‘Ik ben nu tien jaar lector en dit is geloof ik al de zesde reorganisatie die ik meemaak. Wat er nu gebeurt, lijkt een herhaling van zetten: we gaan weer terug naar de situatie waarbij de kenniscentra, toen ‘steden’ geheten, buiten de instituten worden geplaatst als aparte, losstaande eilandjes.’ Aan het woord is AnneLoes van Staa, lector Transities in Zorg van het kenniscentrum zorginnovatie. ‘Het risico is dat we dan nergens meer bij horen. Bij de ‘Gezonde Stad’ hebben we daar destijds veel ellende van gehad. Omdat we daar geen formele status hadden, konden we opeens geen post meer versturen of materialen en computers bestellen.’

20%
‘Ook verandert er niets aan het feit dat twintig procent van onze inkomsten wordt afgeroomd voor de backoffice van IOI (Instituut voor Onderzoek en Innovatie)’, vervolgt Van Staa. ‘Ik doel dan op de geoormerkte eerste geldstroom voor onderzoek. Bij de HR is dat 250.000 euro op jaarbasis per fulltime lectoraat. Daarvan wordt dus twintig procent afgeroomd voor de backoffice dat na twee jaar nog steeds niet naar behoren functioneert. Wij hebben daarom zelf geïnvesteerd in extra communicatie, een eigen website en een eigen administrateur voor extern gefinancierde projecten en dat vind ik zonde van het geld.’

Kwaliteit dienstverlening moet omhoog
‘Precies dit probleem hopen we met deze structuurwijziging aan te pakken’, reageert bestuursvoorzitter Ron Bormans. ‘De onvrede over het functioneren van de backoffice van IOI werd breder gedeeld. Arjan Lagendaal, de huidige directeur van IOI, gaat daarom vanaf september alleen nog dit backoffice aansturen, dat daarmee de status van een dienst krijgt in plaats van een instituut. Zijn focus komt volledig op de kwaliteit van de dienstverlening aan de kenniscentra te liggen.’

‘Ook de onvrede over de hoogte van de bijdrage, die twintig procent, is mij bekend. Je kunt daar op twee manieren naar kijken. Of elk kenniscentrum gaat z’n eigen procesondersteuning regelen, of we zorgen dat de kenniscentra tevreden zijn met de ondersteuning die ze – inderdaad tegen ongeveer twintig procent van de subsidie – vanuit één backoffice krijgen. Ik zet in op dat laatste.’

Zijn de lectoren betrokken geweest bij het besluit om IOI op te heffen?
Bormans: ‘Zeker. Ik heb in verschillende samenstellingen en op verschillende momenten met de lectoren hierover gesproken. De meeste vinden het een goede zaak. De koers die we met Focus hebben ingezet − lectoren en kenniscentra moeten dienstbaar zijn aan het onderwijs − wordt door hen breed gedeeld.’

‘Overigens blijven de kenniscentra gewoon intact en de programmadirecteuren ook gewoon in functie, ze worden nu alleen ‘in de lijn geplaatst’, zoals dat heet. De directeuren van de kenniscentra gaan direct aan het college rapporteren.’

Geen cultuurshock
Anne van Delft, lector international business bij het kenniscentrum innovatief ondernemerschap, herkent de ergernis van Van Staa over de afdracht van de twintig procent voor het backoffice. Daarnaast is ze opgelucht over het feit dat de kenniscentra blijven bestaan. ‘Daarom denk ik dat er niet zo heel veel gaat veranderen. De kenniscentra, die in 2010 zijn geformeerd, vind ik echt veel beter functioneren dan de lectoraten van vóór die tijd. Voor 2010 waren we inderdaad eilandjes. Er is inmiddels veel meer inhoudelijke samenwerking en het delen van kennis en ervaring verloopt beter dan voorheen. Daarnaast werken wij samen met vier instituten en biedt dat de mogelijkheid om de kennis van lectoren bij meer dan één instituut in te brengen en om de kennisuitwisseling tussen die instituten verder te stimuleren.’

‘Dit bestuur legt de nadruk op de verbinding tussen onderzoek en onderwijs. In ons lectoraat werken maar twee lectoren van het eerste uur. Het afgelopen jaar zijn er vijf bij gekomen die vanaf de eerste dag al weten dat ondersteuning van het onderwijs de koers is. In ons kenniscentrum brengt de beslissing om de kenniscentra anders te gaan organiseren dan ook geen cultuurshock teweeg.’

Golfbewegingen
De betrokkenheid van lectoren en hoofddocenten bij het onderwijs moet ook geformaliseerd worden, door deelname aan de curriculum- en beroepenveldcommissies. De meeste lectoren hebben een parttime aanstelling.
Betekent zitting nemen in deze commissies niet een te groot beslag op de tijd van lectoren?

Van Staa: ‘Dat lectoren van het kenniscentrum zorginnovatie deelnemen aan de (twaalf) curriculumcommissies van het Instituut voor Gezondheidszorg is niets nieuws, dat doen we allang. Wat dat betreft verandert er voor ons niets.’

‘Dat ligt eraan’, reageert Van Delft. ‘Bij RBS (de Rotterdam Business School), het instituut waaraan ons kenniscentrum is verbonden, hebben de drie opleidingen een eigen beroepenveldcommissie en dan is er nog een overkoepelende commissie. Die laatste heeft mijn voorkeur mits ze wel inhoudelijk vergaderen. Ik verwacht dat vooral onze hoofddocenten zitting zullen nemen in de curriculumcommissies – bij een paar instituten is dat al het geval − maar het gesprek hierover moet nog op gang komen.’

En wat vindt lector Hugo Bongers van kenniscentrum Creating 010 van het einde van het kennisinstituut IOI? ‘Daar vind ik eigenlijk niets van. Ik zie ’t als bureaucratische golfbewegingen die normaal zijn in grote instellingen. Ik kan me niet voorstellen dat er hierdoor in mijn dagelijkse praktijk iets gaat veranderen.’

Dorine van Namen

Dit artikel is opnieuw online gezet na een crash van deze website. Het werd voor het eerst gepubliceerd op donderdag 27 juni, rondom het middaguur.

In dit artikel is op 1 juli een wijziging aangebracht.