Bormans over Keuzegids: ‘Ik vind niet dat we gefaald hebben’
Gepubliceerd: 13 October 2017 • Leestijd: 5 minuten en 2 seconden • Nieuws Dit artikel is meer dan een jaar oud.De HR krijgt een ongekende veeg uit de pan van de Keuzegids. Waarom valt collegevoorzitter Ron Bormans, die de Keuzegids hier belangrijk maakte, juist nu de Keuzegids aan?
De Keuzegids hbo 2018 bracht geen goed nieuws voor de Hogeschool Rotterdam. Een recordaantal opleidingen kreeg twee weken geleden een ‘onvoldoende’: bijna de helft van alle HR-opleidingen scoort in de laatste gids benedengemiddeld. Van de 64 beoordeelde opleidingen halen twintig opleidingen een laatste plaats ten opzichte van zusteropleidingen in het land. Daar staan vier eerste plaatsen tegenover.
Een signaal om serieus te nemen, zegt Bormans, maar in zijn blog opent hij vier dagen na het nieuws ook de aanval op de Keuzegids. Hij wil een publiek debat over de waarde van ranglijstjes. En hoe eerlijk zijn de methoden en algoritmes van de Keuzegids zelf eigenlijk?, vraagt hij zich af.
De blog schiet studenten, medewerkers en docenten in het verkeerde keelgat. Wel taart voor de drie Keuzegids-topopleidingen op de HR en tegelijk twijfel zaaien over de algoritmes? Is dat geen dubbele boodschap?
Blog I Ontmoeting 100 | Hoogste tijd voor publiek debat over geldigheid en betekenis van ranglijstjeshttps://t.co/5Qvlcjh3Vb
— Ron Bormans (@ronbormans1) October 2, 2017
De collegevoorzitter is geadviseerd niet ten strijde te trekken tegen de Keuzegids nu de hogeschool er zo slecht in staat, maar dat advies heeft hij naast zich neergelegd: ‘Dat is inderdaad kwetsbaar, omdat mensen snel, te snel, de conclusie trekken dat je dat juist doet omdat je vierde van onderen staat. Maar ik doe het omdat ik de obsessie met lijstjes wil tegengaan. Dat ranglijstjes gezien worden als absolute kwaliteitsoordelen, is een groot kwaad. Overigens heb ik evenveel reacties gehad van mensen die het met me eens zijn dat het fenomeen Keuzegids met zijn lijstjes onderwerp moet worden van publiek debat. Die zien dat het uiteindelijk gaat om het verhaal achter de cijfers.’
En is dit dan een geschikt moment om daarover te beginnen?
Bormans: ‘Ik ben hier degene die het belang van de Keuzegids heeft geïntroduceerd als cijfer waarmee we onze gesprekken over kwaliteit kunnen aanscherpen. Waarom heb ik dan niet het recht om te eisen dat we dat op een geldige, betrouwbare en valide manier doen?
‘Ik snap dat mensen kritiek hebben op het moment waarop ik deze discussie voer. Ik hoor van verschillende kanten dat het niet verstandig is, maar dat klinkt dan weer zo berekenend. En dan laat je dus gebeuren dat mensen die hier hun best doen, aangeslagen door de gangen lopen vanwege zo’n Keuzegids? Dan denk ik: daar ga ik eens even lekker voor staan. Iedereen denkt maar te kunnen beweren dat we geen goede hogeschool zijn. Nou, dat vind ik niet. Wij zijn niet slechter dan andere hogescholen. Ik heb genoeg andere hogescholen van binnen gezien, er zelfs leiding aan gegeven. Wij zijn even goed. Daarvoor steek ik mijn hand in het vuur.’
Ook al heb je honderd procent gelijk over de kwalijke invloed van ranglijsten of over problematische algoritmes van de Keuzegids, misschien gaan de verbaasde reacties helemaal niet over de Keuzegids zelf, maar is er vraag naar een leider die verantwoordelijkheid neemt voor een Keuzegids die bij sommigen inslaat als een bom.
‘Deze leider zoekt de nuance. Ik ben hard over wat er niet goed gaat. Maar ik voel ook de verantwoordelijkheid om de mensen die het wel goed doen uit de wind te houden.’
Dat doe je toch juist door alle ellende en verantwoordelijkheid naar jezelf toe te trekken?
‘Dat doe ik ook. Ik constateer dat we opleidingen hebben die onacceptabele kwaliteit leveren. Die moeten het beter doen, soms veel beter. Het college van bestuur heeft daarover concrete afspraken gemaakt met de directeuren van de instituten. Daar sta ik voor en daar kun je me op aanspreken.
‘Maar ik probeer het kwaliteitsbeeld neer te zetten als gevarieerd. Ik ben ook trots op wat we goed doen, op ons onderwijs en onderzoek, op onze toonaangevende associate degrees, op een aantal mooie masters en op onze inspanningen om bijvoorbeeld de doorstroom van mbo naar hbo te verbeteren. Voor dit gevarieerde kwaliteitsbeeld ben ik eindverantwoordelijk. Daar sta ik voor.’
Heb je gefaald?
‘Ik vind niet dat we gefaald hebben. En nogmaals: Ik ben eindverantwoordelijk voor het gevarieerde kwaliteitsbeeld dat Hogeschool Rotterdam laat zien.’
In 2013 zei je bij je aantreden dat de hogeschool het ‘niet goed genoeg’ deed. ‘Veertig procent van de bacheloropleidingen scoorde in de laatste Keuzegids onvoldoende’, was destijds je oordeel. Dit jaar is die score bijna vijftig procent en zeg je in je blog: ‘Een hogeschool die gedurende vijf jaar op rij een hogere studenttevredenheid heeft gehad, met afgelopen jaar een klein dipje.’ Hoe is dat te rijmen?
‘Beide stellingen zijn correct. De hogeschool heeft de afgelopen jaren stappen voorwaarts gezet waar het gaat om studenttevredenheid, de belangrijkste parameter in de gids. Daar mogen we trots op zijn. Tegelijkertijd hebben veel andere hogescholen die stappen óók gezet. Daardoor doen we het absoluut gezien beter, maar relatief gezien niet.’
Tegenstellingen
Bormans probeert een ingewikkelde boodschap over het voetlicht te brengen. Hij kan filosofisch zijn over de algoritmes achter de scores van de Keuzegids en tegelijk verkondigen dat alleen al het feit dat een opleiding onderaan de ranglijst staat een reden is om maatregelen te nemen. Zo schreef het bestuur in een gezamenlijke verklaring met de directeuren(inlog-link via intranet HR): ‘Hoewel onze eigen kwaliteitsindicatoren niet in alle gevallen aanleiding zijn om in te grijpen, is zorgvuldigheid gepast met betrekking tot de reputatie van onze opleidingen en is ingrijpen aan de orde.’
Bormans kan trots en teleurstelling in een paar zinnen verenigen. ‘Ik wil geen namen noemen, maar er zijn opleidingen met een slechte score die het gewoon niet goed doen. Die niet leveren. Daar heb ik me intern hard over uitgesproken. Tegelijkertijd zijn er opleidingen met een lage score waarvan ik zie dat ze goed werk verrichten.’
Vechtlust en verdriet: ‘Dat we opleidingen in huis hebben die niet zijn zoals het hbo zouden moeten zijn, tast mijn humeur behoorlijk aan. Ik heb echt een rotweek gehad na het verschijnen van die Keuzegids, maar mijn emotie moet omgezet worden in handelen. Dingen zijn niet leuk, maar ik ben van de afdeling ‘kom op, door naar de volgende ronde’. Dat is misschien hard, maar ik ben dan ook hard voor mezelf.’
Studenten verdienen beter
Is het goed genoeg? Zijn er studenten op de hogeschool die ondermaats onderwijs krijgen? Ook hierover is Ron Bormans niet ondubbelzinnig. Hij wijst er in zijn antwoord op dat het onderwijs aan de wettelijke eisen voldoet, dat het een maatschappelijke en economische rol vervult, dat de hogeschool en haar docenten hard werken aan onderwijsverbeteringen. Ja, concludeert Bormans: ‘Studenten krijgen waar voor hun geld, maar sommigen verdienen op korte termijn beter.’ Welke studenten, van welke opleidingen en op welke termijn? ‘Kijk naar de verklaring die het bestuur samen met directeuren heeft doen uitgaan’, zegt Bormans. Verder wil hij het niet toelichten.
Uit de gezamenlijke verklaring valt wel iets op te maken: Bormans kondigt strenge bemoeienis aan voor sommige teams. Zo is voor opleidingen die echt zware onvoldoendes halen de ‘eerdere systematiek van de zogeheten Focus-opleidingen van toepassing’. Dat betekent dat ze extra ondersteuning krijgen van college, directie, bedrijfsbureaus en diensten. En ze moeten maandelijks rapporteren over hun voortgang.
Tegelijkertijd blijft het bestuur hameren op het belang van opleidingsteams die zelf het heft in handen nemen. Dat is volgens het bestuur wat de ‘goed’ tot ‘zeer goed’ beoordeelde opleidingen zo succesvol maakt. In ‘de professionele kwaliteit’ van die opleidingsteams wil het bestuur ‘diepte-investeringen’ doen, maar dat zal tijd kosten.
Tekst: Olmo Linthorst
Fotografie: Frank Hanswijk
Vreemde reactie van de voorzitter. Ik herinner me nog goed de ( mijne) opmerkingen over deze gids een asntal jaren geleden. Toen was het cijfer echter (zalig)makend en onderwerp van de kwaliteitsanalyse. Voortschrijdend inziccht zullen we maar zeggen. Heel goed. Getallen doden de verbeelding en maakt creatieviteit in het onderwijs totcalculerende trucjes laten vertonen.
Zolang dat instituut bestaat is er al een probleem met de kwaliteit van het onderwijs. Goede docenten en slecht management. Goede docenten staan voor hun vak en kiezen voor doceren, slechte docenten worden managers en vrijwel altijd slechte managers. Dat zal nooit veranderen!
Het zal mij niks verbazen als er op een bepaald economies instituut slecht resultaat is behaald meede door een lokaalen tekort en een tekort aan docenten tijdens 2016-2017. Kan mij niet voorstellen dat tussen uren van 3/5 uur positief helpen in het beoordelen, of 4 weken lang geen les omdat er geen docenten beschikbaar zijn en wel in dat blok het tentamen moeten maken…….
De lage score verbaast mij niet.
Mijn opleiding(Informatica) is in ieder geval wel gefaald. Eerste jaar meerdere tentamen afgelast door de domste fouten(examen meegekregen met alle antwoorden o.a), leraren tekort, project/studie plekken zijn vaak schaars, steeds voorkomende organisatie problemen(lokalen die bezet zijn door een andere les, ingepland zijn in een lokaal voor 2 klassen terwijl er 3 zijn). Ik raad het anderen dan ook aan om Informatica bij een andere Hogeschool te studeren om hun deze moeite te besparen.
Na meer dan 30 jaar ervaring in de scheepvaart, waarvan 16 jaar voor de klas (HBO Marof) kan ik een ding met zekerheid zeggen: een spilfunctie in de hele opleidingstructuur is de opleidingsmanager ( je mag verwachten dat zo een persoon uit het vak zelf afkomstig is, zich faciliterend opstelt naar het docententeam en tijd neemt om veranderingen in het vak bij te houden of laat bijhouden en deze laat toekomen aan het docententeam). In heel veel gevallen is zo een opleidingsmanager alleen maar bezig met rendementsvraagstukken waardoor een vakdocent zich na enige tijd ziet staan voor een te grote klas, met een boekwerk in de Engelse taal, te weinig tijd om kwaliteit te leveren en met de mondelinge opdracht 70% tentamenrendement te halen ongeacht de modulewijzer voor dat vak die de docent zelf geacht wordt te schrijven met klasgrootte, aan te schaffen boekwerken en benodigde tijd. Ga je er tegenin dan is de transitieregeling de manier iemand voor de klas te krijgen die er niet tegen gaat. ( Ook het feit dat de gemiddelde doorgangstijd van een opleidingsmanager bij de HR ongeveer 3 jaar is, spreekt boekdelen: die spagaat tussen kwaliteit en rendement is blijkbaar niet langer vol te houden). , , , , , ,
3e zin ” . . ..die er niet tegen gaat……” moet zijn ” … die er NIET tegen in gaat . . . .”
Hoe zou men intern al kunnen zien dat een opleiding faalt in kwaliteit ? Door management wordt gestuurd op rendement – is dat op een rigide wijze doorgedrukt dan ziet men eeen curriculum met afzonderlijke modulen die (bij voorkeur) afgesloten zijn met een 70% slagingspercentage waarbij de kennis opgedaan bij die modulen niet meer terugkomt in het vervolg van de opleiding. De stageopdrachten zijn niet diepgaand en de afstudeeropdracht doet al helemaal geen recht aan de totale opgedane kennis uit de voorgaande jaren. Hoe ziet men intern dat een opleiding niet faalt in kwaliteit ? De vakken in voorgaande modulen komen terug in de vervolg jaren van de studie, echter in een steeds hogere moeilijkheidsgraad: de Dublin-descriptoren puur sang toegepast en zoals deze bedoeld zijn. de stageopdrachten zijn diepgaand en de afstudeeropdracht doet recht aan de totale opgedane kennis of volgt uit de stageopdrachten waavan een deel niet geheel naar genoegen is gedaan. Wat je vaak ziet is plukjes kennis bijeengebracht via projectonderwijs gedurende het eerste studiejaar, veel keuzeonderwijs in de vervolgljaren, minimale stageopdrachten en een afstudeeropdracht op het lijf geschreven van de betreffende student zonder al te veel raakpunten met het curriculum. Los zand dus en een beroepsdiploma onwaardig. Men zou van de 22 standaardbachelor opleidingen die Nederland kent toch veel meer kwaliteit mogen verwachten; zouden tenminste leidraad moeten zijn voor de honderden overige niet standaardbachelor opleidingen. Noblesse oblige.