen in studieaanpak tussen studentgroepen. Mannelijke havisten ontbreekt het vaker ‘aan een actieve studiehouding: doelen stellen, plannen, voorbereiden, aantekeningen maken en vragen stellen tijdens de les’. Vrouwelijke mbo’ers scoren daarentegen op die punten vaker het hoogst.
Het bestuur heeft de onderwijsinstituten gevraagd om ‘te reflecteren op de eigen cijfers’ als het gaat om de studieaanpak van de eerstejaars. Daarbij wordt van de instituten verwacht dat ze ‘oog hebben voor de verschillende doelgroepen’ en dat ze hun kennis delen met andere instituten en opleidingen.
Tekst: Jos van Nierop
Illustratie: Demian Janssen
Geweldige illustratie!
Ik zag niet al te lang geleden een interessant betoog waarin de spreker aangaf dat vrouwen het inmiddels beter doen dan mannen in het hoger onderwijs, en hij had de cijfers om dit te ondersteunen.
Als reden gaf hij aan dat er een ontwikkelingsverschil zit waarbij vrouwen gemiddeld op jongere leeftijd in staat zijn om hun taken te plannen en organiseren. Dit rapport lijkt dit fenomeen te onderschrijven, ik hoop dat de verschillende behoeften dan ook worden meegenomen zodat iedereen de hulp krijgt die ze nodig hebben om hun studie te volbrengen.