Ziekenhuizen dreigden met boycot stagiairs verpleegkunde
Gepubliceerd: 7 March 2018 • Leestijd: 12 minuten en 55 seconden • Longread Dit artikel is meer dan een jaar oud.De onvoldoende van verpleegkunde in de Keuzegids 2018 kwam als een schok. Het cijfer was precies even laag als de score van acht jaar geleden, toen de opleiding in een diepe crisis zat. Groot verschil met nu: destijds stond het voortbestaan van de opleiding serieus ter discussie, blijkt uit een reconstructie.
In de laatste Keuzegids, een studiegids die voornamelijk is gebaseerd op studentenoordelen, haalt de opleiding verpleegkunde 44 punten. Dat is exact dezelfde score als die van 2010, toen studenten massaal klaagden over te weinig lessen, haperende cijferadministratie en gewoon, algehele chaos.
In 2010 was de lage score geen verrassing. Het jaar ervoor hadden studenten hun klachten openbaar gemaakt op een speciale Hyves-pagina waar de landelijke pers mee aan de haal ging. Het college van bestuur van de Hogeschool Rotterdam moest toen, in het najaar van 2009, in verschillende media beterschap beloven. Ook al omdat de NVAO de hogeschool op het matje had geroepen.
Terug bij af?
Dat de opleiding nu weer 44 punten haalt en opnieuw onderaan de ranglijst van alle Nederlandse opleidingen verpleegkunde staat, was binnen de opleiding een onaangename verrassing. Het was sinds 2013 toch duidelijk beter met de opleiding gegaan? Is de opleiding weer terug bij af?
Het antwoord op die laatste vraag geven we vast weg. Het is een volmondig ‘nee’. Uit een reconstructie van Profielen blijkt dat de crisis bij de opleiding verpleegkunde van ongeveer 2008 tot en met 2012 veel dieper was dan we wisten. Terwijl studenten luidkeels klaagden over hun opleiding, dreigden ziekenhuizen zonder al te veel bombarie hun handen van de opleiding af te trekken. Enkele ziekenhuizen en een ggz-instelling weigerden nog langer stagiairs uit Rotterdam aan te nemen. Een enkeling zelfs nog steeds.
Nu, in retrospectief, willen enkele afgevaardigden van de ziekenhuizen wel vertellen waarom ze weg wilden bij de HR. Ze leggen uit waarom het voortbestaan van de opleiding ter discussie stond. Maar ze vertellen ook hoe ze, na hun keuze om de opleiding in stand te houden, verpleegkunde door een moeilijke accreditatie heen hielpen.
Chaos, tot huilens toe
Wat was er bij verpleegkunde aan de hand? De grootste problemen, zeggen de zorginstellingen die we spreken, waren de organisatorische chaos binnen de opleiding, de gebrekkige communicatie en het stelselmatig niet nakomen van afspraken. ‘Maar ook de kwaliteit van de opleiding was zorgelijk’, zegt Marij de Gouw, destijds teammanager beroeps- en vervolgopleidingen van het Franciscus Gasthuis. ‘In de praktijk was te zien dat de studenten een tekort aan kennis en vaardigheden hadden.’
Deze kritiek wordt door de meeste ziekenhuizen onderschreven. Alleen opleidingsadviseur Gerda van Hooijdonk van het Albert Schweitzer Ziekenhuis in Dordrecht zegt dat de kwaliteit van de studenten nooit tot haar problemen behoorde. ‘Het heeft me altijd verbaasd dat de studenten, ook in de moeilijke tijden die de opleiding doormaakte, zich juist heel goed ontwikkelden. Onze kritiek ging niet over de studenten, maar over de begeleiding.’ Afspraken niet nakomen, onduidelijkheid over de criteria waaraan stages moesten voldoen, dat soort problemen ervoer Van Hooijdonk.
Voor Rianne Sell, stagecoördinator van het Erasmus MC, kwam daar nog een vervelend probleem bij: de klachten werden door de directie van de opleiding niet gehoord. En dat terwijl zij de daling van de kwaliteit van studenten hard kon maken met de resultaten van een diagnostische toets die studenten bij het EMC moeten afleggen. Ze krijgen daarin vragen over verpleegkundig rekenen, anatomie, fysiologie, ziekteleer en verpleegkunde. Sell: ‘Die toets werd door studenten van de hogeschool slecht gemaakt. Destijds deden de mbo’ers, die exact dezelfde toets kregen, het vaak nog beter.’
Sell zag ook dat docenten verpleegkunde ontevreden waren over hun werk. ‘Tot huilens toe’, kan ze zich nog herinneren. ‘Docenten wisten zelf ook niet wat er onderling werd afgesproken. Dan kwamen ze er hier tijdens een gesprek achter dat het anders zat dan ze dachten. Het is voorgekomen dat een docent daarom hier, tegenover mij, in huilen uitbarstte.’
Deze klachten komen uit de periode 2008 – 2012. Niet iedereen kan ze nog precies dateren (alhoewel alle gesprekspartners zeer gedetailleerde herinneringen aan de crisisperiode hebben), maar uit brandbrieven die ziekenhuizen al vanaf 2009 naar de opleiding stuurden, in bezit van Profielen, blijkt ongeveer deze tijdspanne. In augustus 2012, slechts een maand voor de accreditatie van de opleiding, kreeg de directie van het instituut waar de opleiding onder valt de laatste serieuze klachtenbrief van drie grote ziekenhuizen op haar bureau.
Grootste ziekenhuizen overwegen vertrek
In deze crisisjaren gingen ziekenhuizen op zoek naar een andere hogeschool om stagiairs van te betrekken. De vijf ziekenhuizen die we spreken, knoopten allemaal gesprekken aan met collega-hogescholen uit Den Haag, Breda en zelfs Ede. Twee regionale ziekenhuizen stapten daadwerkelijk over naar een andere hogeschool, vanwege hun ontevredenheid met de Hogeschool Rotterdam. Ook ggz-instelling Delta (samen met Bouman gefuseerd tot Antes) hield het voor gezien.
Omdat studenten verpleegkunde een groot deel van hun opleiding in de praktijk volgen, zou het vertrek van enkele grote ziekenhuizen de opleiding waarschijnlijk de das om hebben gedaan. Studenten verpleegkunde zijn wettelijk verplicht om minimaal 2300 uur (bijna anderhalf schooljaar) stage te lopen bij een ziekenhuis of andere zorginstelling.
Om die reden is het voortbestaan van de opleiding verpleegkunde van de Hogeschool Rotterdam serieus onderwerp van gesprek geweest binnen deze de grootafnemers van stagiairs. Het Sint Franciscus Gasthuis (nu: Franciscus Gasthuis & Vlietland) was immers al in gesprek met Avans, en ook het Albert Schweitzer Ziekenhuis legde contact deze Brabantse hogeschool. Het Erasmus MC overwoog om met de Haagse Hogeschool te gaan samenwerken, maar het kwam niet tot een gesprek. Dat bevestigen de ziekenhuizen desgevraagd.
Het Erasmus MC heeft jaarlijks ruim driehonderd HR-stagiairs verpleegkunde in huis, voor korte of langere stages. Het is daarmee veruit de grootste afnemer van stagiairs. Andere grote samenwerkingspartners hebben er veel minder. Het Franciscus Gasthuis heeft ongeveer honderd stagiairs en het Albert Schweitzer ruim zestig stagiairs per jaar.
Maatschappelijk onverantwoord
Deze ziekenhuizen voerden zonder uitzondering goede gesprekken met de concullega’s van de HR, maar ze deinsden uiteindelijk terug voor het maken van de harde keuze waar ze voor stonden: de Rotterdams opleiding verpleegkunde de nek omdraaien en voortaan stagiairs uit Den Haag of Breda laten komen.
Bij het Erasmus MC zijn tot op hoog niveau gesprekken gevoerd over het voortbestaan van de opleiding, vertelt opleidingscoördinator Rianne Sell van het Erasmus MC. ‘Maar we kwamen tot de conclusie dat het niet maatschappelijk verantwoord zou zijn om naar een andere hogeschool over te stappen. Dat zou namelijk het einde betekenen van de opleiding verpleegkunde in Rotterdam.’
Het EMC wilde niet vertrekken. ‘Al die jongens en meisjes uit deze stad, die moeten hier toch ook gewoon kunnen studeren?’, zo vat Sell het resultaat van de gesprekken in het ziekenhuis van destijds samen.
Bij het Albert Schweitzer overwogen ze ook te vertrekken, al bleef het nog bij onuitgewerkte ideeen. Echter, een nieuwe directeur bij verpleegkunde en vooral de nieuwe onderwijsmanager die deze directeur aantrok, hebben het tij bij de opleiding ten goede gekeerd, vertelt opleidingsadviseur Gerda van Hooijdonk van het Dordtse ziekenhuis.
Regionale ziekenhuizen nemen afscheid
Twee regionale ziekenhuizen hebben wel afscheid genomen van de HR, maar dat is niet iets waar ze graag aan herinnerd worden. Het IJsselland Ziekenhuis bevestigt dat het uit onvrede is gestopt met stagiairs van de HR, maar de woordvoerder kan verder geen details geven, behalve dat het IJsselland is uitgeweken naar de Christelijke Hogeschool Ede. In 2015 gaf het ziekenhuis de HR een nieuwe kans en in de jaren daarna is deze hogeschool weer uitgegroeid tot hofleverancier van stagiairs in Capelle.
Het Reinier de Graaf Gasthuis uit Delft wil sinds de crisisjaren van de opleiding nog steeds geen stagiairs van de Rotterdamse opleiding verpleegkunde opnemen. Eigenlijk wil het ziekenhuis er ook niet meer over praten, zegt de voorlichter na enig uitzoekwerk. ‘Het is destijds niet goed gegaan en ik begrijp dat we nog steeds niet met stagiairs van de Hogeschool Rotterdam werken. Maar het is ook nog steeds een gevoelige kwestie en we hebben er gewoon niet zo veel meer over te zeggen.’
‘Wel degelijk contact over stages’
Uit deze weigering uit Delft (en uit het feit dat het Albert Schweitzer een paar jaar na de crisis toch deels is gaan samenwerken met Avans) zou je kunnen opmaken dat de opleiding nog steeds minder stagiairs heeft dankzij de ellende van tien tot zes jaar geleden.
De opleiding kan zich zelf niet in die conclusie vinden. ‘Al onze studenten hebben een stageplaats. En dat zorginstellingen aan de rand van regio Rijnmond ook contact hebben met hogescholen uit een andere regio, vinden we heel logisch’, mailt onderwijsmanager Marion van Harn. ‘Bovendien is er wel degelijk contact met het Reinier over het plaatsen van stagiairs van de HR.’
Keien van studenten
Los van het Reinier de Graaf zijn alle andere ziekenhuizen inmiddels (weer) binnenboord. Dreigementen met vertrek zijn op dit moment niet aan de orde. De ziekenhuizen zijn tevreden of zelfs enthousiast over de opleiding. Van Hooijdonk van het Albert Schweitzer noemt de HR ‘een betere samenwerkingspartner, die afspraken nakomt’. Ze wil ook gezegd hebben dat ze ‘keien’ van HR-studenten heeft rondlopen.
Rianne Sell van het Erasmus MC ziet meer gemotiveerde docenten en studenten bij de HR. Ze vindt het knap dat de opleiding met het nieuwe curriculum in juni 2017 als eerste in Nederland studenten heeft afgeleverd die voldoen aan de allernieuwste inzichten op het gebied van verpleegkunde. ‘De andere hogescholen hebben pas in 2020 hun afstudeerders op dat niveau.’
Het Erasmus MC is al ‘een beetje een dependance’ van de opleiding verpleegkunde, zegt Sell, maar ze zou de samenwerking nog wel verder willen intensiveren. Zo nodigt het ziekenhuis ieder jaar docenten uit om hun praktijkkennis in het ziekenhuis op te komen vijzelen. ‘Vanuit ROC Zadkine komen er heel veel. Ze stellen zelfs van tevoren leerdoelen op.’ Vanuit de HR, zegt Sell, gaat nooit iemand op haar uitnodiging in.
Ziekenhuizen eisen ‘harde knip’
Een opmerkelijke ontdekking is ook dat de ziekenhuizen die ervoor kozen om toch bij de HR te blijven, zich nogal vergaand met de opleiding gingen bemoeien. Zo vertelt Gerda van Hooijdonk van het Albert Schweitzer dat ziekenhuizen zich zelfs mengden met de inhoud van de opleiding. ‘Zo groot was de chaos op een gegeven moment bij de opleiding, dat de ziekenhuizen zelf het heft in handen namen.’
Omdat zo veel studenten zo veel tijd in de praktijk doorbrengen, hebben de ziekenhuizen een hechte band met de opleiding. Er is regelmatig overleg tussen alle opleidingscoördinatoren van de ziekenhuizen. Maar in de crisisperiode ging de bemoeienis van de ziekenhuizen te ver, zo geven de ziekenhuizen zelf op een gegeven moment ook toe in een brief van vier ziekenhuisbestuurders aan de opleiding.
De ziekenhuizen eisen bijvoorbeeld een ‘harde knip’ tussen het tweede en derde jaar, zodat studenten niet met achterstand naar de derde kunnen (zodat de ziekenhuizen geen derdejaars of vierdejaars op stage krijgen die nog functioneren als totale beginners, leggen de ziekenhuizen uit) en ze willen extra vakken in het curriculum van de opleiding om de theoretische kennis van studenten op te vijzelen.
Gebrekkige kennis
Al in 2009 stuurt het Erasmus MC een brandbrief over gebrekkige theoretische kennis van de studenten en tekortschietende begeleiding vanuit de hogeschool. Na deze en vele andere klachten van ziekenhuizen en studenten stelt de opleiding een verbeterplan op waar de ziekenhuizen intensief over meepraten. En wanneer de coördinatoren van de ziekenhuizen constateren dat niet alle kritiekpunten van de ziekenhuizen in het verbeterplan zijn opgenomen, sturen ze in oktober 2011 de raden van bestuur van vier ziekenhuizen naar de hogeschool voor een indringend gesprek met het college van bestuur.
Hans van der Moolen is dan net een paar maanden directeur van het Instituut voor Gezondheidszorg. ‘Spitsroeden lopen’, zo herinnert hij zich zijn eerste gesprekken met de ziekenhuizen. Hij gaat bij zo veel mogelijk zorginstellingen langs om hun klachten aan te horen. Maar hij maakte de ziekenhuizen ook duidelijk dat zij niet over de opleiding gaan. ‘Ik heb hun opmerkingen geïnterpreteerd als positief meedenken, maar ik heb tegelijkertijd aangegeven dat de inrichting van het onderwijs natuurlijk onze verantwoordelijkheid was.’
Ook Gerda van Hooijdonk denkt achteraf dat de ziekenhuizen wat te ver gingen. ‘De inhoud van de opleiding gaat ons natuurlijk niets aan. We kunnen alleen iets zeggen over de kwaliteit, niet over hoe de opleiding die moet leveren. Maar het was gewoon anarchie. Ziekenhuizen eisten meer anatomielessen en gingen zich bemoeien met hoe die gegeven werden. Die extra lessen zijn er trouwens wel gekomen.’
Hulp bij de accreditatie
Niet alleen de inhoud, maar ook de accreditatie van de opleiding werd door de ziekenhuizen met een zekere voortvarendheid ter hand genomen. Nu zijn bij een accreditatie altijd mensen uit het werkveld betrokken, maar in 2012 spraken de ziekenhuizen onderling af dat ze de opleiding door de accreditatie heen zouden gaan helpen, omdat het er voor de opleiding duidelijk niet goed uitzag.
2012 was een omslagjaar voor de relatie tussen de ziekenhuizen en de opleiding. In 2011 was Hans van der Moolen al begonnen om de relatie te verbeteren, maar een echte doorbraak, zeggen de ziekenhuizen, was het aanstellen van Els de Bock als de nieuwe opleidingsmanager van verpleegkunde, in mei 2012. Dat is een paar maanden voor de accreditatie. Als je ziekenhuizen vraagt naar een keerpunt in de crisis, dan noemen ze zonder uitzondering de naam van Els de Bock. Zij luisterde, nam de ziekenhuizen serieus, kwam afspraken na en beloofde geen dingen die ze toch niet waar kon maken.
Gerda van Hooijdonk denkt dat Els de Bock de reden is dat de opleiding überhaupt nog bestaat. ‘De opleiding is bij die accreditatie door het oog van de naald gekropen. Als Els er toen niet had gezeten, was de opleiding er nu misschien niet meer geweest.’
Gerda van Hooijdonk was tijdens de accreditatie, samen met Rianne Sell, de enige afgevaardigde vanuit de ziekenhuizen. De andere vier afgevaardigden kwamen vanuit de thuiszorg, de ouderenzorg en uit een revalidatiecentrum.
Afgesproken
Bij de ziekenhuizen was het vertrouwen in een paar maanden tijd dankzij Els de Bock in ieder geval dusdanig toegenomen dat ze zich genoodzaakt voelden om de opleiding door de accreditatie heen te helpen. ‘Dat hebben we van tevoren afgesproken’, zegt Rianne Sell. ‘We spraken af dat we kritisch zouden zijn, maar ook dat we de verwachting zouden uitspreken dat het beter zou gaan.’ Van Hooijdonk: ‘We hebben bij de accreditatie de nadruk gelegd op de positieve ontwikkelingen.’
Die insteek lees je meermaals terug in het accreditatieverslag. Daarin schrijft de accreditatiecommissie regelmatig dat ‘het werkveld’ positief is over een of andere ontwikkeling. En het schrijft dat ook dat de relatie met ‘het werkveld’ weliswaar lange tijd onder druk stond, maar dat deze sterk is verbeterd.
Nu zou je kunnen gaan denken dat de opleiding op de valreep een glansrijke accreditatie heeft doorlopen. Dat is niet het geval. Van de drie accreditatie-onderdelen (‘standaarden’) kreeg de opleiding een onvoldoende voor de laatste: de afstudeerkwaliteit. Te veel scripties met een voldoende hadden een onvoldoende moeten krijgen.
Kans om te herstellen
De opleiding werd niet gesloten. Na het inleveren van een verbeterplan kreeg het een kans om zich te herstellen. Na een jaar (in de praktijk twee jaar, vanwege de langzame bureaucratische molen) moest de opleiding aan een nieuw accreditatiepanel bewijzen dat het de afstudeerkwaliteit serieus verbeterd had. Dat deed het glansrijk: in 2014 kreeg de opleiding een ‘goed’ in plaats van een ‘voldoende’.
Vanaf 2013 steeg de tevredenheid van studenten noemenswaardig. In de Keuzegids stond de opleiding in dat jaar voor het eerst niet meer onderaan de ranglijst. In 2016 liet het zelfs vier opleidingen achter zich, met een score van 54 punten. Er is in de afgelopen jaren wel degelijk iets ten goede veranderd, zeggen docenten en ziekenhuizen unisono.
Waarom dan nu toch weer die lage score – inclusief, opnieuw, de laatste plaats op de ranglijst?
Rianne Sell: ‘Ik dacht eigenlijk dat de opleiding nog steeds in een stijgende lijn zat.’ Maar ze had het wel kunnen zien aankomen, zegt ze, omdat ze altijd de stages uitgebreid evalueert met studenten. ‘Wat daaruit naar voren komt, is dat de theorie soms niet goed aansluit bij de praktijk. Dan hebben studenten een vak in het eerste jaar gehad, terwijl het pas in hun derde jaar tijdens de stage aan bod komt. Dan is de kennis al weggezakt en moeten studenten en begeleiders extra tijd investeren om die kennis weer op te halen.’
Roosterkrapte
Er is wel meer aan de hand bij de opleiding, ook veel buiten het zicht van de ziekenhuizen. Docenten van de opleiding wijzen op een nieuw curriculum waar nog allerlei kinderziektes in zitten. En op de roosterproblemen, ontstaan vanwege de onstuimige groei van de opleiding. In 2014 verdubbelde ineens het aantal eerstejaars van drie- naar zeshonderd. Gecombineerd met een lokalentekort ontstaat roosterkrapte.
Het zijn groeipijnen, daar wijst ook onderwijsmanager Marion van Harn op als een reden voor de lage score. En dat zit hem niet alleen in roosterproblemen of de gestegen werkdruk vanwege het inwerken van de vele nieuwe collega’s. Je ziet het ook terug in het feit dat studenten minder goed weten waar ze aan toe zijn, omdat die nieuwe collega’s nog niet goed ingewerkt zijn. Moeten ze zich nou wel of niet inschrijven voor een toets? Als docenten er verschillende dingen over vertellen, raken studenten in de war, zegt Van Harn. Ze probeert dat op te lossen door een kleiner aantal docenten hetzelfde vak te laten geven, zodat die beter met elkaar kunnen afstemmen. En er is een intensief inwerkprogramma voor nieuwe docenten opgezet.
Totaal anders: Total meltdown
Wat iedereen desalniettemin benadrukt, is dat de problemen die verpleegkunde nu doormaakt van een totaal andere orde zijn dan die van tien jaar geleden. Ook docenten hebben de crisisjaren als zwaar en soms als deprimerend ervaren, vertellen docenten die er toen al bij waren.
Neeltje Pothof, docent verpleegkunde, spreekt van ‘een soort total meltdown’ tijdens de crisisjaren. ‘Op alle fronten weet je niet meer waar je moet beginnen. Dat is heel demotiverend. Zeker als je al een paar jaar aan het bikkelen bent om er juist bovenop te komen.’ Nu, zegt ze met een vrolijk optimisme, is de mentaliteit helemaal anders. ‘Mensen hebben er weer zin in. Is er een probleem? Nou, dan zoeken we toch gewoon een oplossing?’
Directeur Hans van der Moolen, medeverantwoordelijk voor het terugbrengen van deze nogal basale mentaliteit, is vorige maand met pensioen gegaan. Orde op zaken stellen bij verpleegkunde (en de rest van het Instituut voor Gezondheidszorg) was zijn laatste grote klus. In twee interviews over de relatie met stageziekenhuizen en over de accreditatie in 2012 bevestigt Van der Moolen dat het spannend is geweest voor de opleiding. Maar hij zegt ook dat hij nooit écht heeft getwijfeld over het voortbestaan ervan. ‘Dat het moeizaam was, ja, maar ik heb nooit het idee gehad dat de grote ziekenhuizen ermee zouden stoppen’, zegt Van der Moolen.
Hij zegt er eerlijk bij dat hij, tot de dag van het eerste interview met Profielen hierover, van sommige ziekenhuizen niet eens wist dat ze overwogen te vertrekken. Ook niet van het Erasmus MC, de grootste afnemer van zijn stagiairs. En dat de ziekenhuizen bij de accreditatie hun best deden voor een positieve uitkomst is ook nieuw voor Van der Moolen.
‘Misschien heb ik de signalen niet goed opgepikt, maar ik heb altijd gedacht: we gaan het redden. Ook omdat we nog in gesprek waren. Als mensen de moeite nemen om een klacht te uiten, dan is dat een geschenk. Zo ervaar ik dat. Een klacht is een geschenk.’
Hij zegt het zonder een spoor van ironie.
Tekst: Olmo Linthorst
Illustraties: Demian Janssen
Wat een kwalijke zaak. De gebrekkige begeleiding is zo herkenbaar bij het HR, ook bij andere studies. Evenals een gigantisch ruimte tekort. De HR schreeuwt om nieuwbouw. Evenals betere samenwerken met de sector, het onderwijs moet beter aansluiten op de praktijk.
44 punten? Ach, mijn opleiding informatica haalt er maar 28, laat Profielen daar maar eens een artikel over schrijven hoe belabberd het daar gaat!
Medewerkers van de opleiding werken hard aan het verbeteren van de opleiding Informatica. Hierbij een open uitnodiging aan Henk om in gesprek te gaan over zijn ervaringen met de opleiding Informatica.
Anoniem ruimte tekort? ik mag hopen dat je op de RBS zit anders heb je denk ik niet veel te klagen 😛 wij hebben na genoeg geen samenwerk ruimtes buiten de lokalen om. de meeste locaties hebben groten kantines en food service ….. wij een koffie automaat. but dont get me wrong, het is er wel een stuk gezelliger op geworden 😉 (en die 20 minuten langer slapen zijn ook fijn)
De geloofwaardigheid van het instituut is in 2009 op de proef gesteld, niet die van de ziekenhuizen. Dat ziekenhuizen wilden interveniëren door bv. anatomielessen te geven, is kennelijk genoeg geweest om bij de directeur weerstand tegen ‘inleven’ laten ontstaan. Als scholen niet vlot meekunnen – wat zo is – kunnen ze altijd alternatieven verzinnen die wel haalbaar zijn. Ook het wij-gevoel benadrukken help enorm. Gewoon zeggen, of provocatief: er is geen ‘wij en zij’. Dat werkt vaak ‘t beste.
Natuurlijk wordt er al jaren (2011) hard gewerkt door de medewerkers, mag ook wel want ze verdienen goed salaris. Op de HR portal is genoeg informatie te vinden van CMI. Alleen wordt er maar heel weinig gedaan met feedback van studenten? Op het portal Hint geen informatie over mening van studenten, laat staan wat er concreet opgelost is.
Publicist: LB / Kenmerk: 11305 / Aangemaakt: 14-10-2011 / Gewijzigd: 3-7-2014
https://hint.hr.nl/nl/Instituten/CMI/CMI-medewerkers-Thema-/Algemeen/kwaliteitszorg/
Studenten, docenten en ondersteunend personeel zorgen samen voor kwaliteit van het onderwijs. Studenten kunnen hun input geven door evaluaties in te vullen en deel te nemen aan studentenoverleggen (als klassenvertegenwoordiger). Wij horen graag jullie feedback!
Op deze pagina vind je straks de notulen en actielijsten die daaruit voortkomen. In de jaarplanner is te zien welke evaluaties en overleggen voor welke week gepland staan. Van voorgaande jaren zijn de notulen te vinden onder het kopje archief. Resultaten van diverse evaluaties zoals de NSE, HBO monitor en evaluatie van de introductieweek vind je onder het kopje ‘Overige evaluaties’.
De kwaliteitsmalaise is niet een CMI probleem, het is een Hogeschool issue . Maar studenten komen toch wel, docenten dobberen aan de maas. Bottom line een Grote Hogeschool met matige kwaliteit, matige managers en bestuurders en matige studentpopulatie?
Matig? Het kan nog veel erger: ga samenwerken met een MBO schooltje ; vervang de HR docenten langzaam maar voortvarend door MBO docenten uit dezelfde beroepsopleiding, vervang ook het hoger technische curriculum door een MBO technisch curriculum met hier en daar wat dublindescriptoren bij vakken die zich daarvoor lenen en – konijn uit de hoge hoed – krijg na veel geworstel een studierendement van 70% voor veel minder van de kosten dan maar met die integere vakboeren van de HR door blijven modderen; met een studierendement van 50% de laatste 180 jaar moeten die HR vakdocenten wel hebben zitten slapen immers. . . . . . .