Ga direct naar inhoud
Profielen | Profielen translated
22 november 2024

Zwart logo Profielen

Onafhankelijk nieuws van de Hogeschool Rotterdam

Nominaal=normaal ingevoerd op instituut HR

Gepubliceerd: 7 September 2015 • Leestijd: 9 minuten en 14 seconden • Longread Dit artikel is meer dan een jaar oud.

Vanaf deze week is nominaal normaal op een instituut van de HR. Grondlegger Henk Schmidt legt uit hoe en waarom het werkt. En hoe hij het ingevoerd kreeg op de EUR. Zo hielp de dreiging van een langstudeerboete hem een handje.

Illustratie Toetsen

Dat nu ook de Hogeschool Rotterdam eraan gaat, is best wel toevallig. Maar dat is het niet alleen. Er is ook die fascinerende logica achter ‘nominaal is normaal’, die er als een soort virus voor lijkt te zorgen dat steeds meer opleidingen N=N invoeren.

Deze week beginnen de studenten van het instituut voor Commercieel Management (COM) aan een voor de HR uniek experiment. Alle eerstejaarsstudenten van dit instituut moeten hun propedeuse in één jaar halen. Zo niet, dan krijgen ze een bindend negatief studieadvies en moeten ze de opleiding verlaten. Het bsa is, met andere woorden, verhoogd naar zestig punten, gelijk aan de nominale waarde van de propedeuse.

Bij COM is het bsa verhoogd naar 60 punten.

De regel is gekopieerd van de Erasmus Universiteit. Daar heeft ‘nominaal is normaal’ zich de afgelopen jaren steeds verder over de campus verspreid, van eerst één opleiding naar een hele faculteit en daarna naar bijna de hele uni.

De besmettingshaard ligt in het brein van Henk Schmidt, eerst decaan en later rector magnificus van de EUR. Hij kan als de beste uitleggen wat de interne logica is van ‘nominaal is normaal’. Maar hij is ook de eerste om toe te geven dat veel toeval en een beetje mazzel zijn carrière én N=N een handje hebben geholpen.

DE MAZZEL VAN HENK SCHMIDT (67) is in feite dat hij aan het begin van zijn carrière op een gloednieuwe Limburgse universiteit kwam te werken met een succesvol onderwijsmodel, waarvan het succes in de jaren daarna ook nog eens uitgebreid wetenschappelijk werd onderbouwd.

In de jaren tachtig en negentig verscheen veel onderzoek naar rendement, de motivatie van studenten, naar uitstelgedrag, naar de invloed van compenseren op de kennis van studenten en naar de best mogelijke organisatie van het curriculum. Veel van die inzichten strookten met de werkwijze van de destijds gloednieuwe Universiteit van Limburg (nu Maastricht University), waar Schmidt bij de vakgroep onderwijsontwikkeling en -onderzoek kwam te werken.

Eén van de belangrijke innovaties van het Maastrichtse model (door onderwijsvernieuwer Wijnand Wijnen gekopieerd van de Canadese McMaster universiteit), was het probleemgestuurd onderwijs. Door zelf aan een casus te werken doen studenten niet alleen de benodigde kennis op, maar leren ze die ook te vinden, te analyseren en op waarde te schatten. Schmidt ging onderzoek doen naar deze onderwijsvorm en introduceerde de term in het Nederlands.

Het onderwijsmodel is uitgebreid wetenschappelijk onderbouwd.

Het Canadees/Maastrichtse model leverde een goed rendement op. Veel hoger dan bij andere universiteiten. Zo haalden veel geneeskundestudenten uit Maastricht hun studie in de zes jaar die ervoor stond, een jaar of meer sneller dan op de andere Nederlandse medische faculteiten.

Velen zagen het probleemgestuurd onderwijs als oorzaak van het goede rendement. Maar hoe het precies werkte snapten Schmidt en zijn collega’s niet echt. ‘We dachten, enigszins naïef, dat studenten meer gemotiveerd waren omdat ze in kleine groepen werkten. En dat ze daardoor meer aan zelfstudie deden’, zegt Schmidt achteraf.

PROBLEEMGESTUURD ONDERWIJS is een belangrijk onderdeel van ‘nominaal is normaal’. De twee horen bij elkaar, ook al kun je ze prima los van elkaar zien. Het type onderwijs dat studenten krijgen staat immers los van de bsa-lat waar ze overheen moeten springen. Je kunt deze lat omhoog schuiven zonder iets aan je onderwijs te veranderen.

Dat is dan ook precies wat op de HR gebeurde, toen de norm in de jaren negentig werd opgehoogd van 30 naar 37 studiepunten. Studenten gingen simpelweg hoger springen, zo zei de voorlaatste secretaris van het college van bestuur destijds in Profielen. Toch is het helemaal niet zo gek om de norm en de vorm van het onderwijs als een koppel te beschouwen. Moet je niet ook harder trainen als je de lat omhoog legt?

Zwaarder trainen
Het probleemgestuurd onderwijs zou die zwaardere training kunnen zijn. Niet door studenten bij het handje te nemen en alles voor te kauwen. Integendeel, studenten moeten juist meer zelf doen. Zelfstudie staat centraal. Gevraagd naar de wetenschappelijke onderbouwing van ‘nominaal is normaal’ noemt Schmidt een aantal publicaties die juist dit probleem van zelfstudie voor ogen hebben.

Zo is er om te beginnen het inmiddels klassieke onderzoek van Van der Drift en Vos, die vaststellen dat studenten een paar weken voor een toets pas echt serieus beginnen met studeren – en dan vooral voor de eerste toets (als er een tweede toets van een ander vak achteraan komt, wordt die vaak ‘weggeconcurreerd’ door de eerste). Tijdens de voorafgaande lesweken is de inspanning minimaal. Dat zorgt ervoor dat studenten in een curriculum met een theoretische studielast van 1700 uur in de praktijk maar 1300 aan hun studie besteden, zien Van der Drift en Vos.

In een (klassiek) curriculum van 1700 uur besteden studenten in de praktijk maar 1300 aan hun studie.

Deze vondst leidt naar onderzoek over de invloed van het inplannen van zelfstudie, in plaats van extra colleges of meer contacttijd. Niet alleen leidt zelfstudie tot betere resultaten, uit onderzoek van Schmidt blijkt ook dat studenten slechter presteren als ze meer hoorcolleges aangeboden krijgen. ‘Meer leren door minder les te krijgen’, zo noemde Schmidt een publicatie hierover (in het Engels).

Zelfstudie leidt tot betere resultaten.

Probleemgestuurd onderwijs zet studenten bovendien aan tot meer zelfstudie door gebruik te maken van groepsdruk. Schmidt: ‘Als je studenten de stof laat bespreken in kleine werkgroepen van niet meer dan tien studenten, zijn ze meer gemotiveerd om de stof van tevoren te bestuderen. Dat effect zie je niet in massale hoorcolleges, omdat studenten zich daar eenvoudig aan deelname kunnen onttrekken.’

Strenge regels helpen ook. Schmidt is goed bekend met het werk (en de persoon) van Janke Cohen-Schotanus (die we in de laatste uitgave interviewden over het afschaffen van herkansingen en het invoeren van compensatie). Cohen vond in de jaren negentig dat compenseren niet alleen een effectieve manier is om het rendement te verhogen, het doet ook niets af aan de kennis van studenten. Studenten worden er niet dommer van.

Herkansingen leiden tot uitstelgedrag, zag Cohen, dus moet je ze afschaffen of in ieder geval zo min mogelijk aanbieden (en dan liefst ergens in de zomervakantie). Maar als je herkansingen afschaft zou de schoolcarrière van een student direct afgelopen zijn met iedere onvoldoende die hij of zij haalt. Daarom zijn compensatieregels noodzakelijk, benadrukt Schmidt.

Drie basisingrediënten
De drie basisingrediënten voor nominaal is normaal zijn wat Schmidt betreft daarom: 1. een actieve werkvorm (die zelfstudie bevordert, zoals probleemgestuurd onderwijs); 2. een strenge examenregeling (met een maximale bsa-norm, geen herkansingen en dus compensatie); en 3. een seriële organisatie van toetsen (en vakken), om onderlinge concurrentie te vermijden.

Het verhogen van de bsa-norm is dus in feite maar een klein onderdeel van nominaal is normaal. Tijdens het eerste interview over de oorsprong van N=N vergeet Schmidt het bsa zelfs te noemen. Moeten we daaruit concluderen dat het bsa slechts een onbelangrijk detail is? Nee, maar blij is Schmidt er ook niet per se mee, zegt hij later aan de telefoon. ‘Het bsa is in mijn ogen een niet zo geslaagde poging om studenten op te zwepen. We hebben het op zestig punten gezet, om studenten een alles-of-niets gevoel te geven.’

Het verhogen van de bsa-norm is een klein onderdeel van nominaal is normaal.

Maar stel dat je de herkansingen afschaft (en compensatie invoert)? Of dat je de herkansingen alleen in het eerste jaar organiseert? Dan kun je je propedeuse ook alleen maar in het eerste jaar halen. Wat moet je dan nog met een maximaal bsa? Schmidt denkt heel even na. ‘Daar had ik nog niet zo over nagedacht, maar in wezen doet het er dan inderdaad niet meer toe. Je zou het bsa misschien ook wel gewoon bij het grofvuil kunnen zetten.’

Je zou het bsa misschien ook wel gewoon bij het grofvuil kunnen zetten.

(Onderwijsinstellingen zijn niet verplicht een bindend studieadvies te hanteren, legt een jurist van de hogeschool uit. We zouden het bindende advies (en de bijbehorende papierwinkel) daarom gemakkelijk kunnen inwisselen voor een niet-bindend studieadvies. Zeker als je compensatieregels invoert en de herkansingen afschaft of ze alleen in het propedeusejaar inplant. Er is één ‘maar’. Als je van het ‘bsa’ een ‘n-bsa’ maakt, kunnen studenten die het eerste jaar niet halen het jaar erop weer een poging doen. Nu is dat met een bsa op zak nog onmogelijk.)

Als je van het ‘bsa’ een ‘n-bsa’ maakt, kunnen studenten die het eerste jaar niet halen het jaar erop weer een poging doen. Nu is dat met een bsa op zak nog onmogelijk.

EENMAAL IN ROTTERDAM diende al dit onderzoek nog een tweede doel: overtuigen. ‘Alle onderzoekers vonden flinke effecten. Daarmee maak je indruk’, zegt Schmidt nu.

In 2009 werd Schmidt rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Dat was het moment waarop hij zijn plannen voor een nominale propedeuse lanceerde. Een redelijk radicaal plan dat nog niet eerder in Nederland was uitgeprobeerd. Het hielp wel dat de interne logica van nominaal is normaal (meer zelfstudie door strengere regels, activerend onderwijs en conflictvrije roosters) aansloot bij de logica van de buitenwereld.

Hulp van de langstudeerboete
Zo kreeg Schmidt onder andere de langstudeerboete als argument in de schoot geworpen. ‘Ik was als rector magnificus net bezig met nadenken over mijn invloed in mijn nieuwe positie, toen staatssecretaris Halbe Zijlstra de langstudeerboete aankondigde.’ Zijlstra wilde studenten motiveren hun studie binnen de nominale duur (of met een beperkte uitloop) af te ronden. Anders zou hun collegegeld met duizenden euro’s stijgen. ‘Door de discussie die hierop volgde, zagen mensen in hoe slecht het rendement in het hoger onderwijs eigenlijk was. De langstudeerboete was voor mij een kans om het idee van nominaal is normaal te verkopen’, aldus Schmidt.

De langstudeerboete, en vandaag de dag het leenstelsel, passen in de bredere trend van meer mensen hoger willen opleiden voor minder geld. Deze massalisering van het hoger onderwijs is vooral mogelijk dankzij voortschrijdende efficiëntie. (Een gevatte eerste lezer merkt hier op: ‘en door een voortschrijdende verlaging van het niveau’. Maar dit hoeft niet per se zo te zijn. Wetenschappelijke innovaties kunnen ervoor zorgen dat we meer bereiken met minder middelen.)

Propedeuserendement flink omhoog
Wat ook indrukwekkend moet zijn geweest, zijn de resultaten van de eerste faculteit die met nominaal is normaal experimenteerde. Na invoering van N=N zijn studenten psychologie, bestuurskunde en sociologie meer tijd aan zelfstudie gaan besteden, blijkt uit onderzoek van RISBO, dat de invoering van N=N onderzocht.

Ook het propedeuserendement steeg hard na invoering van N=N. Opvallend is vooral dat het aantal N=N-studenten dat in één jaar de propedeuse haalt bij alle opleidingen hoger is dan daarvoor gangbaar was in twee jaar. Bestuurskunde kende bijvoorbeeld eerst een propedeuserendement van 54 procent na twee jaar; na N=N steeg dat naar 60 procent in één jaar. Voor sociologie en psychologie gelden vergelijkbare cijfers. Deze cijfers waren in ieder geval duidelijk genoeg om ervoor te zorgen dat in 2012 vrijwel de hele universiteit N=N invoerde.

Terwijl Schmidt met N=N bezig was, kwam een directeur van de Hogeschool Rotterdam ‘bij hem in de keuken kijken’, zoals hij dat zelf noemt. Fred Feuerstake, destijds directeur van de pabo van de HR, was bezig om samen met de EUR de academische pabo op te zetten, een samenwerking tussen de nieuwe master pedagogiek en de pabo van de HR. De opleiding pedagogiek was toen net nieuw en volledig ingericht volgens de inzichten van Henk Schmidt. Feuerstake deed op de EUR inspiratie op.

Feuerstake deed op de EUR inspiratie op.

‘Wat Henk Schmidt bij psychologie heeft gedaan zit echt fantastisch in elkaar. Wat me vooral is bijgebleven is de manier waarop studenten op verschillende manieren steeds aan het werk gehouden werden’, zegt Feuerstake nu over zijn werkbezoeken in 2010 en 2011. ‘Dat gebeurt door hoorcolleges en werkcolleges te verbinden, door de theorie aan concrete problemen te koppelen, door studenten zelf over de stof te laten discussiëren… Daar is echt heel goed over nagedacht.’

Individuen maken het verschil
Feuerstake hield het onderwijsconcept van Schmidt in zijn achterhoofd tot hij in 2013 directeur werd van het Instituut voor Commercieel Management (COM). Feuerstake liet zijn docenten kennismaken met het concept van Schmidt. Onder andere via een werkgroep die bijeen kwam om na te denken over een nieuw didactisch concept voor COM – inclusief een ‘ambitieuze bsa-norm’, aldus Feuerstake, die voor deze sessies ook Ivo Arnold en Gerard Baars naar COM haalde. (Arnold is hoogleraar onderwijs en economie op de EUR en bekend pleitbezorger van nominaal is normaal; Baars is directeur van het eerdergenoemde onderzoeksinstituut RISBO.) Later nodigde Feuerstake ook Henk Schmidt uit voor een lezing over N=N voor alle docenten en medewerkers van COM.

Net voor de afgelopen zomervakantie lukte het Feuerstake om goedkeuring te krijgen voor een experiment met een maximaal bsa. Daarmee zorgt Feuerstake er jaren na zijn werkbezoeken bij Schmidt voor dat nominaal studeren ook op de HR iets gebruikelijker wordt. Daaraan zie je, zegt Henk Schmidt over COM, ‘dat individuen het verschil kunnen maken’.

Als je op het verhaal van nominaal is normaal inzoomt, spelen personen en toevalligheden inderdaad een belangrijke rol. Maar je ziet ook hoe belangrijk argumenten als rendement en efficiëntie zijn geworden in het hoger onderwijs. Zou zonder Schmidt en Feuerstake nominaal studeren ooit normaal zijn geworden op de Rotterdamse universiteit en hogeschool? Of moeten we de tegenovergestelde vraag stellen. Hoe lang zou het duren voordat nominaal in heel Nederland normaal is?

Argumenten als rendement en efficiëntie zijn belangrijk geworden in het hoger onderwijs.

Deze combinatie van toeval en logica doet denken aan de bekende metafoor uit de chaostheorie: de vlinderslag aan de ene kant van de wereld veroorzaakt een orkaan aan de andere kant. Maar je moet niet vergeten dat een vlinder slechts kan vliegen als de wind al waait.

Tekst: Olmo Linthorst
Illustratie: Oana Clitan

Recente artikelen

Recente reacties

Reacties

Laat een reactie achter

5 Responses to Nominaal=normaal ingevoerd op instituut HR

  1. Heel slecht initiatief. Ik spreek nu over mijn eigen situatie, maar ik ben destijds met mijn propedeuse 2 maal op hetzelfde vak de boot ingegaan. De rest van mijn studie bijna geen vertraging op gelopen. Als dit initiatief bij mij al actief had geweest, had ik het eerste jaar dus niet gehaald op 1 vak.

    Nominaal=normaal wordt gepresenteerd als DE oplossing voor uitvallende student, maar dit is het naar mijn idee niet. Als student van een normaal gezin wordt je verwacht een studie uit eigen zak te bekostigen. De studiefinanciering die je ontvangt is een lening en dient terug betaald te worden. De meeste studenten zullen moeten werken naast de studie om dezelfde studie te kunnen bekostigen. Inclusief boeken, reizen en collegegeld gaat dit al snel naar 3200 euro in een jaar. De gemiddelde eerstejaars student verdient tussen de 8 en de 10 euro per uur. 3200/8= 400 uur in het jaar. De opties die de studenten nu worden geboden is ofwel 3200 X 4= 12800 euro schuld hebben ofwel 400 uur in het jaar werken om enkel de studie te kunnen betalen. Let wel ik praat nog niet over kosten zoals eten, kleren en onderdak laat staan de vrijetijdsbesteding van een student.

    Elke student zal bovenstaande rekensom maken aan het begin van zijn studie. Als de student eenmaal begonnen is met zijn studie zullen vervolgens verschillende activiteiten aangeboden worden waaraan een student mee zou kunnen doen. Denk hierbij aan een internationaal semester of een businessweek. Deze activiteiten brengen ook allen weer extra kosten met zich mee.

    Nu heb ik het geluk bezig te zijn met het afstuderen en net een baan gevonden te hebben. Tijdens de sollicitatiegesprekken kon ik praten over deze extra activiteiten die ik heb kunnen doen naast mijn studie. Door een werkgever wordt dit toch al snel als een plus gezien. Met het invoeren van Nominaal=normaal worden dergelijke specialisaties van de student ontraden. Het gevolg zal een massa aan studenten zijn die geen extra kennis hebben kunnen vergaren naast dat wat op het papiertje staan. Ik ben blij dat ik niet 4 jaar jonger ben. Als ik nu de keuze zou moeten maken om te studeren of niet, weet ik niet wat ik had gedaan.

    […]

  2. @ Waarheid is Hard:
    Bedankt voor je inhoudelijke reactie (de laatste zin hebben we verwijderd, persoonlijke aanvallen zijn niet nodig en toegestaan, zie spelregels).

    Twee dingen:
    – Je had in N=N je struikelvak kunnen compenseren en je propedeuse in één jaar gehaald.
    – Welk probleem reken je precies voor?

    Als je uitgaat van 250 werkdagen per jaar van acht uur (is 2000 uur), dan heb je genoeg tijd om 400 uur te werken en 1600 uur te studeren. Je hebt dan dus nog ruimte over voor een weekend- of vakantiebaan of voor extra studie-activiteiten — of voor een welverdiende vakantie. Of mis ik iets? (Olmo Linthorst)

  3. In het stuk wordt gepraat over 1700 studie-uren. De 400 uur die ik noem zijn enkel benodigd om de studiekosten te betalen. Ik praat dus nog niet over de kosten van extra studieactiviteiten, hobbies, uitgaan, telefoon en al helemaal niet over een vakantie. Je bent dus al 2100 uur bezig met studeren en alle directe kosten voor het studeren. Daarnaast moet je nog extra verdienen om de andere lasten te betalen.

  4. @ Waarheid is Hard:
    Je zegt het niet expliciet, maar ik neem aan dat je bedoelt dat een jaar te weinig uren telt om al die activiteiten te kunnen combineren? Is dat het probleem dat je voorrekende?
    Vind je dat een studie geen fulltime beslag op studenten mag leggen? (OL)

  5. Wat ik bedoel te zeggen is dat een student door een BSA van 60 studiepunten en geen basisbeurs maar enkel een lening sterk ontmoedigd wordt om verdere nevenactiviteiten te ondernemen. Ik ben bang dat een BSA dan gaat leiden tot een hoger percentage eenheidsworst.

    Ter vergelijking, in Amerika betalen studenten nog meer om te studeren en kunnen veel afgestudeerde geen baan krijgen. Steeds meer jongeren daar kiezen er voor om maar niet te gaan studeren, want je hebt ook dan geen baangarantie. Ik ben bang dat we met de combinatie BSA en een studielening dezelfde kant op gaan.

Spelregels

De redactie waardeert het als je onder je eigen naam reageert.

  1. Comments worden door de redactie gemodereerd. 's Avonds en in het weekend gebeurt dat niet standaard, en kan het dus langer duren voor je opmerking online komt.
  2. Houd het netjes, beschaafd, vriendelijk en respectvol. Niet vloeken of schelden.
  3. Dwaal niet af van het onderwerp (blijf ‘on topic’).
  4. Wees kort, duidelijk en maak een punt.
  5. Gebruik argumenten, geen uitroepen.
  6. Geen commerciële boodschappen.
  7. Niet op de persoon spelen.
  8. Niet discrimineren, aanzetten tot haat of oproepen tot geweld (ook niet voor de grap).
  9. Van bezoekers die een reactie achterlaten op de site wordt automatisch het IP-adres opgeslagen.
  10. De redactie geeft reacties die dreigende taal bevatten door aan de veiligheidscoördinator van de Hogeschool Rotterdam.

Lees hier alle details over onze spelregels.

Aanbevolen door de redactie

Back to Top