Van alle eerstejaars pabo-studenten haalde vorig studiejaar 24 procent de rekentoets niet. Ze bleven onder het niveau van de beste leerlingen uit groep acht van de basisschool. Vooral studenten uit het mbo hebben moeite met rekenen: van hen zakte 39 procent.

Ongeveer de helft van de matige rekenaars deed beide herkansingen om de toets te halen, maar bleef falen. Die groep moest de opleiding daarom verlaten.

Ook veel andere uitvallers haalden een onvoldoende voor de rekentoets, maar zij benutten de herkansingen niet: dat gold voor achttien procent van de eerstejaars. Zij kunnen dus ook om andere redenen zijn afgehaakt.

Bij 3,6 procent van de afhakers was taal en rekenen in orde, maar zij haalden onvoldoendes voor andere vakken. Vijf procent ten slotte mocht door naar het tweede jaar, maar besloot iets anders te gaan doen.

Voor de CITO-taaltoets, gebaseerd op het niveau van havo-4, slaagde slechts de helft van de havisten en maar eenderde van de mbo’ers. Maar voor die toets gelden – anders dan voor de rekentoets – nog geen landelijke normen.

Voorzitter Doekle Terpstra van de HBO-raad is ondanks het dreigende onderwijzerstekort niet bereid concessies te doen aan de kwaliteit. “Er zijn dringend maatregelen nodig om de cruciale basisvaardigheden van scholieren op een hoger niveau te brengen”, vindt hij.

Omdat de hogescholen vermoeden dat de kennistekorten niet alleen voorkomen bij pabo-studenten, zijn ze deze week een onderzoek begonnen naar de taal- en rekenvaardigheden van vijfduizend eerstejaars van zes verschillende studies. De uitslag wordt voor de jaarwisseling verwacht.

HOP, Hein Cuppen