Hoe combineer je topsport met je studie aan de Hogeschool Rotterdam? Met de Olympische Spelen in Parijs in aantocht deze zomer, brengen we de komende weken een serie over een bijzondere groep studenten. Deze week deel 1: Martijn de Veer (21), derdejaars bedrijfskunde. Hij droomt van een plek in het Nederlandse olympische turnteam.

Martijn begon eigenlijk met voetbal, zoals zoveel jongens. ‘Ik droomde ervan om profvoetballer te worden, maar dat liep niet helemaal volgens plan. Op een gegeven moment begon ik, naast mijn voetbaltrainingen, veel tijd door te brengen op mijn trampoline in de achtertuin. Ik probeerde allerlei trucjes.’

‘Mijn moeder zei dat ik het óf serieus moest oppakken óf er helemaal mee moest stoppen, omdat het een beetje uit de hand begon te lopen.’

Het was zijn moeder die hem uiteindelijk aanmoedigde deze sport serieus te nemen. ‘Mijn moeder zei dat ik het óf serieus moest oppakken óf er helemaal mee moest stoppen, omdat het een beetje uit de hand begon te lopen. Zodoende ben ik begonnen met turnen,’ lacht Martijn.

Combinatie met school

Zijn studie bedrijfskunde begon in een coronajaar. De lessen waren toen online, waardoor studeren en sporten wat makkelijker te combineren waren. Zijn tweede jaar heeft Martijn ook alles kunnen volgen en halen. ‘Mijn rooster in het tweede jaar sloot toevallig goed aan op mijn trainingsschema, zodat ik alles heb kunnen halen, op één vak na.’

Waar de andere studenten vaak verplichte colleges moeten bijwonen, heeft Martijn een uitzonderingspositie. ‘Maar in deze verplichte lessen wordt vaak de belangrijkste stof uitgelegd, dus daar probeer ik dan wel zo vaak mogelijk bij te zijn.’ Dit studiejaar heeft hij bewust gekozen voor een half jaar studievertraging zodat de focus vol op de aankomende Olympische Spelen kan.

Doordat Martijn de zogeheten topsportstatus bezit op de HR, zit hij elk jaar in een andere klas. ‘Je krijgt altijd een beetje dezelfde vragen, wat op zich wel leuk is. Maar aan de andere kant is het moeilijk om een band op te bouwen met bepaalde mensen. Soms krijg ik ook weleens het gevoel dat ze denken: daar heb je die topsporter weer. Niet dat ze verwachten dat ik niets ga doen met bijvoorbeeld een groepsproject, maar je krijgt toch een soort label. Maar ik zorg er altijd voor dat ik mijn schoolwerk af krijg.’

Gemiddelde week

Martijn moet negen keer per week trainen, dus blijft er minder tijd over voor zijn studie. ‘Ik moet elke dag trainen en soms zelfs twee keer per dag. Mijn enige vrije dag is zondag. Op de dagen dat we twee keer trainen, begin ik om 9.00 uur met een drie uur lange training tot 12.00 uur. Dan hebben we eventjes pauze en mag ik weer van 15.00 tot 18.00 uur. Je begrijpt dat het soms lastig is om tijd te vinden om aan school te werken.’

Rotterdam Topsport

Een student moet natuurlijk ook stage lopen. Voor Martijn kon dit in een vertrouwde omgeving. Hij is aangesloten bij Rotterdam Topsport, een organisatie die zich onder andere bezighoudt met het ondersteunen van (top)sporters.

De turner maakt deel uit van het interne programma 010 op weg naar Parijs. Tijdens dit programma organiseert Rotterdam Topsport bijvoorbeeld evenementen voor de sporters onderling en faciliteren ze gratis sportmassages. Een ideale plek dus voor hem om stage te lopen. Hij deed er weliswaar acht maanden over, iets langer dan gebruikelijk.

‘Als je iets echt wil en je werkt er hard voor, is alles mogelijk.’

Vertrouwen in kwalificatiewedstrijden

‘De Olympische Spelen in Parijs worden hopelijk mijn eerste Spelen en die wil ik gaan gebruiken om ervaring op te doen. Daarnaast hoop ik stiekem de rekstokfinale te halen. Dat is mijn beste en favoriete toestel.’

Of Martijn naar de Spelen gaat, is nog niet zeker. Voor elk groot turntoernooi worden er kwalificatiewedstrijden gehouden om te bepalen wie er allemaal mee mogen. Zo zat Martijn er afgelopen WK net naast, maar heeft hij vertrouwen in de aankomende kwalificatiewedstrijden. ‘Als je iets echt wil en je werkt er hard voor, is alles mogelijk.’

Tekst: Mees Vercouteren
Beeld: Sanne Romeijn

Volg ons op Instagram