‘We blijven “GOS’en”, dit hoort niet in een tijdelijk potje’
Gepubliceerd: 24 June 2024 • Leestijd: 3 minuten en 18 seconden • NieuwsMet de feestelijke afsluiting van het project Grip op Onderwijskwaliteit en Studiesucces, kortweg GOS, komt er géén einde aan de aandacht voor onderwijskwaliteit en studiesucces. Dat gedeelde pleidooi werd donderdagmiddag uitgesproken.
GOS startte begin 2020. Opleidingen die bijvoorbeeld kampten met een laag propedeuserendement kregen hulp van lectoren en begeleidings- en onderwijsdeskundigen om de problematiek aan te pakken. Nogal eens ging dat samen met curriculumveranderingen. In totaal werd er bij 28 opleidingen een GOS-traject gestart. Vaak met succes.
‘Meer onderwijskundigen in de top’
‘We blijven “GOS’en”, sprak collegevoorzitter Sarah Wilton-Wels daarom aan het eind van de bijeenkomst. ‘Want dit onderwerp hoort niet in een tijdelijk potje, dit is business as usual’. Dat zei de bestuurder nadat Klaas Visser en Janke Cohen-Schotanus, externe onderwijsdeskundigen die nauw betrokken waren bij het GOS-project, het belang van onderwijskundig leiderschap hadden benadrukt.
Bij het begin van GOS benadrukte de toenmalige collegevoorzitter Ron Bormans dat de docententeams in de lead zijn, schetste Visser. ‘Dat is goed, maar je moet wel in de gaten blijven houden hoe het gaat. Wie heeft de regie? Daar is onderwijskundig leiderschap voor nodig, in welke vorm dan ook.’ Cohen-Schotanus pleitte alvast voor ‘meer onderwijskundigen in de top (van bijvoorbeeld de HR, red.)’.
‘Wie heeft de regie? Daar is onderwijskundig leiderschap voor nodig, in welke vorm dan ook.’
Voor Fred Feuerstake, directeur van de RBS, had GOS de afgelopen jaren niet altijd de hoogste prioriteit, gaf hij in zijn verhaal toe. Ten onrechte, weet hij nu. ‘Ik had het in het begin van GOS heel druk, onder andere met het samenvoegen van instituten tot HRBS (dat later de RBS werd, red.). Ik moet Arian van Staa, de zogenoemde procesregisseur van GOS, bedanken; zij zei dat ze vond dat de directeuren meer betrokken moesten worden bij het project.’
Feuerstake pakte de handschoen op en ging regelmatig in gesprek met onder andere de onderwijsmanagers van de GOS-opleidingen. ‘Dat ging dan over hoe je veranderingen aanstuurt in het team.’
‘Doordrongen zijn van studiesucces én onderwijskwaliteit’
Een van die teams was dat van business & it-management (bim), een opleiding die vijf jaar geleden een propedeuserendement van 8 procent kende. ‘De urgentie om iets te doen was er daarom al’, vertelde onderwijsmanager Abdel el Yalte. ‘Bij het GOS-traject is er in het team daarna echt wel wat losgekomen. We hebben uitgebreid stilgestaan bij het theoretisch raamwerk dat ons werd aangeboden en we hebben ons scholingsbudget maximaal ingezet om te professionaliseren. Het werd duidelijk dat de collega’s echt doordrongen moeten zijn van studiesucces én van onderwijskwaliteit.’
De gesprekken met Cohen-Schotanus en Visser waren zeer behulpzaam om praktische invulling te geven aan de genoemde theorie, vertelt bim-docent Daisy Schouten. ‘Een van de uitkomsten was dat we aan de slag zijn gegaan met didactisch coachen.’
Docenten van bim, maar ook medewerkers van andere opleidingen benadrukken in het boekwerkje ‘Tien werkende mechanismen voor onderwijskwaliteit’, dat juist de langdurigheid van het GOS-traject heeft geholpen. Gedurende een langere periode meerdere malen sparren met een externe deskundige werkt beter dan eenmalige adviezen, is de strekking.
‘Ik wil het over mijn eigen opleiding hebben’
Een andere conclusie, die al vroeg in het GOS-project werd getrokken, is dat een andere opleiding bezoeken om daar van de best practises te leren niet echt werkt. Procesregisseur Van Staa: ‘Een docent zei hierover “Ja hallo, ik sta meteen met 2-0 achter, ik wil het over mijn eigen opleiding hebben, hoe wij aan de juiste knoppen kunnen draaien”. Je moet het dus met groepjes van je opleiding doen, en met deskundigen die met je meedenken.’
Bij de opleiding werktuigbouwkunde stond in het GOS-traject het studentenperspectief centraal. Vroeger vonden ze eigenlijk dat de student zich aan de opleiding moest aanpassen. De student had maar weinig tijd en ruimte om te landen, of om het met de gepresenteerde beeldtaal te zeggen: er was op de snelweg slechts een korte invoegstrook.
‘De meeste studenten deugen’
Als student af en toe op je bek gaan is goed, was de houding. Die is de laatste jaren veranderd. Onderwijsmanager Robbert Hoogendijk: ‘We zijn ons veel meer af gaan vragen: Wat heeft de student nodig? We hebben daarom goed naar de studenten geluisterd. Op een gegeven moment zei een docent “de meeste studenten deugen”, ze zijn niet per se lui. Veel collega’s waren het daar eigenlijk wel mee eens. We zijn ons toen gaan realiseren dat het ook aan ons docenten kan liggen’.
Een van de gevolgen van deze constatering is dat er iets is veranderd bij het aannamebeleid. Hoogendijk: ‘Bij het aannemen van nieuwe docenten kijken we nu meer dan vroeger naar iemands sociale vaardigheden. De persoon moet niet alleen inhoudelijk geschikt zijn, maar vindt hij het ook leuk om het aan studenten over te brengen?’
Tekst en foto: Jos van Nierop
Kleine correctie: GOS Startte begin 2020
@Mark Smit: Bedankt voor de opmerkzaamheid. Je hebt gelijk, is aangepast.