Problemen met studiesucces? De wetenschap kan helpen
Gepubliceerd: 19 April 2018 • Leestijd: 6 minuten en 3 seconden • Het Grote Interview Dit artikel is meer dan een jaar oud.Stop met de Wie is de mol-vraag als het gaat over het achterblijvende studiesucces van biculturele jongens. Daarbij lijken er maar twee antwoorden te zijn: het ligt aan de achtergrond van de jongens of het komt door het onderwijssysteem. Iliass El Hadioui zoekt de antwoorden liever in de wetenschap.
In de mediatheek van locatie Museumpark staan zes exemplaren van zijn boek Hoe de straat de school binnendringt uit 2011. Aan de ezelsoren en het beduimelde, zacht geworden papier te zien, zijn deze boeken door vele handen gegaan.
Socioloog en wetenschappelijk docent Iliass El Hadioui is dan ook een belangrijk man in het onderwijs. Hij agendeerde de mismatch tussen de verschillende pedagogische omgevingen waarin jongeren opgroeien. Die mismatch leidt tot kansenongelijkheid. Met name jongeren die op straat groot zijn geworden, hebben moeite om op de schoolladder te klimmen, zoals El Hadioui dat noemt. Want de machocodes van de straat botsen met de middenklassecodes in het onderwijs en daardoor spelen deze jongeren een uitwedstrijd binnen de schoolmuren.
Want de machocodes van de straat botsen met de middenklassecodes in het onderwijs en daardoor spelen deze jongeren een uitwedstrijd binnen de schoolmuren.
Wie is hier verantwoordelijk voor: Is dat het schoolsysteem of ligt het aan de etnische achtergrond van jongeren? El Hadioui wil verre blijven van de schuldvraag. Volgens hem verwordt het tot ‘een soort Wie is de mol?’ waarin iedereen naar elkaar wijst. Ook moeten scholen het vraagstuk niet laten kapen door de politiek. Nee, de weg naar oplossingen is te vinden in de wetenschap, stelt El Hadioui.
Terwijl zijn werkplek aan de Erasmus Universiteit uitzicht biedt op de glossy skyline van Rotterdam, buigt El Hadioui zich over een papier met sombere studierendementcijfers van biculturele jongens aan de Hogeschool Rotterdam. Wat vindt hij ervan dat de HR dit soort cijfers bijhoudt? In zijn boek pleit hij namelijk voor het verlaten van het etnische perspectief als verklaring voor de problemen in het onderwijs.
‘Afhankelijk van de intentie begrijp ik waarom je als hogeschool dit soort statistieken bijhoudt’, antwoordt El Hadioui. ‘Statistieken zijn een instrument om zelfkritisch te blijven en te hervormen. De reden dat ik in mijn boek heb willen deculturaliseren, is dat ik het etnische perspectief te dominant vond. Als je alles etnisch verklaart, leg je de problematiek vooral bij de jongens neer en blijft de mismatch met het onderwijs buiten beeld. Bovendien verklaart het niet waarom een deel van de biculturele jongens wél succesvol is in het onderwijs.
‘Het helpt ons verder niet om het interne debat over onderwijsprestaties te politiseren. Dan moet je per definitie een eenzijdig standpunt innemen en verdedigen. Ik heb daarom de neiging om trouw te blijven aan wat de pedagogische, onderwijspsychologische en sociologische literatuur ons leert. Er is een bulk aan wetenschappelijk werk uit zestig landen op dat vlak.’
En welk licht schijnt de wetenschap dan op dit achterblijvende studiesucces?
‘Als je kijkt hoe studenten de schoolladder beklimmen, dan is een van de belangrijkste factoren self efficacy. Dit begrip is door de psycholoog Albert Bandura geïntroduceerd en door zijn leerlingen verder uitgewerkt. Bij self efficacy gaat het om de innerlijke overtuiging bij studenten dat zij de schoolladder kunnen beklimmen en dat ze invloed hebben op hun studiewerkelijkheid.
‘In de binnenschoolse leefwereld wordt ongeveer 40 procent van de self efficacy opgebouwd. Nu wordt het gevoelig, want waar zit die andere 60 procent dan? Die wordt verdeeld over de thuiscultuur, het verenigingsleven, de peer group, (sociale) media enzovoorts. De korte samenvatting is: geen enkel domein heeft meer dan 50 procent van de self efficacy in handen. Dus als wij binnenschools het summum bereiken en onze invloed volledig ten goede inzetten, dan nog zitten we ver van die 100 procent. Wat je wél zult bereiken, is dat je je studenten veel meer kan laten klimmen naarmate jij positiever, responsiever (afgestemd op signalen van studenten, red.) en uiteindelijk transformatiever (het bieden van nieuwe perspectieven, red.) lesgeeft.
‘Het wordt nog beter als binnenschoolse en buitenschoolse leefwerelden elkaar kunnen versterken, bijvoorbeeld doordat de student zijn culturele kapitaal kan inzetten. Dan krijgt de student de kans tot een transformatie van zijn kapitaal en stijgt zijn self efficacy. De omgekeerde realiteit is er natuurlijk ook. Als er een mismatch is tussen binnenschoolse en buitenschoolse realiteiten lijdt de student self efficacy daar onder.’
Wat staat je als docent dan te doen?
‘De minst intelligente reactie is de oorzaak eenzijdig neer te leggen bij de student. Bij dit type reactie hoor je vaak: ze zijn niet gemotiveerd… Maar er is ook een intelligente manier van reageren. Daarbij zeg je als docent: Wat kan ik doen om 100 procent van de 40 procent die we binnen de school in handen hebben, te beïnvloeden?
‘Daarbij spelen twee aspecten een rol: stille verborgen codes en mentale modellen. Bij de verborgen codes gaat het vaak om kleine dingen. Ik geef je een voorbeeld aan de hand van jullie fotograaf Wouter. Jij was op een andere plek aan het wachten tot de fotografie klaar was. Ik vroeg hem of hij nog afscheid van je wilde nemen, wat hij inderdaad wilde. Dat is een verborgen, sociale code die Wouter verder zal brengen op de professionele ladder dan variant b: ik ben klaar met mijn professionele taak en ik pak de achterdeur. Hij heeft die code hoogstwaarschijnlijk in zijn leefwereld kunnen socialiseren. Als je docenten hoort zeggen: “Die student heeft een bepaald gedrag…”, dan gaat het vaak over dit soort dingen. Als de student optie b kiest – gelijk weglopen zonder groeten – dan doet dat iets met een docent, want achter de codes zitten verwachtingen. En de verwachting is de moeder van alle pijn, zegt een Oudhollands gezegde.
‘Als zo’n jongen nou wil klimmen op de schoolladder, dan moet hij de verborgen codes van een traditie waarin hij zelf niet is opgegroeid, te pakken krijgen. Dat betekent dus dat hij harder moet werken. Dat is overigens niet alleen negatief. Juist meertalige, biculturele studenten die de mismatch ervaren, bouwen een uniek soort cultureel kapitaal op dat op de lange termijn in hun voordeel kan werken als professional in een grootstedelijke omgeving. Toch dwingt het politieke debat ons hen te reduceren tot slachtoffer of dader, en precies daarom moeten interne onderwijsdebatten gedepolitiseerd worden.’
En welke rol spelen de mentale modellen waar je het over had?
‘Op basis daarvan lezen docenten het gedrag van hun studenten. Het probleem is dat we daar niet alleen objectieve criteria voor hebben. Die mentale modellen zijn vaak sterk beïnvloed door onbewuste processen. Als een jongen met een jas aan in de klas zit, weinig vragen stelt of denkt in termen van: wat kan ik hier verdienen, dan kan een docent zich afvragen of zo’n student wel geschikt is. En is hij wel intrinsiek gemotiveerd als hij zo gefocust is op het salaris? De gedachte dat iemand die gericht is op geld niet echt gemotiveerd is, is een voorbeeld van een mentaal model.’
Als zo’n jongen vervolgens een onvoldoende haalt, denkt de docent misschien eerder: dat komt omdat hij niet gemotiveerd is, dan: ik moet het nog een keer uitleggen.
‘Precies. We weten dat studenten gebaat zijn bij hoge verwachtingen. Als je die attitude nastreeft als docent, moet je bereid zijn te onderzoeken wat er in jouw black box zit aan codes en mentale modellen. Zo’n docent kan zeggen: Wacht eens, we hadden toch afgesproken dat dit bij de student ligt en nu hebben we het ineens over mijn mentale modellen? Die denklijn tref je vaker aan in het hbo en nog meer in het wetenschappelijk onderwijs. Vreemd, want in het hoger onderwijs wordt iedereen suf gegooid met het begrip zelfreflectie. Niet alleen studenten, maar ook docenten moeten daartoe bereid zijn. Ik bedoel hier niet ‘reflectie vanuit schuld’, maar vanuit nederigheid. Docentschap gaat vooral over het besef dat je leerling blijft.’
En dan?
‘Dan kan je als docent heel gericht gaan werken aan het versterken van de self efficacy. Albert Bandura definieert vier bouwstenen van self efficacy: de mastery experience waarbij studenten sterker worden door te ervaren dat ze iets onder de knie krijgen, de vicarious experience waarbij ze zien dat het anderen ook lukt, verbal persuasions (je kan het!) en de emotionele en affectieve staat waarin we verkeren. Als we met die bouwstenen aan het werk gaan, kunnen we weg van de Wie is de mol-vraag naar: Hoe krijgen we onze studenten verder de schoolladder op?
‘Een onderwijspedagoog zei eens: Als we allemaal mogen lesgeven aan kinderen die net zo zijn als onze eigen kinderen, dan hebben we onze eigen lessen verklaard tot een werkgelegenheidsproject voor docenten. En zo is het. Als je studenten met andere codes en modellen kan laten klimmen op de onderwijsladder, dan is dat de echte transformatie en is de school een vehikel voor hun ontwikkeling.’
Stadssocioloog en onderwijsdenker Iliass El Hadioui is als wetenschappelijk docent verbonden aan de Departement of Psychology, Education and Child Studies van de Erasmus Universiteit en als onderzoeksleider Transformaties in het grootstedelijk onderwijs aan de afdeling sociologie van de Vrije Universiteit. Verder is hij programmaleider binnen het cultuurveranderings- en professionaliseringsprogramma De Transformatieve School. Verschillende middelbare scholen en roc’s nemen deel aan dit programma, waaronder De Hef, het Libanon College en het Marnix Gymnasium.
Tekst: Esmé van der Molen
Foto: Wouter le Duc
Kijk, van deze benadering word ik een stuk vrolijker!
Onder het kopje “En welk licht schijnt de wetenschap dan op dit achterblijvende studiesucces?” zit er een typo: Bandera moet Bandura zijn.
Thnx J! Dat heb ik direct aangepast.
Deze meneer snapt het. Prachtig stuk tekst! In plaats van zweven in een grijs gebied zonder enige oplossing, de koe bij de horens vatten en er voor gaan.
Mooi betoog van mnr. El Hadioui! Goed onderbouwd ook. Dat mis ik wel vaker in stukken die hier langskomen.