Stage op de lerarenopleiding: onbevoegd en alleen voor de klas, maar wél met salaris
Gepubliceerd: 18 February 2019 • Leestijd: 11 minuten en 9 seconden • LongreadStudenten vinden het vaak geen probleem, alleen voor de klas. Maar wat doet die maandelijkse paycheck met hun stagebegeleiding, studievoortgang en ontwikkeling tot docent?
De WhatsAppberichtjes hieronder stuurt Tommie aan zijn vriend Jeffrey, net als hij derdejaars van de lerarenopleiding maatschappijleer. Het is 4 september 2017, de avond voor zijn eerste stagedag op een roc in de regio.
Tommie: 18:23 Beer, ik heb stress
Jeffrey: 18:24 Wat nu weer
Tommie: 18:28 Ik denk ik kijk ff naar het rooster om te kijken welke vakken ik mee kan lopen enzo
Tommie: 18:28 Staat er ineens een rooster op van de docent XX
Tommie: 18:28 Dat ben ik
(Tommie appt een foto van het rooster naar Jeffrey)
Tommie: 18:28 Fml
Jeffrey: 18:29 Waarom XX
Tommie: 18:29 Geen idee, maar dat ben ik dus
Tommie: 18:30 Maar Wtf ik heb gewoon klassen
Tommie: 18:30 Morgen om half 9 geef ik internationalisering
Tommie: 18:30 Wat moet ik doen in die les
Jeffrey: 18:30 Kunnen ze dat zomaar doen?
Tommie: 18:30 Ja blijkbaar
Een week eerder heeft Tommie een gesprek gehad met de manager van zijn stageschool. Hij wordt aangenomen als stagiair, met een stagevergoeding van 180,46 euro per maand. Geen woord over het rooster, aldus Tommie.
Via WhatsApp wisselen Tommie en Jeffrey die avond al snel zoekresultaten uit over het vak dat Tommie kennelijk morgen moet gaan onderwijzen. Google leidt de vrienden naar de MBO Raad, waar ze ontdekken dat de les gaat over het overbruggen van interculturele diversiteit. Wist hij daar dan niets van? ‘Nee, helemaal niets eigenlijk’, zegt Tommie. Diezelfde avond gaat hij bij Jeffrey langs en timmeren ze een eerste les in elkaar. ‘Ik dacht: Ik vertel de studenten over mijn culturele identiteit, dan kunnen ze daarna hun eigen culturele identiteit presenteren. Dan maak je op een vakinhoudelijke manier kennis met elkaar.’
Tommie klimt naar binnen, vindt na enig zoeken een collega om zijn klaslokaal te openen en bereidt zijn eerste les voor.
De volgende ochtend gaat Tommie extra vroeg naar zijn nieuwe stage. De hoofdingang is open, maar de deur naar zijn afdeling is dicht. Pasje nodig. Dat heeft hij nog niet. Er brandt licht, maar er zit geen receptionist in het hokje naast de afdelingsdeur. Het schuifraampje staat open. Tommie klimt naar binnen, vindt na enig zoeken een collega om zijn klaslokaal te openen en bereidt zich voor op de eerste les.
‘Toen de studenten kwamen, heb ik ze bij de deur begroet, zoals me is geleerd. Daarna heb ik mijn les gegeven. Dat ging eigenlijk best goed.’ Na de les gaat Tommie naar de docentenkamer om kennis te maken met zijn collega’s. ‘Toen ik mijn begeleider vertelde wat er was gebeurd, zei hij iets van “ja, het is hier wel vaker een beetje chaos, maar je hebt het goed opgelost”.’ Verder heeft Tommie er geen woorden meer aan vuilgemaakt. Hij is vooral trots op zijn oplossing van dit probleem.
Tommie loopt een jaar lang twee dagen in de week stage op het roc. Hij staat alleen, zelfstandig, zonder begeleider voor de klas. ‘Mijn begeleider heeft in dat jaar twee of drie lesbezoeken gedaan. Af en toe liep hij ook wel even binnen, om te kijken hoe het ging.’ Wekelijks of maandelijks, dat weet Tommie niet precies meer.
Voor iemand die nog niet alleen voor de klas mag staan, is dat sowieso niet veel. Maar zo ziet Tommie het zelf niet. Dat er maar een paar officiële lesbezoeken zijn geweest, doet niets af aan de kwaliteit van de begeleiding, zegt Tommie. ‘Ik kon het aan om alleen voor de klas te staan. En de begeleiding was goed, maar was er vooral buiten de lessen om.’
Tommie vindt dat hij het nog heeft getroffen met zijn stageplek. Waarom? ‘Het voelt helemaal niet als abnormaal om alleen voor de klas te staan. Veel studenten doen het en ik had het tijdens mijn tweede stage ook al gedaan. Ik had ook als werknemer voor de klas kunnen eindigen. Volgens mij hebben de medestudenten die in plaats van een stage een baan krijgen het veel zwaarder. Ze moeten toetsen nakijken of krijgen andere grote verantwoordelijkheden. Volgens mij heb ik geluk gehad.’
Het probleem: stageplek wordt werkplek
Tommie heeft gelijk dat studenten van de lerarenopleidingen wel vaker alleen voor de klas staan. In het derde jaar van de studie, maar ook al eerder. Sommige deeltijdstudenten (zij-instromers) staan zelfs al voor de klas voordat ze aan hun studie beginnen.
Docenten van de lerarenopleidingen van de Hogeschool Rotterdam die het verhaal van Tommie horen, noemen het een extreem voorbeeld. Maar het gebrek aan begeleiding, zeggen deze docenten, is exemplarisch voor de begeleiding die veel studenten krijgen.
‘Als studenten hun bevoegdheid niet halen, kan een directeur ze makkelijk ontslaan. Dan hebben ze dus geen baan en geen diploma.’
Ze wijzen er ook op dat inderdaad steeds meer studenten als werknemer voor de klas staan. Deze studenten krijgen een salaris en eigen verantwoordelijkheid. De gewerkte uren kunnen ze opvoeren als stage. ‘Je ziet al bij tweedejaarsstudenten dat ze door de directeur gevraagd worden om zelfstandig te komen werken als docent. Dat vind ik een schrikbarende ontwikkeling’, zegt Pieter Goudappel, coördinator van de vakgroep aardrijkskunde. Ook docent Nederlands Bart Bijl ziet dat stagiairs steeds vaker tegelijkertijd werknemer zijn. ‘Maar je moet je realiseren dat ze stagiair zijn, omdat ze niet bevoegd zijn’, zegt Bijl, ‘dus ze kunnen helemaal niet als gewone docenten voor de klas worden gezet.’
In theorie kan dat inderdaad niet. En van de wet mag het ook niet. Pas als studenten aan het einde van hun derde jaar de leraar-in-opleidingstatus (lio) hebben behaald, mogen ze zelfstandig voor de klas staan.
In de praktijk gelden die regels allang niet meer, mede dankzij een handvol uitzonderingen op de wet. Dat is ‘om het lerarentekort op te vangen’, schrijft het ministerie van Onderwijs. Zo mag een schooldirecteur bijvoorbeeld ‘zij-instromers met een hbo- of wo-diploma’ voor de klas zetten. Die moeten dan binnen twee jaar hun diploma halen. De zij-instromers die al voor de klas staan vóór ze aan hun vierjarige studie beginnen, gaan die deadline sowieso niet halen.
Een andere uitzondering geldt voor ‘onbevoegde leraren die inspringen’, voor maximaal een jaar. Met deze uitzondering mogen ook studenten die net van de havo komen voor de klas worden gezet. Studenten vinden dat zelf vaak prima. En dat is op zich begrijpelijk, want als ze hun stage omzetten in een baan, krijgen ze er nog voor betaald ook. Win-win?
Zo simpel is het niet. Want er verandert daadwerkelijk iets als je van je stage je werk maakt. En hoe dieper je in die verandering wroet, hoe groter de gevolgen. Het begint met iets vaags als ‘verantwoordelijkheid’ en het eindigt met studievertraging.
Overspannen verantwoordelijkheid
Een voor de hand liggend gevolg van de transformatie van stagiairs naar werknemers is dat studenten de verantwoordelijkheid krijgen voor een klas. ‘Dat is op zich superleerzaam’, zegt student Nederlands Timo Huisman die eerst stagiair was en nu werknemer, ‘want je bent verantwoordelijk voor het hele proces en je ziet hoe een baan in het onderwijs écht is. Maar je verliest ook de vrijheid om te experimenteren, fouten te maken.’
Timo Huisman is een van de tientallen studenten die we voor dit artikel interviewden over de combinatie stage en werk op de lerarenopleidingen. Daarnaast deelden we een mini-enquête uit onder studenten, mailden vragenlijsten en belden met studenten om te horen hoe de stage steeds vaker in werk verandert.
Studenten die voor de klas staan en werknemer zijn, hebben helemaal geen zin meer in al die opdrachten voor de opleiding.
Als stagiair kun je nog zeggen: Ik richt me in deze stage vooral op de didactiek van de Middelhoogduitse literatuur, maar als werknemer doe je gewoon alles. Ook nakijken, vergaderen en overleggen. Het komt zelfs voor dat student-werknemers tot mentor gebombardeerd worden. Dan krijgen ze ook de bijbehorende oudergesprekken op hun bord. En het nachtelijke piekeren over de probleemgevallen.
Kortom: de verantwoordelijkheid van werknemen kost door de bank genomen meer tijd en is waarschijnlijk mentaal zwaarder dan stage lopen.
Prioriteit bij het werk, niet bij de studie
Het probleem van studenten met een baan in het onderwijs is ook het stellen van prioriteiten. ‘De kinderen gaan altijd voor’, hoor je vrijwel iedereen binnen de lerarenopleidingen declameren. Het is een direct gevolg van het nemen van verantwoordelijkheid. Ook Cindy Snijders, vijfdejaars geschiedenis, begon met een kleine baan op een middelbare school. Toen werd een collega ziek en vroeg de locatiemanager haar extra les te geven. En als die dat vraagt, doe je dat, zegt Snijders.
Studenten die voor de klas staan en werknemer zijn, met een salaris en eigen verantwoordelijkheid, hebben helemaal geen zin meer in al die opdrachten die ze nog voor de opleiding moeten maken. Ook Tommie wil zijn studie zo snel mogelijk afronden. ‘Ik sta zelfstandig voor de klas en ik hoor overal dat ik het goed doe. Die studie moet nu echt zo snel mogelijk klaar zijn.’
De opdrachten van de opleiding sluiten bovendien niet altijd aan op de praktijk, waardoor het veel tijd kost om ze in te passen, legt een deeltijdstudent Engels uit die anoniem wil blijven.
Nergens meer langstudeerders dan bij IvL
Het gevolg van deze verschuiving van prioriteiten, zeggen zowel studenten als docenten, is studievertraging. Inderdaad lopen nergens méér langstudeerders rond op de hogeschool dan bij de lerarenopleidingen (in dit artikel is de pabo niet meegerekend). Van deze lerarenopleidingen is 21,8 procent van de studenten al meer dan vijf jaar aan het studeren: ruim één op de vijf is langstudeerder. Bij alle andere HR-opleidingen samen ligt dat percentage op 13,7.
Een medewerker van IvL die het aantal in kaart bracht, weet dat er tussen de 950 en 1.000 langstudeerders bij de lerarenopleidingen ingeschreven staan.
Zijn deze langstudeerders allemaal aan het werk? Dat heeft nog niemand goed onderzocht. Het kenniscentrum talentontwikkeling heeft recent wel een groepje langstudeerders ondervraagd over de redenen van hun studievertraging. Uit de 23 interviews concludeert onderzoeker Mariska Okkinga dat onderwijsbanen een ‘belangrijke reden’ zijn. ‘Als studenten eenmaal een baan in het onderwijs hebben, heeft die prioriteit boven de studie.’
Scholen houden zich niet aan afspraken
Het vervelende is dat het langstuderen een zichzelf versterkend proces is. Hoe minder vaak studenten op school komen, hoe zwakker de band met de opleiding, hoe minder ze komen. Dat zegt directeur van de lerarenopleidingen Els de Bock, die behoorlijk met de langstudeerders in haar maag zit.
Om de studievertraging te bestrijden maakt De Bock afspraken met een selecte groep stagescholen. Deze scholen beloven om eerstejaars en tweedejaars geen aanstelling te geven. Derdejaars mogen volgens deze afspraken naast hun stage maximaal 0,3 fte werken en vierdejaars 0,4 fte. ‘Om te voorkomen dat we nog meer langstudeerders krijgen’, zegt De Bock. Scholen houden zich lang niet altijd aan die afspraken. De Bock belt ze op als ze erachter komt. ‘Dat gebeurt ongeveer maandelijks’, zegt ze.
Rob Fens, rector van de Wolfert van Borselen Scholengroep en een van die samenwerkingspartners van de hogeschool, krijgt af en toe zo’n telefoontje van De Bock. Fens: ‘Hier en daar maken directeuren inderdaad uitzonderingen op de regel, maar als ik daar achter kom, draai ik het terug.’
Het lerarentekort zorgt ervoor, zegt Fens, dat veel directeuren vooral bezig zijn met het vullen van gaten in de roosters. ‘Schooldirecteuren hebben daardoor onvoldoende oog voor de belangen van studenten’, zegt hij. ‘Als studenten hun bevoegdheid niet halen, kan een directeur ze gemakkelijk ontslaan. Dan hebben ze dus geen baan en geen diploma.’
Dit is geen hypothetisch scenario. Verhalen over studenten die dit zou zijn overkomen, doen de ronde op de lerarenopleidingen. Vijfdejaars geschiedenis Cindy Snijders vertelt dat ook haar hoofd op het hakblok ligt vanwege de ontbrekende lesbevoegdheid. ‘Als ik dit jaar mijn diploma niet haal, ben ik mijn baan kwijt. Dat heeft mijn directeur al vanaf het begin gezegd, ik wist het, maar het geeft wel stress.’
Haperende begeleiding
De verschillende inventarisaties lijken erop te wijzen dat stagiairs die tevens een vacature vervullen minder begeleiding krijgen. ‘Studenten krijgen die baan om een tekort op te vullen. Er is dus waarschijnlijk geen tijd om een collega vrij te roosteren die permanent bij die studenten in de les kan zitten’, constateert HR-docent Bart Bijl.
De regel vanuit de hogeschool is dat studenten tot en met hun derde jaar (het LIO-assessment) nooit alleen voor de klas staan. Maar dat in de drukte en chaos van het onderwijs de begeleiding erbij inschiet, snappen veel studenten wel. Tommie neemt het niemand kwalijk dat hij voor de leeuwen is gegooid. ‘Ik had mijn collega’s zelf ook om lesbezoeken kunnen vragen, maar door de hoge werkdruk ben je minder geneigd dat te doen. In die zin ben ik zelf ook schuldig aan de situatie.’
‘Ik zie soms op stagebezoeken dat studenten basale dingen fout doen. En dan zie ik dat ze dus amper begeleiding hebben gehad.’
Veel studenten die niet alleen voor de klas mogen staan, zeggen dat ze er geen enkel probleem mee hebben. Studenten voelen zich bovendien serieuzer genomen als er niet de hele tijd een ervaren docent achter in de klas zit, vertellen ze. Uitsluitend als ze er alleen voor staan, leren ze ook zelf orde houden. ‘Dat is een legitieme reden’, zegt HR-docent aardrijkskunde Tom Wils. ‘Maar het voelt natuurlijk ook een stuk veiliger als er geen kritische coach achter in de klas zit die de hele tijd feedback geeft.’
Het tekort aan begeleiding baart hem zorgen. ‘Ik zie soms op stagebezoeken dat studenten echt heel basale dingen fout doen. Het ontvangen van leerlingen, het geven van instructie. En dan zie ik dat ze dus amper begeleiding hebben gehad in de klas.’
Rector Rob Fens bezweert dat studenten bij hem de begeleiding krijgen die ze verdienen. Zestig uur per jaar, verdeeld over lesbezoeken en gesprekken. Bovendien staan eerstejaars en tweedejaars nooit alleen voor de klas. ‘Alleen derdejaars, bij hoge uitzondering, en vierdejaars, die tegen hun afstuderen aan zitten.’ Die zestig uur, benadrukt Fens nog eens, komt dus boven op de tijd die studenten samen met een bevoegde docent in de klas doorbrengen.
Van de studenten die we spreken staan de ‘normale’ stagiairs vaak nog wel onder permanent toezicht voor de klas. Voor studenten met een aanstelling geldt dat niet. Daar is het antwoord op een vraag over begeleiding in de les vaker ‘nooit’ of ‘zelden’. Of ze de lerarenopleiding economie, geschiedenis, Engels of natuurkunde volgen, maakt daarbij niet uit.
Docent Bart Bijl deed een inventarisatie onder zijn studenten Nederlands en hem viel vooral het gebrek aan begeleiding van deeltijders op. De meeste staan zelfstandig voor de klas en krijgen maximaal een uur per week – meestal minder en regelmatig ook geen – begeleiding.
‘Dat is slecht, maar ik heb er geen oplossing voor’, constateert Bijl. ‘Het vervelende is dat iemand die zichzelf fouten aanleert moeilijk te corrigeren is. Je leert deze fouten niet zomaar weer af.’ Schooldirecties denken te makkelijk over het inzetten van studenten voor de klas, denkt Bijl. ‘Hun idee is: als er maar iemand staat. Maar dan kunnen ze net zo goed de buschauffeur neerzetten.’
Ontwikkeling onder druk
Het conflict tussen het lerarentekort en de opleiding van studenten is van praktische aard. Principieel maakt het natuurlijk niets uit of de plek waar je kennismaakt met de echte wereld een ‘stage’ heet of een ‘baan’. De uiteindelijke vraag die een stageschool en/of werkgever moet beantwoorden is: Hoe maak ik van deze student een betere leraar? Door te weinig begeleiding, vanuit de stageschool en vanuit de opleiding, komt de ontwikkeling van studenten al snel onder druk te staan.
Tommie vindt zelf niet dat hij te weinig of slecht begeleid is. Alleen was er niemand bij hem in de klas. Toch is hij op zijn stage een betere docent geworden, denkt hij. Waarom precies? Vanwege de tips en feedback misschien? ‘Nee, dat is het niet’, zegt Tommie na enig nadenken. ‘Ze hebben me de vrijheid gegeven om te experimenteren. Ik heb er veel van geleerd om zo pontificaal voor de klas gezet te worden.’
Tekst: Olmo Linthorst
Onderzoek: Olmo Linthorst & Lana van der Meer
Illustraties: Katja Hermann
Nog geen lio, al 2 jaar betaald in dienst voor de klas op de school waar ik ook 2 jaar ervoor stage heb gelopen. Ook toen zero begeleiding gehad in de klas. Wel buiten de klas. Dus ik herken dit zeker en ik weet ook niet beter..
Er is dus in de 20+ jaar HELEMAAL NIETS veranderd. Heel vaak moet je het alleen doen, en als je dat lukt, prima, en als je dat niet lukt, dan jammer maar je moet jezelf maar redden, zelf aanpassen, zelf reflecteren, wat op zicht niet slecht is maar dan is het misschien niet de feedback die je nodig hebt. Veel scholen hebben simpelweg geen tijd (en zelfs vaak geen zin) om hun eigen studenten te bezoeken, en/of het is geen prioriteit. Er is vaak onvoldoende budget voor, dus weinig begeleiders, dus weinig bezoek. Als je het zelf kan oplossen, geloof mij, los het dan maar zelf op, schrijf een goede rapport over (de templates heb je al vaak gekregen), en zorg dat je slaagt. Het probleem alleen, als bij iedereen toch alles goed gaat, is dat de scholen dan doorgaan op deze manier … want het gaat toch allemaal prima? Dan vragen ze zich af waarom maar heel weinig mensen docent of leraar willen worden. Een negatieve spiraal, dus.
Tja wat wil je, er zijn geen stageplekken beschikbaar maar wel betaalde banen. Hoe kan de hogeschool het dan raar vinden dat zoveel studenten al werkzaam zijn als docent?
De aanleiding dat ik om een gesprek met dhr. Linthorst vroeg, was deze: tot januari 2019 mochten deeltijders niet (of de capaciteit ontbrak) stagelopen op alle opleidingsscholen waar de hogeschool Rotterdam mee samenwerkte (Boor- LMC- Melanchthon). Ook mochten deeltijders daar niet als stagiair geplaatst worden. Ik vond dat oneerlijk. Want wat er voor ons restte waren de afgekloven botjes of je moest in een betaalde aanstelling gaan zitten, waarin je maar moest hopen op begeleiding. Je giechel kon je in al die scholen ook niet laten zien, wat je de kans ontnam via de stage een passende baan te vinden. Inmiddels draaien deeltijders naar het schijnt wel mee in het opleiden in de school, maar dat was in mijn tijd niet mogelijk. De hogeschool loste dit op, maar voor studenten uit die tijd is geen oplossing. Zonde! Er stromen zoveel mensen uit.
Bij Hogeschool Inholland worden geen stageplaatsen meer voor de studenten gezocht, of bijgehouden. Dat moeten ze zelf maar regelen.
Ik heb in 2015 als * tweede jaar student * een stage contract gehad bij een school voor speciaal onderwijs waarbij ik als volwaardig docent moest functioneren.
De afgesproken bevoegd begeleider ( na twee weken zou die er zijn) is er nooit gekomen. Ook was er geen stage begeleiding. Inholland keurde de “stage” achteraf af, waardoor ik met lege handen stond. ik heb tot aan de hoge raad gevochten om een vergoeding of iets van salaris te krijgen. Echter door een maas in de wet is het nog steeds mogelijk dat je volwaardig werkt op een stage contract en dan niets betaald krijgt. Over mijn rug werd het gat gevuld. De zaak heb ik helaas verloren.
Zo raar zit Nederland dus in elkaar…